De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1905 Aan het Parlement van Parijs
| |
[pagina 331]
| |
leggen, tenzij je schuld erkent. Dit is evenwel geen beschuldiging aan het adres van de faculteit, die toestemming heeft gegeven om het boek te drukken; want het staat voor mij vast dat Béda er pas naderhand, zonder hun medeweten, zijn grieven aan toegevoegd heeft. Mijn antwoord was zo beheerst, dat ik me niet bewust ben ook maar een enkel woord gezegd te hebben dat tegen mijn geweten ingaat. Maar als ik mijn onschuld niet kon verdedigen, tenzij ik de leugenachtigheid en schaamteloosheid van zijn laster aan de kaak stelde, was dat iets wat hij zichzelf moest aanrekenen, als degene die dat uitlokte, niet mij, want ik had geen keus, omdat ik niet kon zwijgen. Vooral omdat ik hem in heel vriendelijke brievenGa naar voetnoot4. keer op keer uitnodigde de kwestie met christelijke gematigdheid af te handelen, waarbij ik alles beloofde wat je van een voorstander van vroomheid en eensgezindheid mag verwachten. Omdat zijn laster nu te duidelijk is om ontkend te worden, zint hij op vergelding volgens een nieuwe methode; ook wordt de man, die al meer dan genoeg geagiteerd is, opgehitst door bepaalde lieden, die van hem een instrument willen maken om hun leed te wreken. Hij verzamelde een enorme berg punten, duidelijk van het soort waarvan het wemelt in het boek dat door de koning is afgekeurd. Hij haalde ze niet zelf uit mijn boeken, maar kreeg ze van een stel magistertjes die ze er voor hem hadden uitgehaald; want hij heeft mijn werk zelf nooit gelezen, voor zover we daar natuurlijk naar kunnen gissen. Die heeft hij ter veroordeling aan de theologische faculteit voorgelegd en ik hoor dat enkele al getoetst zijn. Ikzelf ben zo ingesteld dat ik, als er een goddeloze uitspraak in mijn werken werd gevonden, niet zou willen dat mij die fout vergeven werd. Maar wat is zo omzichtig geformuleerd dat het niet door laster, gewapend met listigheid en haat, verdraaid kan worden? Zelfs Augustinus en de apostelen is dat niet gelukt. Als Béda bovendien niet ernstig twijfelde aan zijn zaak, zou hij in elk geval op sommige passages reageren, die zo schaamteloos lasterlijk en leugenachtig zijn, dat je het, zoals ze dat zeggen, met je handen kunt voelen.Ga naar voetnoot5. Met voorbijgaan van wat zijn eerste zorg had moeten zijn, maakt hij zich klaar om geweld te gebruiken en hitst hij de faculteit op, in de hoop dat zij mij met een massa punten, waarover gestemd wordt en een uitspraak wordt gedaan, de mond zal snoeren. Maar ik heb niet zo'n lage dunk van mijzelf of van de allerheiligste faculteit dat ik haar oordeel vrees. Waarom zou ik, aangezien ik haar daar allang om gevraagd heb? Hoezeer Béda's uitspraken door haat verduisterd zijn, heeft hijzelf voldoende duidelijk gemaakt. Bovendien zijn er bij die vergaderingen tal van jaknikkers: sommigen die hun mond houden omdat ze geen ongenoegen wil- | |
[pagina 332]
| |
len wekken of liever de vrede bewaren (als iemand iets aandraagt wat minder tendentieus is, heeft hij meteen de reputatie nog erger dan een volgeling van Luther te zijn), anderen die nooit in aanraking met fijnzinniger taalonderwijs zijn gekomen en mijn werk niet begrijpen. Verder kunnen zij die integer en geleerd zijn, niettemin bedrogen worden. Er wordt een losse zin uit geplukt, die zonder context goddeloos lijkt, maar vroom zou zijn als je het voorgaande en het vervolg erbij zou zetten. Een zin die afkomstig is van Paulus of een evangelist wordt als uitspraak van Erasmus aangehaald en op de kerk van deze tijd betrokken, terwijl hij bij de vroege kerk past. Paulus zegt bijvoorbeeld over zichzelf en de christenen: ‘Wij zijn de beklagenswaardigste mensen die er zijn’. Wat is er goddelozer, als je er niets bij zet? Als je erbij zet wat er bij Paulus staat, ‘als de doden niet opstaan’,Ga naar voetnoot6. is het een vrome uitspraak. Evenzo zegt Paulus: ‘Ons voedsel zal ons niet bij God brengen.’Ga naar voetnoot7. Deze uitspraak van de apostel getuigde van vroomheid in een tijd dat de Joodse keuze voor bepaald voedsel een gevaar voor de christenen vormde en de kerk nog geen enkele soort voedsel verboden had. Deze zin, die in de parafrase in andere bewoordingen bij monde van Paulus wordt uitgelegd, vatten ze op alsof Erasmus, zonder zich aan kerkelijke bepalingen te storen, in deze tijd uiteenzet dat het iedereen vrijstaat te eten wat hij wil - iets wat tot nu toe zelfs in mijn dromen niet voorkwam. Als iemand daar allemaal geen weet van heeft, zal hij die zin veroordelen, terwijl die niet van mij, maar van Paulus is, en zal hij niet mij, maar de apostel veroordelen. Aan de hand van dit voorbeeld zult u, met uw inzicht, wel kunnen raden hoe de rest is. Aangezien haat, woede, jaloezie en wraakzucht de bron en broedplaats van dergelijke machinaties zijn, wat kan er anders uit voortkomen dan onrust en twist? Er is op de wereld al meer dan genoeg van dergelijk kwaad. Laten ze me liever helpen wanneer ik mijn uiterste best doe om de eenheid van de kerk te bewaren door mij bij te vallen! Laat de uiterst gezaghebbende naam die dat college tot nu toe altijd heeft gehad liever in dienst staan van Christus' glorie, niet van de emoties van de Béda's en Cousturiers en een aantal lieden die zich ten onrechte monniken noemen. Omdat zij geheel en al op hun brutaliteit vertrouwden, reageren ze niet op stukken waarin zo evidente laster wordt ontzenuwd, maar pakken ze de zaak met gemene samenzweringen en commotie aan; ze zijn vooral furieus omdat ik weiger naar het kamp van Luther uit te wijken. Ik had niet het idee dat het dwaze gedrag van de Béda's en Cousturiers iets van doen had met de theologische faculteit, voor wier gezag ik altijd zeer veel achting had en altijd zal hebben, mits dat mogelijk is. Maar als ze, ik zal niet zeggen mij, want ik stel niets voor, maar de | |
[pagina 333]
| |
waarheid en de vroomheid blijven onderdrukken op dezelfde manier als de Joden ooit Jezus ten val brachten,Ga naar voetnoot8. zal ik zorgen dat de hele wereld weet dat de passages die door hen als goddeloos worden verworpen, van christelijke vroomheid getuigen en niet begrepen of opzettelijk verdraaid zijn. Ik zal de onopgesmukte en eenvoudige waarheid zo voor de ogen van de mensen uitstallen, dat ze voor wevers en zelfs weefsters evident is. Hoeveel roem hun dit zal opleveren, weet ik niet. Ik zou willen dat het om een zodanige kwestie ging dat ik mijn onschuld kon verdedigen zonder hun autoriteit aan te tasten. De beschuldiging van goddeloosheid mag geen vroom mens over zijn kant laten gaan. Ook al had ik daartoe de mogelijkheid, dan zijn anderen daar niet bij gebaat, die tot een dwaling verleid of in een dwaling gesterkt zouden worden door die opvatting. Kortom, als uw gezag, na de koning het hoogste in uw land, een eind aan die opruiende en boosaardige intriges maakt, zal dat allereerst goed zijn voor de rust op het gebied van de studie en de vrede binnen de christelijke godsdienst, en vervolgens voor de waardigheid van de theologische faculteit, als ze zich op uw aansporing gedraagt zoals men van haar mag verwachten. Ik stuur u korte reacties op een aantal punten die naar verluidt al tijdens een vergadering van de Sorbonne aan een onderzoek zijn onderworpen, zodat u zonder al te veel moeite van de hele kwestie kennis kunt nemen. Tegelijk stuur ik het boek waarin ik op de laster van Béda inga,Ga naar voetnoot9. met verwijzingen, zodat de passages makkelijker te vinden zijn. Als uw gezag het ordeloze tumult aan banden legt, zal dat zeer welkom zijn. Als ze zich ook daar niet aan storen, zal ik de boosaardigheid van deze laster tot in detail in haar eigen kleuren afschilderenGa naar voetnoot10. en het resultaat aan de allerchristelijkste koning sturen. Ik twijfel er niet aan of hij zal, oprecht vereerder van de ware vroomheid en vijand van de tweedracht die hij is, op enigerlei wijze die lieden het zwijgen opleggen, die, om een stel domme pseudomonniken een plezier te doen, onder het mom van godsdienst en vroomheid zich juist als ware vijanden van godsdienst en vroomheid gedragen. Moge Hij, door wie koningen regeren en rechters bepalen wat rechtvaardig is,Ga naar voetnoot11. uw zeer verheven college altijd behoeden en zijn macht handhaven. Te Bazel, 14 november 1527 |
|