De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1919 Aan Piotr Tomicki
| |
[pagina 367]
| |
heid, als ik zo'n prelaat niet vereer, bewonder en van harte liefheb. Evenzeer wens ik mijn vriend Antonin geluk dat hij een beschermheer trof onder wiens hoede hij, in de woelige tijden die we nu meemaken, een fatsoenlijk en rustig leven kan leiden. Ik ben immers zo op die allervriendelijkste man gesteld, dat ik grotere blijdschap voel als hem iets goeds ten deel viel dan wanneer het mij ten deel was gevallen. Het zou irrelevant zijn als ik u nu zou gelukwensen met uw hoge positie, die u niet aan uw afkomst, maar aan uw voortreffelijke geestelijke gaven te danken hebt; ik ga u ook niet gelukkig prijzen omdat u tot degenen hoort die het meest bij de doorluchtige koningGa naar voetnoot1. in de gunst staan en hem dierbaar zijn, aangezien dat bij hem eerder een kwestie van oordeel dan gevoel is. De tijd waarin we leven en de christenheid wens ik geluk, want als haar een groot aantal bisschoppen zoals u ten deel zou vallen, zouden deze donkere wolken eerder plaatsmaken voor een heldere hemel. Uwe Hoogheid krijgt een wel zeer Laconische brief.Ga naar voetnoot2. Toch zou u toegeven dat hij uitvoerig is, als u zou weten hoe druk ik het heb. In mijn gebeden vraag ik om alle mogelijke voorspoed en geluk voor Uwe Eerwaarde Excellentie. Bazel, 12 december 1527 |
|