De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2120 Van Johannes Cochlaeus
| |
[pagina 111]
| |
moeten sturen; maar ik betreur het veel meer dat je niet alleen met EppendorfGa naar voetnoot2. problemen hebt, maar ook met CarinusGa naar voetnoot3. die ik een tijd geleden in Frankfurt heb gezien. Trek je van dergelijke vijanden niets aan, vraag ik je, want wat kunnen ze jou aan schade toebrengen? Heel listig heeft Luther zich niet alleen laatdunkend over zijn minder belangrijke tegenstanders uitgelaten, zoals er naast mij veel in Duitsland zijn, maar ook over zijn grote vijanden. Intussen bleef hij bij het volk met zijn zaak bezig totdat hij het daar kreeg waar hij het wilde hebben. Sinds lange tijd bezit jij overal ter wereld zo'n grote reputatie dat de grootste geleerden haar niet kunnen verduisteren. Jij beschikt thuis over verscheidene dienaren en secretarissen die jouw eer tegen dergelijke praatjemakers uitstekend kunnen verdedigen, zodat het niet nodig is zelfs één uur vanwege hen te verliezen. Ken jezelf, vraag ik je, of herken liever de geschenken die God je heeft gegeven. Jij, voor wie alle geleerden hun hoofd buigen, dient je niet zo te verlagen dat je slaags raakt met duistere jongelieden die ten koste van jou op roem uit zijn.Ga naar voetnoot4. De wereld verwacht van jou veel verhevener prestaties die niemand anders kan leveren. Het is ver beneden je waardigheid dat je strijd levert of je inspant om andermans werken bij het drukken van fouten te ontdoen, omdat je van Godswege zo veel en zo overvloedig genade ontvangt om eigen werken te schrijven. Trek je alsjeblief niets aan van bepaalde kletsmeiers, of het nu Spanjaarden, Fransen of Duitsers zijn. Ga verder met het schrijven van nieuwe werken die niemand anders kan schrijven. Bij enkele psalmen heb je buitengewoon duidelijk laten zien tot hoeveel jij met je bloemrijke stijl en je geleerdheid in staat bent, wanneer je de Heilige Schrift heel uitvoerig behandelt en op verschillende manieren bijzonder uitgebreide toelichtingen geeft. Als je mij mijn vrijpostigheid niet kwalijk neemt zal ik je mijn geheime wens vertellen. In het verleden heb ik je gevraagdGa naar voetnoot5. om van alle vrije kunsten waarin de jeugd moet worden onderricht, een beknopte samenvatting op te stellen. Nu zou ik je, als je me dat toestaat, met een brandend verlangen willen vragen ook de Heilige Schrift kort en bondig toe te lichten, althans enkele boeken, zodat de betekenis voor hen die hun best doen alle boeken van de bijbel snel te leren kennen, duidelijk vaststaat. Nicolaas van Lyra is te saai, Hieronymus is te uitvoerig en biedt bij uiteenlopende interpretaties geen zekerheid. Moge God ons een toelichting van Erasmus geven die toegankelijk en beknopt is! De nieuwe evangelisten, nauwelijks volwassen mannen, schrikken er niet | |
[pagina 112]
| |
voor terug jou, een oude man die zo beroemd is en van de hele wereld respect verdient, met beledigingen en lasterpraat te bestoken. Ik voel mij werkelijk bezwaard om met mijn brieven ook maar het geringste oponthoud te veroorzaken bij de eerbiedwaardige en bijzondere studies, waarvan ik zie dat zij door God alleen jou zijn vergund. Trek je niets aan, vraag ik je, van het nietszeggende geblaf van wie dan ook. Ga verder met je werken, waaraan afgunst geen schade kan toebrengen en die behalve jij niemand kan schrijven. Draag minder belangrijke personen en je dienaren op aan waardeloze nietsnutten antwoorden te sturen, zodat jij zelf je met onderwerpen bezig kunt houden die beter bij je passen. Jouw QuirinusGa naar voetnoot6. zal hen op een manier kunnen behandelen die zij verdienen; of laat, als je dat liever hebt, iets op naam van je kok uitgeven dat jouw eer uitstekend verdedigt en die lieden buitengewoon belachelijk maakt en op hen neerkijkt. Naar mijn mening zijn zij het niet waard dat jij hen prijst of laakt. Ik ben hier nogal uitvoerig omdat het mij verdriet doet dat er ook maar enige aanleiding wordt gegeven je studies te vertragen. Omdat ik jou niet op hetzelfde moment als de kanselierGa naar voetnoot7. heb geschreven wist ik eerst niet dat er door hem een brief aan jou was opgesteld. Toen hij zijn brief had verzegeld zei hij dat hij de brief die aan jou was gericht, naar Straatsburg stuurde; de bode stond klaar. Ik was ook bang dat de brief in Straatsburg zoek zou raken. Kort daarop schreef ik brieven naar jou en Sichard die via Leipzig naar Bazel verzonden zouden worden. Ik heb nu een heel gevaarlijk meningsverschilGa naar voetnoot8. met Luther, want ook hij heeft zijn aanhangers die weinig ingenomen zijn met wat ter verdediging van de kerk tegen hem wordt geschreven. De vorstGa naar voetnoot9. is volkomen integer, maar niet iedereen heeft dezelfde instelling. Niet alles durf ik aan een brief toe te vertrouwen; het heeft geen nut dat jij, geachte heer, mij iets geheims schrijft, hoewel ik heel graag ieder geheim van me aan jou zou willen toevertrouwen als brieven tegen onderschepping waren beveiligd. Maar eerlijkheid is nergens veilig.Ga naar voetnoot10. Je laatste briefGa naar voetnoot11. waarover je schrijft heb ik niet ontvangen. | |
[pagina 113]
| |
Dat ik op twee zetels zit,Ga naar voetnoot12. komt door de moeilijke tijden. Ik zou zelfs tweemaal twee zetels hebben, een in Rome tussen de poenitentiariiGa naar voetnoot13. van de paus, de tweede in Frankfurt als deken van de Mariakerk, de derde in Mainz en de vierde in Dresden. Maar de tijden zijn zo dat ik op geen enkele veilig genoeg kan zitten. Toch benauwt het mij niet erg wat voor lot mij te wachten staat als mijn ziel maar veilig in het katholieke geloof blijft. Laat er van mijn arme lichaam maar worden wat God of zelfs mijn vijanden goeddunkt, als het maar in het belang van de kerk is. Mijn vorst krijgt hier vaak een koortsaanval. Hij heeft nu last van zijn andere been;Ga naar voetnoot14. er stroomt vergif uit waarmee hij was besmet. Als hij op dit moment zou overlijden zou de geestelijkheid van dit land niet zwaarder getroffen kunnen worden. Voor het feit dat je de titulatuur van More hebt verbeterd, ben ik je hoogst dankbaar en het verheugt mij dat het werkjeGa naar voetnoot15. ongeacht de kwaliteit is verschenen. Als het niet veel nut heeft biedt het tenminste gelegenheid de lijst van consuls nauwkeuriger te onderzoeken. Ik had liever gewild dat de hele brief door jou was verbeterd. Want ik had hem haastig geschreven en bezit er geen enkele kopie van. Aangezien jij mijn naam meestal als ‘Cochleius’ schrijft, vermoed ik overigens dat er een fout in de spelling zit, want ik schrijf ‘Cochlaeus’. Ik houd beslist niet van deze naam; toch zie ik niet hoe ik hem kan veranderen. Lang geledenGa naar voetnoot16. heeft de dichter Remaclus die jij naar ik meen kent, in Keulen mij deze naam gegeven. De Engelsman Harris noemde mij Wendelstinus; dat zou voor mij aangenamer zijn, omdat mijn geboorteplaats in de buurt van Neurenberg Wendelstein heet, dat wil zeggen ‘cochlea’.Ga naar voetnoot17. Maar nu is deze geleerddoenerij wel genoeg; toch wilde ik je een keer van mijn simpele gedachten hierover of van mijn vergissing op de hoogte stellen, in de hoop dat jij aan je vergissing niet zwaar tilt. Overgens maak ik mij over mijn naam helemaal geen zorgen, behalve over hoe hij in het boek des levensGa naar voetnoot18. staat geschreven. In wat je tegen Eppendorf hebt geschrevenGa naar voetnoot19. wordt Van Dorp in één adem | |
[pagina 114]
| |
genoemd met Lee en Zuñiga. Dit verbaast mij omdat je de indruk wekt dat je erg op Van Dorp was gesteldGa naar voetnoot20. en, voor zover ik dat van je vrienden te weten kon komen, hij jou zeer was toegedaan. Ik wilde je wat schrijven via Wittenberg, want dat was de reden dat de kanselierGa naar voetnoot21. en ik een bode daarheen hadden gestuurd met een brief van mijn drukkerGa naar voetnoot22. en mijn brief aan Philipp Melanchthon.Ga naar voetnoot23. Jouw bode had een briefGa naar voetnoot24. die aan hem was gericht. Ik heb deze met des te meer genoegen en toewijding laten bezorgen omdat jij wellicht de schrijver ervan was. Ik wilde hem niet openen, ook als hij voor mij van levensbelang zou zijn. Maar de kanselier stuurde de bode niet naar mij terug hoewel ik dat had gevraagd en hij dat gisterochtend zelf nog had beloofd. Misschien is hij het vergeten. Hij heeft jouw bode uitbetaald zonder dit vooraf mij te laten weten, hoewel hij hem had opgedragen voor zijn vertrek naar mij toe te komen. Het bevalt hem niet dat ik mijn best doe ter verdediging van de kerk tegen Luther enkele zaken uiteen te zetten.Ga naar voetnoot25. Hij zou willen dat het priesters vrij stond te trouwen en zegt dat dit gebeurt; naar zijn mening handelen zij die dit proberen te verhinderen tegen de apostelGa naar voetnoot26. en de kerk. Een communie onder beide gedaanten lijkt hij goed te keuren evenals de substantie van het broodGa naar voetnoot27. in het sacrament. En om kort te gaan lijkt hij dichter bij veel leerstellingen van Luther te staan dan de geestelijkheid zou willen. Maar dit vertel ik je in het geheim. Ongetwijfeld mopperen veel mensen op mij vanwege de Septiceps (als ik een exemplaar had ontvangen, had ik het je graag toegezonden) hoewel ze het boek nog niet hebben gezien. Maar ik heb al lang geleden mij voorgenomen mijn zwakke lichaam en aardse bezittingen aan gevaar bloot te stellen; de wil van de Heer geschiede. Ik stuur je één werkje toeGa naar voetnoot28. dat jij als je wilt aan Baer zou kunnen tonen, een zeer integer iemand en geleerde theoloog. | |
[pagina 115]
| |
In ieder geval zou ik graag ook jouw toonaangevende oordeel over dit meningsverschil horen; maar ik durf je niet te vragen om ook maar een ogenblikje aan mijn bepaald niet stijvolle brief te besteden. Ik zou graag hebben dat je, wanneer je een keer een betrouwbare koerier hebt die naar mijn vorst gaat, bij een brief aan de vorst een brief aan mij insluit. Anders moet je niets schrijven dat geheim is. Werd mij maar een gelegenheid geboden jou op enigerlei wijze van dienst te zijn! Als je moet verhuizen, ken ik geen plaats die geschikter voor je is dan Keulen. Maar jij zult met al je wijsheid het beste weten wat je te doen staat. Het ga je goed, zeer illustere en eerbiedwaardige leermeester, hoogste leider van de ware geleerdheid. Dresden, 13 maart 1529 Ik houd mij aanbevolen bij de zeer geleerde en achtenswaardige heren meester Baer en Beatus Rhenanus en ook bij Sichard, als hij in Bazel is, wat ik niet denk. Van harte je goede naam en voortreffelijkheid toegedaan, Johannes Cochlaeus |
|