2107 Aan Bernhard von Cles
Bazel, 24 februari 1529
Erasmus van Rotterdam groet Bernhard, bisschop van Trente
Ik hoop, eerwaarde bisschop, dat deze veelbesproken vergaderingGa naar voetnoot1. ons in plaats van deze storm de al lang gewenste rust bezorgt, wanneer de Heer zijn zegen geeft aan hetgeen de zeer illustere koning van Hongarije en Bohemen Ferdinand met zijn naar ik meen vrome toewijding nastreeft.
In wat voor toestand ik verkeer, kunt u met uw wijsheid eenvoudig vermoeden; niet dat ik iets van het stadsbestuur te vrezen heb, maar veel gepeupel heeft zich in deze stad verspreid. Ik heb veel vijanden en een paar vrienden, maar hun gezag heeft in de huidige situatie niet zoveel gewicht. Het zou mijn vurige wens zijn dat vrienden ervoor zorgen dat de zeer illustere koning Ferdinand mij met een persoonlijke brief hier wegroept om als het ware van mijn diensten gebruik te maken. Ik hoop dat het mij vrij staat te vertrekken,Ga naar voetnoot2. want ik ben aan niemand iets verplicht, maar op die manier kan ik veiliger verhuizen. Ik zou niets liever willen dan naar Speyer te gaan, maar ik vrees dat mijn zwakke gezondheid tegen zoveel rumoer van vorsten onvoldoende is opgewassen.
Freiburg ligt dichtbij, maar de stad is nogal klein en de bevolking naar ik hoor nogal bekrompen. Al lang verdraag ik het ‘geschubde vee’Ga naar voetnoot3. zo slecht dat zelfs als ik het aanraak mijn leven in gevaar komt. Hoewel ik een meer gegronde reden heb dan ik zou willen en een officiële brief van de pausGa naar voetnoot4. bezit die geen enkele uitzondering bevat, zou er toch bezwaar komen van het onwetende volk dat door zijn bekrompenheid even zwaar zondigt als de tegenpartij door haar eigenzinnigheid. Want het is erger zijn naaste te veroordelen die, door uiterste noodzaak gedwongen en door het gezag van de paus gesterkt, voedsel tot zich neemt dan wanneer iemand dat zonder noodzaak doet.
Deze kwestie heeft mij hier tamelijk lang opgehouden, want anders had de winter mij niets kunnen schelen. Ik vraag u, buitengewoon vriendelijk als u bent, mij in deze kwestie raad en hulp te geven en hoop dat u steeds in zeer goede gezondheid blijft verkeren.
Bazel, 24 februari 1529