De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 15. Brieven 2082-2203
(2017)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet de zeer geachte jongeman Karel Uutenhove uit GentGeachte Karel, trots van de familie Uutenhove, hoeveel jongemannen zien we tegenwoordig die behalve de portretten van hun voorvaderen niets adellijks hebben en denken dat het aanzien van hun geslacht voor niets anders geschikt is dan om onder de beschutting hiervan zich met meer vrijheid en ongestraft aan nietsdoen, spelen, liefdesavonturen, slemppartijen en andere soorten liederlijkheid over te geven! De meningen die zij erop nahouden zijn zo verkeerd dat zij ervan overtuigd zijn dat, hoewel alle adeldom op deugd is gebaseerd, zij door deugdzaamheid hun adeldom verliezen en dat de luister van hun geslacht daardoor in vergetelheid raakt. Naar mijn mening is dit niet minder dwaas dan wanneer iemand zou beweren dat de zon duisternis brengt en dat de nacht licht over de wereld uitstort. Ze zijn immers door zo'n ernstige dwaling bevangen dat ze denken dat nietsdoen, luiheid, onbekendheid met de humaniora, gedrag dat door weelde is bedorven en andere ondeugden niet slechts zijn toegestaan, maar ze menen ook dat zaken die voor iedere sterveling ongepast zijn mensen van adellijke afkomst aanzien verlenen. Het is zelfs een veel grotere schande over de luister van de voorvaderen een schaduw te werpen dan ouders van lage komaf te hebben. Want het ligt in niemands vermogen te bepalen uit wat voor ouders hij wordt geboren. Maar zoals het onze persoonlijke verdienste is als wij met scholing en juist handelen bereiken dat wij aanzien beginnen te krijgen, zo is het ook onze eigen schande als we de adeldom die onze voorouders hebben verworven, door een ontaarde levenswijze een slechte reputatie bezorgen. Maar slechter nog dan zij zijn degenen die met een valse adellijke titel te koop lopen, zodat ze waar ze ook maar zin in hebben mogen doen.Ga naar voetnoot1. Jij staat, zeer geachte Karel, mijlenver van hun karakter en handelwijze af. Ook al ben je in de bloei van je jeugd waarin een wat vrijer leven doorgaans niet als een fout geldt, toch laten de waardigheid van je familie en je grote rijkdom jou niet in dwaze genoegens en nietsdoen - de leermeester van al wat slecht is - terechtkomen, maar stimuleren eerder een verlangen naar scholing en onbesproken gedrag en wakkeren dat aan. Want je nadenken als filosoof heeft jou ervan overtuigd dat je vindt dat je de stamboom van je voorvaderen niet waard bent, als je hen niet met ware goede eigenschappen evenaart of overtreft. Je waarlijk edele karakter wordt ongetwijfeld gestimuleerd door het voorbeeld dat je van huis uit hebt meegekregen van de zeer illustere heer Nicolaas Uutenhove, jouw vader. Naast zijn grondige ervaring met het recht en ook zijn kennis van de humaniora was hij met zoveel bescheidenheid, wijsheid, inzicht, mildheid en onkreukbaarheid toegerust, dat jarenlang niemand met meer lof in Gent de hoge raad van heel | |
[pagina 68]
| |
Vlaanderen voorzat. Als hij te midden van het tumult van zoveel roerige zaken wat vrije tijd had verkregen, besteedde hij die aan het doorlezen van de Heilige Schrift, waarbij hij vaak een deel van de nacht aan deze bezigheid wijdde. De man genoot door de luister van al zijn voortreffelijke kwaliteiten zoveel aanzien dat zijn hoge afkomst het kleinste deel van zijn roem leek. Omdat jij je haast zijn voorbeeld na te volgen kan ik jou alleen maar van harte gelukwensen. Was het mij maar mogelijk jou daarbij enige hulp te bieden! Volgens mij zijn je pogingen niet alleen erop gericht door navolging op je veelgeprezen vader te lijken, maar hem ook door wedijver te overtreffen. Daarom zou je onder algemeen applaus het beroemde vers van Homerus kunnen citeren: ‘Ik ben er trots op die man als vader te hebben.’Ga naar voetnoot2. Want het zijn heus geen echte, maar eerder bastaardzonen die alleen maar door hun gelaatstrekken aan hun ouders doen denken; de zoveel prachtiger schoonheid van geest bootsen ze zo weinig na dat ze zelfs helemaal niet op hen lijken. Er zijn drie soorten adel, een die men door geboorte krijgt, een tweede die men met kennis van de humaniora bereikt, en een derde die voortkomt uit buitengewone deugdzaamheid en bijzondere verdiensten voor de staat. Het is duidelijk dat diegene die deze cirkel in alle opzichten heeft rondgemaakt,Ga naar voetnoot3. onder de adel het meest adellijk is. Zoals deze door je vader op een uitmuntende wijze is voltooid (jij ziet dat), zo ben jij aan dat eervolle traject begonnen en, terwijl je zijn voetstappen volgt, doe jij je uiterste best om hetzelfde einddoel te bereiken. Zoals er geen volmaakte geleerdheid bestaat zonder in de talen bedreven te zijn, zo is er geen volmaakte deugd zonder vroomheid. Vroomheid alleen kan zelfs al iemand nobel en gelukkig maken, terwijl daarentegen geleerdheid zonder godsdienstigheid ook bij de meest misdadige geesten terechtkomt. Zonder deugd en vroomheid heeft adel door bloedverwantschap zelfs geen enkel nut, behalve dat zij aan iemand die naar deugd streeft van huis uit schitterende voorbeelden geeft of dat zij iemand die het erfgoed van zijn voorvaderen te schande maakt, belachelijk maakt. Maar wie door een misdaad beroemd is, is dat in ieder geval meer dan iemand van lage afkomst. Want wie zou niet liever onbekend willen zijn dan zijn reputatie met Thersites,Ga naar voetnoot4. PhrynonGa naar voetnoot5. en de CercopenGa naar voetnoot6. te delen? Een werkelijk edel iemand is pas degene die door eigen verdiensten roem heeft ver- | |
[pagina 69]
| |
worven. Want wie niets heeft om zich aan het geheugen van mensen aan te bevelen dan de portretten van zijn voorouders - die eerder voor de kamermuren een sieraad vormen dan voor degene die zich daarop laat voorstaan - kan men met even weinig recht edel noemen als degene die vanwege zijn schulden als rijkaard wordt aangeduid. Bij deze allesbehalve langzame prikkels komt ook de luister van de stad Gent. Want ik denk niet dat er, zo ver als het christendom zich uitstrekt, enige stad te vinden is die met haar te vergelijken valt, of men nu let op het aanzien en de macht van de stad, het bestuur of het karakter van de inwoners. Want nergens komen zulke succesvolle talenten en evidente toonbeelden van aloude deugdzaamheid vandaan. Daarvan zijn tegenwoordig ook de volgende personen nog in leven: Lodewijk van Praet, bij wie je kunt twijfelen of hij rijker van kennis van de talen of van stambomen is voorzien; Willem de Waele, een bekwamere geest dan hij is kun je je niet voorstellen; Anton Clava, oud in jaren, maar buitengewoon jong door al zijn geestelijke kwaliteiten; Omaar van Edingen, een man met een karakter zo wil als sneeuw; Lieven van den Zande, een man die uitmunt in geleerdheid en vroomheid; Nicolaas Uutenhove, een veelbelovende jongeman; en ten slotte diverse andere personen die allen hooggestemde verwachtingen van jou hebben. Daarom ben jij, mijn beste Karel, met een niet alledaagse verwachting belast; je moet niet alleen beantwoorden aan de naam Uutenhove en de voortreffelijke kwaliteiten van je vader, maar ook aan de luister van zo'n beroemde stad die je heeft voortgebracht en opgevoed, en ten slotte aan de wensen van dergelijke mannen. Jouw vader had met de Romein CatoGa naar voetnoot7. gemeen dat hij geen tijd voorbij wilde laten gaan zonder profijt te hebben van zijn studies, zelfs zo dat hij ook een paar kleine boeken naar een vergadering meenam om daarin wat te lezen als zich toevallig een vrij moment voordeed. Anderen besteden dit doorgaans aan gebabbel of nutteloze overdenkingen. Ik prijs het dat je ook in dit opzicht je vader navolgt, want je gaat nergens heen zonder het gezelschap van een geleerd boek, zodat zelfs niet bij wandelingen, in rijtuigen of bij gesprekken de tijd zonder voordeel voor je ontwikkeling voorbijgaat. Daarom heb ik dit werkje gereedgemaakt dat voor jou op iedere plaats en op elk moment als een heel aangename gesprekspartner kan dienen, die toch even heilzaam als aangenaam is. Want het gaat om enkele werkjes van Johannes Chrysostomus die niet alleen door zijn sierlijke Grieks je taalgebruik zal verfijnen, maar ook je hart zal leren wat vroomheid is. Als de bekoorlijkheid van het Attisch je boeit heb je een Demosthenes; als het om | |
[pagina 70]
| |
kennis van de christelijke filosofie gaat heb je een bijzondere theoloog. Het was mijn bedoeling een flink werk van deze auteur voor geïnteresseerde lezers beschikbaar te stellen, omdat de meesten nu liever Grieks dan Latijn lezen. Geen enkele vertaling is zo geslaagd en zo betrouwbaar dat het niet de voorkeur verdient uit de bronnen zelf te putten. Maar de nieuwe letters waren nog niet gereed.Ga naar voetnoot8. Toch heb ik besloten in de tussentijd als het ware met dit handgeld de verwachting van de geïnteresseerde lezers te prikkelen of te verlichten. Ik wilde dat dit werk, ongeacht zijn kwaliteit, aan jou en je vader werd opgedragen om tegelijk een bewijs van onze vriendschap te leveren en iets terug te doen voor de sterke sympathie van je voortreffelijke vader voor mij, in de hoop dat ik de nagedachtenis aan hem ook met mijn pen, als die überhaupt tot iets in staat is, tegen vergetelheid bescherm. Maar ik sluit mijn brief niet af voordat ik de grafschriften die ik aan zijn nagedachtenis heb gewijd, weergeef.
Het Latijnse luidt als volgt:Ga naar voetnoot9. Onder deze steen ligt een beroemde held begraven,
De bekende Nicolaas Uutenhove.
Onder zijn voorzitterschap kende de Raad van Vlaanderen
Vele jaren van bijzondere bloei.
De verweesde schare van zijn kinderen
Heeft voor hun vader dit gedenkteken geplaatst,
Een vrome maar overbodige dienst.
Wat had het voor zin dit monument voor hem op te richten?
Zijn alom erkende deugdzaamheid zit namelijk
In de geesten van iedereen verankerd.
Geen geweld of tijd kan haar ooit doen vergeten.
Hier het grafschrift in het Grieks:Ga naar voetnoot10. ‘Welke godin ben jij?’ ‘Mijn naam is Gerechtigheid.’
‘Waarom huil je nu?’ ‘Ik treur om de edele
magistraat Nicolaas Uutenhove.
Hij was de grote roem van heel Vlaanderen.
Want geen man was beter dan hij.
| |
[pagina 71]
| |
Tegelijk met de dood van deze vriend
ben ik gestorven, naar het mij voorkomt.
Hij was niet rechtvaardig, maar eerder de gerechtigheid.’
Het ga je goed. Bazel, 1 februari 1529 |
|