De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1924 Aan Georg van Saksen
| |
[pagina 373]
| |
hier weer snel terug zou zijn. Zo'n kans doet zich maar al te zelden voor; ik vond dat ik die niet mocht missen. Met de laatste beurs zond ik Uwe Doorluchtige Hoogheid het tweede boek van de Hyperaspistes, tegelijk met een brief;Ga naar voetnoot1. ik weet nog niet zeker of beide overhandigd zijn of niet. Er zijn namelijk geen woorden voor hoeveel slechtheid en onbetrouwbaarheid we tegenwoordig bij de mensen aantreffen als het om dit soort werk gaat. Als het voor Uwe Hoogheid niet bezwaarlijk is, zou ik het dan ook heel fijn vinden als u in drie woorden wilt laten weten of het overhandigd is wat ik had gestuurd, en verder of het uw goedkeuring kan wegdragen, want ik hecht grote waarde aan uw oordeel. Want het is niet aan één en dezelfde persoon om voort te brengen en te beoordelen, zoals Socrates bij Plato zegt.Ga naar voetnoot2. Dit is het enige wat ik weet: dat mij nooit iets zwaarder viel dan het beantwoorden van een eindeloze aaneenschakeling van beschimpingen en grootspraak; alleen al om zoiets onverteerbaars door te lezen moet je een sterke maag hebben.Ga naar voetnoot3. Deze storm, van een zo nieuwe soort, vraagt om een buitengewoon bekwaam iemand, die met wijsheid, gezag en vernuft al die onrust tot bedaren kan brengen. Het verbaast me en doet me verdriet dat zich nog steeds geen geschikte persoon aandient. De theologen, met al hun syllogismen en vraagstukken, zijn kennelijk alleen binnen de muren van hun scholen theologen. Zo ooit, dan was het nu wel de tijd om die verborgen wijsheid, die de menselijke overtreft, tevoorschijn te halen. Sommige bisschoppen lijken wat anders te beogen. De meeste monniken zijn meer bezorgd om hun buik dan om het evangelie. De keizer en Ferdinand lijken aan strenge maatregelen als heilig ankerGa naar voetnoot4. te denken; inderdaad worden ze in die richting geduwd door degenen die onder het mom van het evangelie willen dat ze alles mogen wat bij hen opkomt. Maar ik ben bang dat het alleen maar erger wordt. Roofzucht zal heel wat mensen tegen onschuldigen opjagen; iedereen die iets bezit, zal gevaar lopen. Wie niets heeft, zal hier wel bij varen, dat wil zeggen: bij andermans rampspoed, zoals dat in de oorlog gaat. Dit alles zal tot volslagen chaos leiden. Als de kwaal niet in een keer uitgebannen kan worden, moet ze in elk geval op een deskundige manier tijdelijk worden verzacht, totdat de ziekte de hand van een heelmeester zal toelaten. Het is wreed mes en brand- | |
[pagina 374]
| |
ijzer te hanteren, wanneer de ziekte bijna meer dan de helft van het lichaam heeft aangetast. Het is een schadelijk medicijn als er meer mensen door verloren gaan dan gered worden. Als wat aan beide kanten verkeerd is, met verstand en beleid wordt uitgebannen op gezag van eensgezinde vorsten, zou de zaak volgens mij een minder bloedige afloop hebben. Ik bid dat Hij die weet wat goed is voor de mensen, de vorsten besluiten wil ingeven die ons weer ware vroomheid en onverbrekelijke eendracht brengen, want ik weet niet wat ons nog rest behalve gebeden. Christoph von Carlowitz is hier bij ons, een jongeman die behalve om zijn goede komaf ook zeer geacht wordt om zijn ongewone geleerdheid en zijn meer dan volwassen houding, zodat hij behalve zijn leeftijd en uiterlijk niets jeugdigs heeft. Hij gaat zo op in de eervolste soort studie, dat hij al het vertier dat andere jongelui met feestjes, dobbelspel en vrijages najagen, volledig uit de boeken haalt. Iets waarmee ik uw hertogdom graag gelukwens, aangezien hij werkelijk bijzonder hoge verwachtingen wekt. Hij heeft degene gestuurd die deze brief brengt;Ga naar voetnoot5. Uwe Doorluchtige Hoogheid zal zo goed willen zijn via hem te kennen te geven wat u mij wilt laten weten. Moge God u behoeden en uw macht handhaven. Bazel, 30 december 1527 |
|