De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
2176 Aan Jan Antonin
| |
[pagina 246]
| |
geneest, laat doodgaan en doet leven. In je vroomheid schrijf jij je onheil aan je zonden toe. Want geen enkele sterveling is vrij van elk vergrijp. Overigens brengt de Heer dergelijke rampspoed niet altijd toe om zonden te bestraffen, maar beproeft hij met dergelijke methoden herhaaldelijk het geloof en de naastenliefde van zijn mensen. Hiermee bezorgt hij hun een mogelijkheid om vroomheid te beoefenen met de bedoeling zijn vrienden glorievoller te kronen of anderen een voorbeeld te geven, waarmee hij laat zien dat iemand die vol vertrouwen de Heer om hulp heeft gevraagd, bij geen enkele ramp hoeft te wanhopen. Jona riep uit de buik van het zeemonster en is aan het daglicht teruggegeven. De redding door God is dan het meest nabij wanneer de hoop op menselijke hulp het kleinst is. Hij werd gered en met een gezang verheerlijkte hij Gods barmhartigheid.Ga naar voetnoot6. Jij koestert ook vrome gedachten omdat je niet wilt zwijgen over de grote barmhartigheid van je heiland tegenover jou. Hij is gerechtvaardigd in zijn woordenGa naar voetnoot7. en heeft gedaan wat hij heeft beloofd. Want zelf zei hij via de profeet Joël: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal behouden blijven.’Ga naar voetnoot8. Door de mond van de psalmist sprak hij: ‘Hij zal naar mij roepen en ik zal hem antwoorden; ik ben bij hem in de benauwdheid, ik zal hem redden en roem bezorgen.’Ga naar voetnoot9. Daarom vereren wij, mijn beste Antonin, de buitengewone goedertierenheid die de Heer jou heeft betoond. Wij danken hem omdat hij voor ons een vriend die dierbaarder is dan ons leven, heeft genezen, en vooral omdat hij in jou ons heeft gered die in even groot gevaar verkeerden. De onophoudelijke goedgunstigheid van de eerwaarde bisschop van KrakauGa naar voetnoot10. tegenover jou is mij zo dierbaar dat, als hij mij een rijke prebende had geschonken, hij mij minder aan zich had verplicht dan met zijn genegenheid voor jou. Een man die geboren is om in het openbaar en privé iedereen te helpen! Moge de Heer die alle vroomheid beloont, hem beloningen geven die met zijn verdiensten in overeenstemming zijn. En moge hij jouw uitmuntende echtgenote, die zelfs niet door een ziekte die wreder is dan de dood, van haar echtgenoot kon worden losgerukt, als beloning voor haar doorstane ellende een overvloedige blijdschap als rente geven. Wees hierna opgewekt, mijn beste vriend. Door Gods hulp is de storm verdwenen, door zijn goedertierenheid zal er aangename rust op volgen. Houd je slechts verre van al te heftige zorgen of activiteiten die niet gelegen komen of te veel van je vergen, totdat je gezondheid haar oude kracht heeft teruggekregen. | |
[pagina 247]
| |
Ik heb gelezen dat sommige mensen die door verdriet waren overmand, onmiddellijk hun laatste adem hebben uitgeblazen nadat zich plotseling iets vreugdevols had voorgedaan. Van dit gevaar was ik niet zo ver verwijderd, als Johann Henckel niet een poos geleden met zijn briefGa naar voetnoot11. enige hoop op je genezing had laten zien en als kort daarop onze vriend Justus niet had geschrevenGa naar voetnoot12. dat je geheel en al van de ziekte was bevrijd, maar je krachten nog niet volledig waren hersteld. Moge de Heer die jou aan het leven heeft teruggegeven, met zijn kracht al jouw geestelijke en lichamelijke voorspoed bestendigen. Ik zou willen dat je, mijn beste Antonin, alle bezorgdheid over mij laat varen. Midden in de winter woedde er in Bazel een enorme brand. Ik zag gewapende groepen door de straten heen en weer rennen. Maar geen sterveling is getroffen en niemands huis is geplunderd. Men is alleen zo hevig tegen beelden en schilderijen van heiligen tekeergegaan dat ze zijn vernietigd.Ga naar voetnoot13. De brief van de bisschop van SzerémGa naar voetnoot14. zal ik beantwoorden als ik wat vrije tijd heb.Ga naar voetnoot15. Degene aan wie ik deze brief toevertrouw,Ga naar voetnoot16. gaat trouwens niet naar Krakau. Moge de Heer Jezus jou, mijn zo dierbare vriend, met je allerliefste echtgenote in goede gezondheid laten leven. Freiburg, 9 juni 1529 |
|