De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam groet de hooggeachte heer Tielmannus Gravius of von GrabenOnophoudelijk daag jij, Tielmannus, mijn meest oprechte vriend, mij met kleine geschenken vol honing en suiker uit, maar veel meer met je gevoelens, zoeter dan wat voor honing ook, aangenamer dan wat voor suiker ook, waar- | |
[pagina 88]
| |
van je brieven getuigen. Om niet ondankbaar te lijken stuur ik je daarom op mijn beurt een melkwitGa naar voetnoot1. presentje, het werkje van Firmianus Lactantius De opificio Dei ofwel Over de schepping van de mens. Hij schreef dit voor Demetrianus, eens een leerling in de vrije kunsten die daarna tot overheidstaken werd geroepen. Ook richtte hij twee boeken met brieven aan hem die helaas verloren zijn gegaan. In een paar dagen werk heb ik dit gedeeltelijk met behulp van de editie van Aldus ManutiusGa naar voetnoot2. en gedeeltelijk met een heel oud en betrouwbaar handschrift van fouten gezuiverd, waaronder je er enkele aantreft die met geen enkele conjectuur konden worden hersteld. Bij de afzonderlijke hoofdstukken heb ik korte aantekeningen gevoegd. Wat ik heb ondernomen is de taak van een jong iemand. Ik zou willen dat die bij alle lezenswaardige auteurs werd uitgevoerd door degenen die door hun vrije tijd, leeftijd, geestkracht en gevarieerde en grondige literatuurkennis hiervoor geschikter zijn. Wanneer je het werk leest kun je zorgvuldig afwegen of ik jouw lekkernijen met gelijke munt heb betaald, want je buitengewone en meer dan sneeuwwitte hartelijkheid zou ik zelfs niet met de rijkdom van Croesus kunnen terugbetalen. Toch zal ik in genegenheid nooit jouw mindere zijn. Weliswaar is in deze wedstijd een nederlaag een schande, maar niemand lijdt een nederlaag tenzij hij dit wil. Jouw taak zal het zijn bij het ontvangen van dit kleine geschenk aan een oude gewoonte vast te houden door evenveel je vriendelijkheid te laten blijken bij het vreugdevol ontvangen van een eenvoudige blijk van mijn grote genegenheid voor jou als je tot nu toe hebt getoond door mij met zoveel attenties uit te dagen, hoewel ik mij voor jou helemaal niet verdienstelijk heb gemaakt. Ik hoop dat je met je dierbare echtgenote en lieve kinderen in grote voorspoed zult leven. Bazel, 20 februari 1529. |
|