De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1912 Van Johann von Vlatten
| |
[pagina 355]
| |
worden aan de ongunst van deze tijden, zo vol gevaren en hinderlagen dat het nauwelijks voor enig persoon waar dan ook verantwoord is op reis te gaan. Ik schreef u vanuit Regensburg, tijdens de laatste rijksdag,Ga naar voetnoot2. over verschillende zaken waarvan u naar mijn idee op de hoogte moest zijn. Ik vertrouwde het bezorgen van de brief aan de afgevaardigden uit Straatsburg toe; tot nu toe was er geen antwoord. Ik begreep dat deze voortreffelijke jongelui, die grote bewonderaars van u en goede vrienden van mij zijn, naar u onderweg waren.Ga naar voetnoot3. Ook nu vond ik dat zulke aardige mensen niet zonder een brief van mij bij u mochten aankomen, want ik wilde niet dat zij mij van onwellevendheid zouden beschuldigen, of dat u zou denken dat ik totaal vergeten was wat u allemaal voor mij hebt gedaan, zoveel, dat ik niet denk dat ik ooit genoeg kan terugdoen. U hoeft op deze brief niet te antwoorden (tenzij u volstrekt niets te doen hebt), want ik wil u op geen enkele manier van uw christelijke voornemen afhouden, iets wat massa's lastige mensen her en der doen, die u dagelijks met bundels brieven overladen, naar ik begrijp. Uw voortreffelijke boeken over de vrije wilGa naar voetnoot4. worden hier door mensen met een scherp oordeel uitzonderlijk goed ontvangen; al zijn zij bang dat dergelijke ruzies met dat soort mensen ooit nadelig zullen zijn voor uw eerbiedwaardige leeftijd en de hele christenheid. Als u zich immers in deze tragedies mengt en daar helemaal in opgaat, worden meteen talloze voortreffelijke vrome boeken van oude schrijvers bang dat het met hen gedaan is, en niet zonder reden. Die hopen namelijk voortdurend van u en van geen andere sterveling een goede stijl, opheldering en eerherstel te krijgen. Uzelf kunt, met uw inzicht, wel raden wat een nadelige gevolgen dat voor de wetenschap en de godsdienst kan hebben. Bij Gods eeuwigheid, mijn beste Erasmus, concentreer u dus, overeenkomstig de gave die u door Christus is geschonken, op die taak, die u niet alleen tot eer zal strekken, maar ook voor een heilzame geest van saamhorigheid in het land zal zorgen. Dat kunt u doen, als u de onzinnige pamfletten van uw tegenstanders laat voor wat ze zijn en doorgaat met het ophelderen van de oude heilige schrijvers. Dit alles meende ik u vooral uit liefde voor de christenheid te moeten schrijven en niet met het idee dat u mijn vermaningen en aansporingen nodig hebt. Daarom moet u overeenkomstig uw vriendelijke natuur niet boos worden om de raad van een jong iemand als ik. Er zijn, Erasmus, enkele voortreffelijke heren die tot onze stand behoren,Ga naar voetnoot5. die u - geboren voor grote en | |
[pagina 356]
| |
eervolle dingen en goed thuis in godsdienstige zaken - graag een keer willen spreken en in alle oprechtheid kenbaar willen maken wat zij voor u voelen. Zij zijn, neem dat van mij aan, niet alleen bewonderaars van uw talent, maar doen ook veel voor de verbreiding van uw roem. Als het lukt in het voorjaar een paar weken vrij te maken, zullen we proberen u te bezoeken. Het ga u goed, sieraad van ons land, en wees mij, uw zeer toegenegen vriend, eveneens genegen. Speyer, '27 enz., de feestdag van de heilige apostel Andreas. Johann von Vlatten, hoofd van de domschool te Aken, u in alles toegedaan enz. Aan de voortreffelijke heer Erasmus van Rotterdam, zijn hooggeachte vriend |
|