De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet de geachte lezerWie zou van mannen die voor steunpilaren van de kerk willen doorgaan, zulke dwaze, zulke stompzinnige, zulke ondeskundige en zulke kwaadaardige opvattingen hebben verwacht? En aan het hoofd van deze onderneming staan vooral dominicanen, geen gewone ordeleden, maar onze dominicanen, verder franciscanen, en in elk geval geen gewone, maar leden van het serafijnse gezelschap dat observanten wordt genoemd. Want terwijl zij eerder bij de affaire rond Luther zaten te slapen, trekken zij nu haastig ten strijde; waarop zij vertrouwen weet ik niet. Ik denk dat de paus heeft gedreigd alle privileges die hij hun heeft verleend, ongeldig te verklaren als zij zich niet als dappere mannen gedroegen. Maar op veel plaatsen strijden zij zo dat zij aan het gezag en aanzien van de serafijnse orde veel afbreuk doen en de zaak van de kerk niet bepaald helpen. Want zij lijken veel hoop te hebben gericht op de dwaasheid van de meeste mensen. In vertrouwen hierop hebben zij een diepe minachting voor het geringe aantal ontwikkelde en verstandige mensen. Ze zijn in zoverre wijs dat ze eerder met hun tong dan met hun pen oorlog voeren. Iets wat geschreven staat te ontkennen is moeilijk, hoewel ze ook dat vaak doen. Maar als ze iets hebben gezegd, ook al is het in het openbaar en zijn er honderden toehoorders, en iemand hen in het nauw brengt, hebben zij hun antwoord direct gereed: ‘Ik heb het niet gezegd’, ‘Dat heb ik niet gezegd’. Als het op getuigenissen aankomt, steunen veel mensen hen en veel mensen weten zich niets meer te herinneren; en degenen die denken dat ze het zich herinneren, vertellen, zoals dat gaat, op een uiteenlopende manier wat ze hebben gehoord. Wie met één ordelid een meningsverschil heeft, krijgt ten slotte met de hele orde te maken. Daarom | |
[pagina 72]
| |
mengt niemand zich graag in het openbaar in dergelijke twisten. Zij kennen de geheimen van veel mensen en hebben aan hoven van de vorsten en bij het personeel van de rijken hun spionnen.Ga naar voetnoot1. Hun geheime strategieën gebruiken zij om wraak te nemen op mensen die hun orde niet welgezind zijn. Daarom zijn ze bij verstandige mensen eerder gevreesd dan geliefd. Want die huldigen de opvatting dat niets beter is dan met dit slag mensen helemaal niet om te gaan. Als je hun een vinger geeft, pakken ze je hele hand.Ga naar voetnoot2. Als je hen afvalt of beledigt, zinnen ze langs wonderlijke wegen op wraak. Waarom zou ik hier ter sprake brengen hoeveel tumult zij hebben teweeggebracht, vooral aan het hof van de keizer en vervolgens in Salamanca, en hoe vaak zij hebben rondgebazuind dat Erasmus een ketter is, nog erger dan Luther?Ga naar voetnoot3. Toen de leidersGa naar voetnoot4. zagen dat hun teugelloosheid niet te bedwingen viel, eisten zij dat als de monniken iets hadden dat voor onderzoek in aanmerking kwam, zij dit aan officiële rechters zouden voorleggen en niet met dergelijk opruiend geschreeuw in Spanje onrust zouden veroorzaken. Er werd een heel ruime tijdspanne toegestaan.Ga naar voetnoot5. Door zeven ordesGa naar voetnoot6. waaruit de grootste geleerden waren geselecteerd, werd de zaak behandeld. Intussen kregen zij hulp van een meer dan bespottelijk werkje van een zeker iemandGa naar voetnoot7. die zeven jaar lang bezig was uit al mijn boeken materiaal te verzamelen dat verdraaid kon worden om mij in een kwaad daglicht te stellen. Wanneer zouden anders die - ik had bijna gezegd dikbuiken - zoveel werken hebben doorgelezen? Toen zij een onmetelijke, maar ongeordende massa artikelen bij elkaar hadden gebracht waarin vaak hetzelfde werd herhaald, beval de opperrechter hun deze massa te ordenen en er een samenvatting van te maken zodat men de zaak kon onderzoeken. Aldus geschiedde: dit eerbiedwaardig werkje werd in het openbaar verspreid. Hoewel dezelfde rechter hen dringend had aangespoord de affaire zonder beledigingen en met christelijke mildheid af te handelen, bevatten toch alle rubrieken gruwelijke aantijgingen. Zij voegden er een smadelijk voorwoord aan toe en nergens onthielden zij zich van scheldpartijen. Of het moest zijn dat ‘Hij drijft de spot | |
[pagina 73]
| |
met de heilige Maagd’, ‘Hij veroordeelt de heiligenverering’ en ‘Zijn opvatting over de drieëenheid is goddeloos’ en veel andere passages waarvan dit godsdienstige boekje wemelt, misschien geen beledigingen zijn? Hoewel dit werk aan een rechter wordt aangeboden, loopt het toch overal op de zaak vooruit en geeft het een voorbarig oordeel. Welke meest vijandige tegenstander had hun onwetendheid en doortraptheid beter kunnen weergeven dan zij zelf doen? Vanwege de prachtige artikelen hierin werden de keizer en de aartsbisschoppenGa naar voetnoot8. lastiggevallen; de belangrijkste theologen van drie universiteitenGa naar voetnoot9. werden opgeroepen, een synode werd aangekondigd en een mis voor de Heilige Geest werd opgedragen. Voorzitter was een man die door zijn voorouders, zijn geleerdheid en zijn integriteit aanzien genoot, namelijk Alonso, aartsbisschop van Sevilla. Aan het begin van de zittingen hield hij een toespraak en verzocht de deelnemers dringend zich steeds van stemmingmakerij en beledigend taalgebruik verre te houden. Degenen die mij verdedigden,Ga naar voetnoot10. spraken eerst uiterst bescheiden over mijn loffelijke verdiensten. Onmiddellijk veroorzaakten de monniken een mateloos tumult dat zelfs met het gezag van de aartsbisschop niet te kalmeren was; zij hadden immers besloten op deze wijze een overwinning te behalen omdat ze begrepen dat zij er in deze zaak veel slechter voor stonden. Maar de pest maakte een einde aan deze bijeenkomstGa naar voetnoot11. waar de monniken zich zo gedroegen dat de bisschop er graag van af zag een nieuwe vergadering bijeen te roepen. Vol trots verkondigden zij namelijk dat zij nog een grotere verzameling fouten hadden verzameld, maar zij kregen te horen ‘dat je een leeuw aan zijn klauwen kunt herkennen’.Ga naar voetnoot12. Zij hadden, denk ik, het boek al gekregen dat Béda een tijd geleden tegen mij heeft uitgebraakt.Ga naar voetnoot13. In tweehonderd jaar is er niets verschenen dat zo dwaas, laaghartig, ondeskundig is en kortom zo goed past bij Béda. En hierna klagen ze dat ik de monniken niet welgezind ben. Laat iemand van hen naar voren komen, of hij nu een dominicaan of franciscaan is of van welke orde dan ook, tegenover wie ik mij minder vriendelijk heb gedragen omdat hij een monnik was. Of het moet zijn dat zij iedereen als vijand beschouwen die dergelijke verdachtmakingen niet rustig kan verdragen. Sympathie moet men verdienen met wat men goed doet, en niet afdwingen met | |
[pagina 74]
| |
wat men verkeerd doet. Als Dominicus of Franciscus nog zouden leven zou ik deze klachten bij hen en niet bij een ander indienen. Terwijl de monniken prat gaan op hen als hun vader maken zij hun voorbeeldige levenswijze te schande. Ik wil wel gezegd hebben dat dit voor de meeste en niet alle monniken geldt. Laten we de Heer bidden, dat hij die opgeblazen dikbuiken een wat gezondere geest geeft. Het ga u goed, lezer. |
|