De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
2134 Aan Alonso de Fonseca
| |
[pagina 146]
| |
de genadige God ons heeft gestuurd om onze zwakheid te versterken. De smaad die mij persoonlijk is aangedaan, vormt trouwens het kleinste deel van mijn verdriet. Hoe weinig schade zal het mensdom oplopen als Erasmus, zoveel als hij waard is, bij de mensen tot niets wordt teruggebracht! Maar wat mij erg pijn doet is het feit dat bij de meeste christenen zoveel goddeloze verdorvenheid wordt aangetroffen, vooral bij diegenen die de onnozelheid van eenvoudige lieden smaak dienden te geven.Ga naar voetnoot4. Want ik zie geen enkel hoopvol teken dat de wereld tot eendracht in de kerk terugkeert, tenzij wij van onze menselijke verlangens afstand doen en in eensgezindheid ons op de zaak van Christus toeleggen. Als dit succes heeft zal ik zonder moeite ophouden mijn lot te betreuren. Ik ben in ieder geval blij dat de storm enigszins is bedaard en ik besef terdege hoeveel ik aan uw godsdienstigheid en wijsheid te danken heb, hoewel mijn tegenstanders nooit zullen zwijgen en bij iedere gelegenheid opnieuw onrust zullen stoken. In Parijs hebben zij als verdediger een zekere Saulus,Ga naar voetnoot5. dat wil zeggen een oproerkraaier, een man die zo weinig geleerd is dat hij gezond verstand mist, maar geboren om dergelijke tragedies te veroorzaken. Het verheugt mij bijzonder dat mijn ApologiaGa naar voetnoot6. bij u niet helemaal in verkeerde aarde is gevallen. Ik meende dat ik mijn gematigde houding voor u aanvaardbaar zou maken, wanneer u nagaat wat zij met hun dwaasheid verdienen. Wie heeft ooit gezien dat dergelijke artikelenGa naar voetnoot7. aan zulke personen worden voorgelegd? De volledige AugustinusGa naar voetnoot8. is met de grootste eer voor hem succesvol gereedgekomen; hij zou tijdens deze lentemarkt zijn verschenen, als een hardnekkige samenzwering van werkliedenGa naar voetnoot9. geen vertraging had veroorzaakt. Toch zal hij binnen twee maanden gereedkomen. Ik zal ervoor zorgen dat u hem zo snel mogelijk in handen krijgt omdat hij niet zonder reden bij u altijd zo geliefd was. Want hij bezit als enige alle gaven van een christelijke schrijver, ijverig in zijn onderricht, gloedvol in zijn weerleggingen, vurig in zijn aansporingen, vriendelijk als hij troost; overal is hij vroom en getuigt hij van een waarlijk christelijke zachtmoedigheid. De rest van uw brief spoort mij met veel argumenten aan of dwingt mij | |
[pagina 147]
| |
liever gezegd de kerk niet in de steek te laten omdat zij door zoveel sekten en meningsverschillen in gevaar verkeert; en dat met name in Duitsland, waar onder de vaandels van zijne keizerlijke majesteit de christelijke godsdienst bij uitstek diende te floreren. Hoe nadrukkelijker u dit doet, des te meer ben ik op de godsdienstigheid van uw geest gesteld, want ik zie dat u, zoals een grote bisschop betaamt, de waardigheid en rust van de kerk serieus ter harte gaan. En ik herken een niet alledaagse welwillendheid tegenover mij, die u ervan heeft overtuigd dat ik van iedereen het meest geschikt ben voor deze taak; zelfs zo, dat u zich verder niets aantrekt van die gebruikelijke verontschuldigingen dat mijn krachten afnemen. Ik zou willen dat we zoals we het directe gevaar voor de kerk waarnemen - zelfs niet meer een gevaar, maar grotendeels de ondergang - evenzo een kant en klare, doeltreffende remedie zagen. In deze ongehoorde beroeringen meen ik de hand van God te herkennen. De toestand lijkt al aan de macht van mensen te zijn ontstegen. Toch heb ik hierdoor niet alle hoop laten varen omdat ik heel goed weet dat Gods hulp vooral in de meest bedroevende omstandigheden pleegt te komen. Wij zouden, of ik moet mij vergissen, deze hulp op korte termijn merken als wij met eensgezinde verlangens onze toevlucht bij Gods barmhartigheid zochten en besluiten namen die Christus waardig zijn. Nu doet de een dit, de ander dat. Ik zie hier bijna niemand die erover denkt zijn leven ten goede te veranderen, maar ik merk dat de meeste mensen slechter worden - om maar niet te spreken van de hardnekkige verbittering van de vorsten, bij uitstek een ramp voor het christendom. Maar wat mijn aandeel betreft: om die reden wordt ook door belangrijke mensen herhaaldelijk een beroep op mij gedaan. Sommigen van hen heb ik eerder naar waarheid geantwoord dan tevredengesteld. Maar de aard van de zaak is zo dat het voor mij niet veilig is alles aan het papier toe te vertrouwen en dit voor de zaak ook niet bevorderlijk is. Het tekortschieten van mijn krachten zou ik u met veel en belangrijke getuigen kunnen bewijzen, namelijk Zúñiga, Latomus, Béda, Cousturier en ten slotte LutherGa naar voetnoot10. zelf. Maar ik wil mij tegenover zo'n grote held als u bent niet strijdlustig opstellen. Het mag zijn dat ik zoveel welsprekendheid, geleerdheid, gezag en aanzien heb of heb gehad als deze zaak verlangde, maar men heeft mij althans daarvan nooit kunnen overtuigen en dat kan men nog steeds niet. Zodra dit kwaad wortel begon te schieten, absoluut onder groot applaus van de hele wereld, heb ik daarom als eerste,Ga naar voetnoot11. alsof ik het voorgevoel had dat de zaak tot vreselijke beroeringen zou leiden, mij van deze gevaarlijke zaak verre gehouden, hoewel zij toen bijzonder veel bijval kreeg, en heb ik dege- | |
[pagina 148]
| |
nen die ik als mijn dierbaarste vrienden beschouwde daarvan afgehouden. Toen dit kwaad nog verder de kop opstak zijn daarna monniken door wier toedoen de eerste delen van dit toneelstuk zijn opgevoerd, met zulke methodes tegen mij opgetreden, dat zij mij liever in het kamp van Luther wilden duwen dan tegenover hem stelling te nemen. Het zou erg lang duren om uit te leggen wat er zoal gebeurde. Toen ik bij mezelf naging dat de kerk grotendeels was vervallen tot een farizeïsme dat ik toch boven deze verwarrende omstandigheden verkoos, toen ik mij vertwijfeld afvroeg wat de goddelijke voorzienigheid via de geest van Luther wilde bereiken - want hij leek mij tot dan toe een goed iemand die uit woede over de misstanden met toewijding aan de vroomheid te werk ging, weliswaar nogal onbeheerst, maar toch zo dat men hem binnen de perken kon houden - toen ik bovendien zwak als ik ben mij vergeleek met de duizenden theologen die door de praktijk van vele jaren in dit strijdperk volmaaktheid hadden bereikt, onder wie er enkele zijn die een hoge positie in de kerk bekleden, hebben daarna om eerlijk te zijn enige scrupules mij ervan weerhouden om door onverstandig te handelen mij tegen de goddelijke wil te verzetten of de zaak van de godsdienst te verzwakken, als ik mij hiervoor had ingezet - want ik ben om veel redenen hiervoor niet geschikt. Dat was toen mijn mening en nu ben ik haar zelfs veel meer toegedaan; ik denk niet dat ik word misleid. Want het is één ding kanttekeningen te maken bij Hieronymus om een weinig geschoolde lezer te helpen, en aantekeningen op de tekst van het Nieuwe Testament om beginners te verlokken hoe dan ook kennis te maken met de Schrift. Het is iets anders met steun van de Heilige Schrift die leerstellingen te verdedigen, waarmee de zaak van de christelijke godsdienst staat of valt indien zij worden aanvaard of afgewezen. Niettemin heb ik mij om te voorkomen dat alle tijd aan ruzies en gevechten met monniken werd besteed, naar Bazel begeven om tenminste iets tot stand te brengen dat voor de algemene bestudering van de letteren of de godsdienst van nut kon zijn. De feiten zelf roepen luidkeels dat ik daar niet altijd heb zitten slapen. Toch heb ik mij intussen niet als een volledig zwijgende toeschouwer bij dit toneelstuk gedragen. Met gesprekken, brieven en ook met de publicatie van boeken heb ik veel mensen teruggeroepen, afgeschrikt of in ieder geval tot matiging aangespoord. Vervolgens ben ik openlijk met Luther slaags geraakt;Ga naar voetnoot12. zijn giftige projectielen heb ik met mijn borst naar hem toegewend opgevangen; voor zover ik kon heb ik ze gepareerd of zelfs naar hem teruggeworpen. Dat heb ik aangedurfd in een deel van Duitsland dat Luther gunstiger gezind was dan Wittenberg zelf, waar het voor mij veiliger was geweest met hem een gevecht aan te gaan dan hier. Hoeveel resul- | |
[pagina 149]
| |
taat ik heb geboekt, weet ik niet. Hoe fanatieker hier iedereen de sekten aanhangt, des te heviger is zonder twijfel de haat waarmee hij mij tegemoet treedt; ik heb het ook over degenen die ik vroeger als mijn dierbaarste vrienden beschouwde. Ik zou dit met meer berusting verdragen als het niet zo was dat de tegenpartij intussen volstrekt niet minder heftig tegen mij persoonlijk tekeerging, ja zelfs heel wat vijandiger optrad, nadat ik op de slagorde van Luther tweeGa naar voetnoot13. aanvallen had uitgevoerd, alsof juist het feit dat ik ter wille van hen geen ketter wil zijn hen ergert. Dat zijn nu de vrienden voor wie ik strijd: ze hebben liever dat het schip in groter gevaar verkeert nadat ik overboord ben gegooid dan dat het door mij onbeschadigd en veilig de haven wordt binnengebracht. Bovendien is het voor de meesten niet voldoende dat goddeloze leerstellingen worden afgewezen, als niet alles wat zij tot nog toe hebben ingebracht zogezegd met de witte meetlatGa naar voetnoot14. wordt goedgekeurd. Maar zelfs dat is nog niet genoeg: het touw wordt in tegengestelde richtingen getrokkenGa naar voetnoot15. en aan hetgeen al te buitensporig is wordt zelfs iets toegevoegd. Dit hele genre leerstellingen is meestal gebaseerd op bepaalde uitspraken van scholastici, die zo vaak van ons verlangen dat wij dezelfde woorden hanteren die zij plegen te gebruiken, hoewel ook hierover tussen de scholen een groot meningsverschil bestaat. Ik zag dat om de werken van Latomus, Hieronymus,Ga naar voetnoot16. Cousturier en Béda hier alleen maar werd gelachen en zelfs de aanhangers van de nieuwe leerstellingen werden aanmoedigd; ik merkte zelfs dat de boeken van John,Ga naar voetnoot17. bisschop van Rochester, een man op wie niets aan te merken valt, volledig over het hoofd werden gezien. Wat voor resultaat had ik na hen anders kunnen bereiken dan het opjagen van de horzels?Ga naar voetnoot18. Wat ik op eigen risico, zonder gevaar voor de zaak, kon doen, heb ik gedaan; ik heb in het geheim, openlijk, in het openbaar, privé, met woorden, geschriften en daden verklaard dat ik van de eenheid van de kerk geen strohalm breed wil wijken.Ga naar voetnoot19. Zelfs als ik ten slotte tegen hen met de pen ten | |
[pagina 150]
| |
strijde moest trekken zou ik dat op een andere plaats moeten proberen en kon ik dat niet zonder de steun van theologen. Hier was ik alleen en als ik een dergelijk werk had geschreven, zou geen enkele drukker het hebben durven uitbrengen. Zo groot was de opschudding die mijn werkjes De delectu ciborum en De confessioneGa naar voetnoot20. hadden veroorzaakt. ‘U had naar Leuven terug moeten gaan.’ zult u zeggen. Maar ik werd hier vastgehouden, zelfs nu nog, als gevangene van een heel wrede tiran - een niersteenGa naar voetnoot21. - zodat het bijna nooit mogelijk was een stap buiten de deur te zetten. En als mijn niersteen zou hebben toegestaan zo'n lange reis te ondernemen, weerhield dezelfde reden die mij ervan had overtuigd dat ik Brabant moest verlaten, mij daarnaar terug te keren.Ga naar voetnoot22. U zult de gunst van het hof naar voren brengen als verdediging tegen de inspanningen van mijn vijanden. Maar u hebt met al uw wijsheid gezien dat de schaamteloosheid van bepaalde smeerlappen daar niet voor zijne keizerlijke majesteit en het gezag van de bisschoppen wijkt. Van voorbeelden van anderen heb ik geleerd hoe onveilig het is hen enigszins te vertrouwen. Nergens is hun heerschappij sterker dan bij ons. De schone letteren hadden mij bij de Duitsers heel veel erkentelijkheid en enig gezag bezorgd. Maar plotseling is die erkentelijkheid in haat en het aanzien in minachting omgeslagen, zodra ik in het openbaar tegen hun gebruikelijke methoden durfde te protesteren. Ik die eerst ‘de ster van Duitsland’ en ‘de beschermer van de ware godsdienst’Ga naar voetnoot23. was, ben nu zoals men zegt met de duim naar benedenGa naar voetnoot24. BileamGa naar voetnoot25. en doctor ezel.Ga naar voetnoot26. Niettemin denk ik - om te voorkomen dat ik helemaal niets van de eigenschappen die u met uw hoge waardigheid mij toekent erken - dat ik redelijk vrij ben van eerzucht, persoonlijk verlangen en andere tekortkomingen, die het zaad voor de huidige ellende in de wereld hebben geleverd en evenzo de inzet van redmiddelen lijken te verhinderen. Tenzij ik mijzelf volstrekt niet ken zou ik niet aarzelen mijn arme lichaam aan het vuur over te geven, als ik de overtuiging had dat dit voor de kerk een groot voordeel zou inhouden; voor mijzelf zou ik dit niet als een zwaar verlies beschouwen. Want wat | |
[pagina 151]
| |
heeft ten eerste mijn leven om ijverig na te streven overeenkomstig het verlangen van het vlees? En ten tweede, ook al heeft mijn leven iets dat aangenaam is, hoe weinig, vraag ik u, kan er nog overblijven, ook als het niet door enig ongeluk wordt afgebroken? Maar de situatie is nu zo geëscaleerd dat alles wapengeweld lijkt te voorspellen.Ga naar voetnoot27. Als dat het geval is, zal werkelijk gebeuren wat u schrijft, namelijk dat we een Duitsland hebben dat van alle landen het meest ongelukkig en verdorven is. Ik ben bijzonder bevreesd dat dit binnenkort geschiedt tenzij ik me in alles vergis. Beide partijen hebben zoveel kracht dat het onzeker is wie de overwinning zal behalen. Ook al behaalt juist de beste partij de zege, dan zal men hem niet verkrijgen zonder een geweldig verlies aan mensenlevens. Omdat de strijd met wapens wordt uitgevochten, is er voor mij geen plaats tenzij ik misschien de marteldood moet ondergaan. Ik zou dit niet afwijzen als de situatie dat zo verlangt. Om te voorkomen dat dit met te veel grootspraak gezegd lijkt te zijn, moet u dat opvatten als iets grappigs dat toch meer dan waar is. Ik denk dat Stephanus toen hij in één keer onder stenen werd bedolven, of Sebastiaan toen hij in één keer met pijlen werd neergeschoten, minder zwaar heeft geleden dan ik die al zoveel jaar door de tongen van hen die het vergif van slangen onder hun lippen hebbenGa naar voetnoot28. word gebeten - ik die van alle kanten met beledigingen word gestenigd. Door zoveel aantijgingen zou ik sneller van de gemeenschap van ware gelovigen worden weggetrokken als men mij op enigerlei wijze kon losrukken van het vertrouwen dat ik eenmaal op Christus, de bruid van de kerk, heb gesteld. Ik twijfel er niet aan dat het gerucht over de toestand waarin wij nu verkerenGa naar voetnoot29. u sneller zal bereiken dan deze brief. Ik moet van land veranderen en weet dat ik dat niet zonder levensgroot gevaar zal doen. Al zoveel jaren ben ik aan dit nest gewend. Maar Christus zal op een goede afloop toezien. Ik zal zorgen voor wat een ware gelovige past, namelijk dat de manier waarop ik mijn godsdienst beoefen belangrijker is dan de wijze waarop ik ongedeerd blijf. Want hier blijven, waar het niet is toegestaan de mis op te dragen en het lichaam van de Heer te nuttigen, is niets anders dan hetzelfde belijden als mijn tegenstanders. Oecolampadius heeft alle kerken in zijn macht. Monniken en kloosterzusters krijgen het bevel naar elders te verhuizen of hun gewijde gewaad weg te doen. In veel andere steden gebeurt hetzelfde. In de kerken gebeurt niets dat gebruikelijk is, behalve dat in sommige een prediker van deze geloofsrichting een keer preekt. Daarna zingen kinderen met | |
[pagina 152]
| |
vrouwtjes een psalm die met een Duitse melodie is gecomponeerd. Dit is nog maar het voorspel. Ik ben buitengewoon bang dat farizeïsme door heidendom wordt opgevolgd. Luther heeft enkele steden in handen die over de eucharistie nagenoeg dezelfde opvatting hebben als de kerk. Maar de tegenpartij heeft meer steden en zij lijkt er direct naar te streven het volledige priesterschap en kloosterleven compleet af te schaffen. Hoewel de wederdopers overal in groten getale voorkomen, hebben zij toch nergens een eigen kerk gekregen. Meer dan de anderen worden zij vanwege hun onbaatzuchtige levenswijze aanbevolen, maar door andere sekten ook onderdrukt, niet alleen door de orthodoxen. Ik bespeur dat veel joden en heidenen bij deze onlusten betrokken raken, van wie de eerstgenoemden Christus haten en de anderen helemaal niets geloven. Ik vermoed dat zij over een soort nieuwe volksregering nadenken en dat de hele onderneming wordt uitgevoerd met uiterst listige plannen van bepaalde lieden; nog niemand kent de bedenkers hiervan voldoende. Dit verloopt zo voorspoedig dat men zou zeggen dat de wil van de godheid wordt uitgevoerd, wiens eeuwige voorzienigheid soms de verdorvenheid van slechte mensen pleegt te misbruiken om zijn volk te verbeteren. Telkens als dit gebeurt, is er geen doeltreffender redmiddel dan daarin de hand van God te herkennen die tot boetedoening oproept, en door zijn leven te verbeteren Gods toorn in barmhartigheid te veranderen. Laten zij de sprinkhanen, de kikkers, de luizen en de zweren zijn,Ga naar voetnoot30. als wij maar geen farao's en Egyptenaren zijn. Het is niet aan mij over mensen die ik niet ken te oordelen. Hier heb ik onder de priesters en de monniken niemand gezien, die door deze stormachtige tijden een beetje ingetogener is gaan leven. Wij verlangen alleen maar naar wraak, alsof het menselijk is wat er gebeurt. Voorts herken ik in het feit dat u leerstellingen van een verdorven levenswijze scheidt, uw waarlijk christelijke wijsheid.Ga naar voetnoot31. Want als dat niet gebeurt zal er geen continuïteit in de opvattingen zijn, aangezien het nooit zo goed met de mensheid is gegaan en zal gaan, dat er geen enkele gerechtvaardigde klacht over de handelwijze van de meesten zal voorkomen. De stand van zaken veranderen is eenvoudig, ten goede veranderen is uiterst moeilijk. Maar wie zou niet die bijzondere en waarlijk vrome bescheidenheid van u koesteren, omdat u niet weigert dat men de levenswijze van mensen van uw stand kapittelt en verbetert, op voorwaarde dat degenen die door hun verdorven leerstellingen de gemeenschap van de kerk hebben verlaten, spijt krijgen en weer voor rede vatbaar zijn. Het klagen over de bisschoppen komt niet zoveel voor; het klagen over de paus van Rome en degenen die in zijn naam macht uitoefenen, gebeurt veel vaker. Maar het ernstigst zijn de | |
[pagina 153]
| |
klachten over monniken, vooral van de bedelordes. Het hart van de koningen is nu in Gods hand.Ga naar voetnoot32. Moge hij dit naar vreedzamere plannen richten zodra wij zijn barmhartigheid hebben verdiend. Intussen zullen wij, eenvoudige mensen, als het enige wat wij kunnen doen, met onophoudelijke beloften en gebeden de goedertierenheid van de Heer geen rust gunnen, in de hoop dat hij deze verwarde beroeringen een gunstiger afloop verleent. Toch zal intussen mijn toewijding niet afnemen als de Heer zich verwaardigt via mij, de laagste van iedereen, iets te ondernemen. In deze zaak was ik verplicht over wat nagenoeg het belangrijkst is te zwijgen. Maar toch dacht ik dat het tot mijn plicht behoorde aan een bisschop die zo'n grote vriend van mij is, mijn inzichten in deze kwestie tenminste gedeeltelijk voor te leggen. Voortaan zal ik ervoor zorgen dat allen beseffen dat het mij niet aan een eerlijke hart en een bereidwillige geest heeft ontbroken. De gift die u in uw goedheid spontaan aan de wedergeboren Augustinus wilde schenken,Ga naar voetnoot33. zal ik verdelen met degenen die door handschriften te collationeren (een lastiger werk bestaat niet) mij bij mijn onderneming enigszins hebben geholpen. Moge de Heer u voor ons in goede gezondheid laten leven. Bazel, 25 maart 1529 |
|