De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2189 Aan hertog Willem van Kleef
| |
Erasmus van Rotterdam groet de zeer illustere vorst Willem, hertog van Kleef, Gulik, en Berg, graaf van Mark en Ravensberg etc.Zeer illustere vorst, in uw jonge jaren mocht u Konrad Heresbach, een volmaakt iemand,Ga naar voetnoot2. tot groot voordeel van het algemeen belang als uw leermeester hebben. In zijn brieven aan mijGa naar voetnoot3. heeft hij uw aangeboren geleerdheid en tegelijk uw godsdienstigheid vaak zo beschreven dat, als ik verscheidene maanden dagelijks met u was omgegaan, u mij niet beter bekend zou zijn. Vanwege zijn bijzondere genegenheid jegens u waarvan zijn brieven overal zijn bezield, probeerde dezelfde man met grote toewijding en veel argumenten gedaan te krijgen dat ik met een of ander literair werk u bij uw vastberaden loop over verreweg de mooiste renbaan zogezegdGa naar voetnoot4. de sporen zou geven en andere jongelieden van hoge afkomst zou uitdagen zo'n succesvol voorbeeld na te volgen. Voor deze taak schrok ik allerminst terug, in- | |
[pagina 283]
| |
tegendeel, ik beschouwde de aansporing als een weldaad. Maar dat ik deze taak een paar jaar heb uitgesteld, had geen andere reden - u moet mij geloven - dan dat zich geen onderwerp aandiende dat in enig opzicht met uw waardigheid in overeenstemming leek te zijn. Want Heresbach stelde zijn woorden zo op dat bleek dat hij niet met elk geschenk tevreden zou zijn. Omdat zich niets bij mij aandiende zoals ik wilde, begon ik mij uiteindelijk te schamen voor wat ik had beloofd. Ik dacht dat ik bepaalde arme maar listige protegés navolgde die, omdat zij hun beschermheren een enorme som geld verschuldigd zijn en die nog niet kunnen terugbetalen, hen met enkele geschenkjes uit hun tuin paaien in de hoop dat ze de uitgestelde betaling met meer geduld verdragen. Op deze wijze maken ze duidelijk dat het bij de middelen niet ontbreekt aan goede wil, maar dat het bij de goede wil aan middelen ontbreekt. In Italië had ik een werk De copia verborum ac rerum ontworpen.Ga naar voetnoot5. Daar had ik een voorbeeld aan toegevoegd van een onderwerp dat zo kort mogelijk was samengevat en hetzelfde onderwerp dat wat uitvoeriger en met meer verfraaiing was behandeld. Degene aan wie ik dit deel in Rome had gegeven om het te kopiëren, gaf mij het verminkt en meer dan gehalveerd terug zodat het restant voor mij zonder nut overbleef. Daarna vroegen geleerde vrienden mij herhaaldelijk om dit werk ter stimulering van de studies die al aan betekenis leken te verliezen, te voltooien. Hoewel ik innerlijk een sterke weerzin voelde heb ik mij er toch toe gezet het werk opnieuw ter hand te nemen en af te maken, nadat ik de verdeling had bekeken die de thema's voor de volledige inhoud als zuilen bevatte. Stelt u zich voor dat dit een geschenk is dat uit kersen bestaat. Ik heb er twee werkjes bijgevoegd die nooit eerder waren gepubliceerd.Ga naar voetnoot6. Verbeeld u zich dat dit twee kweeperen zijn, uit een armoedige tuin gekozen. Deze geschenkjes van het land geef ik, hoogedele jongeman, niet omdat ik hiermee van mijn toezegging bevrijd wil zijn, maar om u te verzekeren dat de wil aanwezig is mij hiervan te bevrijden. Maar welwillende schuldeisers plegen minder diegenen aan te spreken die herhaaldelijk door als het ware zichzelf aan te spreken in het openbaar bekennen dat ze een schuld hebben. Zij die dit verbergen, maken de indruk aan een ontkenning te denken. Ik had trouwens deze zaak beter tegenover Heresbach kunnen verdedigen die mij op grond van mijn toezegging voor het gerecht kon dagen. Maar ik wilde dat liever bij u doen omdat ik wist dat u in een persoonlijke aangelegenheid voor mij eerlijker zou zijn dan hij in de aangelegenheid van een ander. Want hij is u zo toegenegen en zet zich zo in voor uw belangen, uw eer en uw waardigheid dat hij, zo hij dat ergens zou kunnen, | |
[pagina 284]
| |
bij het behartigen hiervan zijn aangeboren bescheidenheid lijkt op te kunnen geven. Zet daarom, zeer doorluchtige vorst, die schitterende wedstrijd verder voort zodat hij uwe hoogheid met de beste vakken glans verleent en u zijn geleerdheid glans verleent door de verhoging van uw status en van uw verheven positie. Ik zal geen moeite doen het werkje bij u aan te bevelen. Ik zeg alleen dat het nieuw en helemaal mijn werk is, vervolgens dat het leert om veel in een paar woorden samen te vatten. Deze wijze van spreken past bij niemand beter dan bij de belangrijkste vorsten. Eén voorbeeldGa naar voetnoot7. heb ik zelf gegeven, meer zijn er bij de heilige AugustinusGa naar voetnoot8. te vinden. Soms vat hij een psalm buitengewoon kort samen die hij vervolgens met een enorme overvloed aan onderwerpen en woorden bespreekt. Ten slotte merk ik op dat deze onderwijsmethode bij uitstek geschikt is voor kinderen van vorsten, want hoewel zij het meest van iedereen een juist onderricht nodig hebben, dient men hen niet anders dan in de vrije kunsten op te voeden. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 1 juli 1529 |
|