2131 Van Hieronymus Ricius
Linz, 23 maart 1529
Ik zou niet willen, meest gelukkige Erasmus, dat u mij als brutaal beschouwt omdat ik, een onbeduidend en ongeletterd mannetje dat met u geen vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt, mij niet schaamde mij met dit onbeholpen en onverzorgde briefje tot u te wenden, een goddelijk iemand, die door de hele wereld wordt geprezen en die niet alleen door alle stervelingen wordt geëerd, maar ook bij de hemelingen zelf bewondering oogst. Want ik vertrouw op uw enorme zachtmoedigheid en uw onvergelijkelijke vriendelijkheid omdat deze bij iedereen van mond tot mond gaatGa naar voetnoot1. en overal met de hoogste lofprijzingen wordt bezongen. Ik vond het dwaas deze brief die aan u was gericht en aan mij overhandigd,Ga naar voetnoot2. zonder iets van mijn eigen hand te verzenden. Ik zal zelfs de dag waarop mij van godswege de lang en vurig gewenste gelegenheid werd geboden u te schrijven, als winst beschouwen en met een parelGa naar voetnoot3. markeren. Niets dat aangenamer of gelukkiger is had mij kunnen overkomen. En als u van uw kant mij ook maar een enkele brief waard acht, denk ik dat ik in de hemel ben.
Het ga u goed, Linz, 23 maart 1529
DMDGa naar voetnoot4.
Aan de zeer beroemde meester als een zeer gehoorzame zoon,
Hieronymus Ricius
Proost in Trente, lijfarts van de koning
Aan de volmaakte uitlegger van goddelijke en menselijke letteren, de goddelijke Erasmus van Rotterdam, zijn meest achtenswaardige meester