1921 Aan Henri de Bottis
Bazel, 22 december 1527
Erasmus van Rotterdam groet Henri de Bottis, doctor in de rechten, officiaal van Bourg
Dierbare vriend in de Heer, ik ben blij met de bijzondere genegenheid die u voor mij voelt, maar betreur het tegelijkertijd dat u ten onrechte verdriet is aangedaan. Talloze malen word ik begraven, talloze malen overleef ik mezelf, intussen gereed voor beide, wanneer het God zal behagen.Ga naar voetnoot1.
Johann Froben, een man geboren om de studie aanzien te geven, heeft ons verlaten, tot mijn grote verdriet.Ga naar voetnoot2. Maar als ik denk aan de soort ziekte - het was namelijk een beroerte - en aan deze woelige tijden, ben ik eerder geneigd hem geluk te wensen met zijn verlossing dan te klagen om zijn heengaan. Hij was begonnen aan een volledige Augustinus, een duur project, en wenste dat hij zoveel tijd van leven zou hebben als nodig was voor de voltooiing. Maar God had naar ik hoop iets beters voor hem voorzien dan hij wenste.Ga naar voetnoot3. Zijn zoon Hieronymus en ik houden de enorme drukkerij gaande. Het boek over de methode van het preken is niet uit mijn gedachten, maar er komt telkens iets anders tussendoor wat mijn aandacht opeist. Ook is het ongelofelijk hoeveel werk we aan de Augustinus hebben.
Ik heb op dit moment niet alleen met Spaanse falanxen te maken, maar ben in een veel gevaarlijker oorlog met anderen gewikkeld, waarbij Béda geen steen op de andere laatGa naar voetnoot4. om de indruk van een goed man te vermijden. Toch ben ik blij dat ik gewaarschuwd word. Ik wens u samen met iedereen die mij in Christus welgezind is, het allerbeste.
Bazel, de dag na de feestdag van de apostel Thomas, 1527