De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
1902 Aan het Collège de Sorbonne
| |
[pagina 318]
| |
over de eucharistie en de twee boeken Hyperaspistes.Ga naar voetnoot3. Het zou me ten zeerste verbazen als u die niet kende, omdat ze ook daar bij u te koop zijn. Om die reden zou iemand zich er ook terecht over kunnen verbazen dat ik mij bij alle vijandige partijen gehaat maakte, wanneer ik u niet voor mij kan winnen. Niets is veilig voor de sluwheid van de laster en het kan gebeuren dat er in mijn werken iets goddeloos terecht gekomen is. In elk geval is mijn geest vrij van goddeloosheid en ben ik bereid korte metten te maken met alles wat de zuiverheid van de godsdienst in de weg staat. Degenen die met zoveel overgave tegen mij samenzweren, zweren dus samen tegen een medestrijder en een voorvechter van een zaak die zij naar hun eigen zeggen verdedigen. Zij doen niemand anders een plezier behalve degenen die naar hun oordeel de kerk verraden; zo leveren ze de zaak van de kerk uit aan persoonlijke gevoelens. Omdat u in uw wijsheid weet hoe de tongen van mensen vol leugens en venijn zitten, vooral in deze tijden, moet u meer geloof hechten aan de feiten dan aan het gefluister van verklikkers en, als u getuigen zoekt, bij voorkeur luisteren naar mensen die mij goed kennen. Een van hen is Ludwig Baer, die mij zeker niet vijandig gezind is, zoals hij geen enkel mens vijandig gezind is, maar uw illustere kring buitengewoon toegedaan is en bovendien een even geleerd als vroom man is. Hij weet van nabij waar ik mee bezig ben en hoe ik mij opstel. Verder horen onpartijdigheid en zachtmoedigheid bij het oordelen gelijk op te gaan met het gezag dat bij uw positie hoort; die waardigheid mag allerminst in dienst staat van persoonlijke gevoelens van domme of slechte mensen. Ik heb nooit strijd gevoerd tegen welke groep dan ook en hoop dat ook in de toekomst niet te doen, laat staan dat ik de wapens zou opnemen tegen een senaat waarvan de uitspraken altijd voor doorslaggevend golden. Ik geloofde geen moment dat mijn weerlegging van Noël BédaGa naar voetnoot4. uw illustere kring betrof. Ik was ervan overtuigd, en ben nog steeds van mening, dat hij, toen hij op een of andere manier toestemming had losgekregen om zijn | |
[pagina 319]
| |
boek te publiceren, er vervolgens zonder uw medeweten persoonlijke gevoelens doorheen heeft gemengd. U vraagt waarom ik over zijn houding klaag? Eerst publiceerde hij een boek vol onmiskenbare laster, leugens en blasfemieen, hoewel ik hem in een brief allervriendelijkst had uitgenodigd om de zaak met christelijke gematigdheid onder elkaar af te handelen.Ga naar voetnoot5. Dat is zonneklaar en valt niet te ontkennen. Het was op zichzelf al voor iemand die als theoloog en inquisiteur optrad bijzonder ongepast zoiets te doen. Als mijn antwoord hem dwarszit, hoorde hij de schuld bij zichzelf te zoeken, omdat hij zich ondanks raadgevingen en verzoeken niet onthield van een dergelijke toon. Ze mogen mij dom, stompzinnig, gek noemen, maar als ik niet goddeloos ben, accepteer ik het niet dat ik zo genoemd word en mag ik dat zelfs niet accepteren, om te voorkomen dat iemand door mijn voorbeeld goddeloos wordt. Dit zou men hem nog tot op zekere hoogte kunnen vergeven als een impulsieve daad, die voortkwam uit een soort razernij. Maar hij gaf ook geen enkel teken van schaamte of berouw toen mijn repliek hem erop gewezen had, hoe ver hij van de plichten van een christen was afgedwaald. Hij deed geen enkele poging om zich met een broeder die hij zo bespot had te verzoenen. Volgens het gebod moet hij evenwel zijn gave bij het altaar achterlaten als zich ook maar de minste wrijving voordoet tussen hem en zijn broeder, en zich eerst met hem verzoenen en pas dan offeren.Ga naar voetnoot6. Maar wat zien we? Terwijl een aanval op je naaste met zulke pamfletten bijna even erg is als moord en in sommige situaties zelfs erger, terwijl hij intussen geregeld de heilige tafel van de Heer nadert, denkt hij er niet over zich met zijn broeder te verzoenen, integendeel, hij stapelt aantijging op aantijging en probeert zelfs uw autoriteit bij zijn onbezonnenheid te betrekken; alsof er nog niet genoeg gezondigd is als hij niet anderen met zijn schanddaad besmeurt! Het past bij uw waardigheid, illustere heren, mensen met dit soort neigingen te genezen in plaats van te helpen - als het niet zo is dat juist genezen waarachtig helpen is. Omdat Béda zich dus blindelings liet meeslepen door zijn verlangen naar wraak, ziet u uit wat voor bron deze narigheid voortkomt. Ook ontgaat het me niet waar de olie vandaan komt die op dat vuur wordt gegooid.Ga naar voetnoot7. Edward Lee verspreidde in Spanje een boek waarin hij mij aanviel, veel dommer en kleingeestiger dan het eerste,Ga naar voetnoot8. dat hij een keer in Parijs had uitgegeven, met steun van Béda, tenzij ik me vergis. Daardoor vatten een aantal monniken | |
[pagina 320]
| |
moed, die zo dwaas zijn om te denken dat ik hun vijand ben, terwijl zijzelf de wreedste vijanden zijn die ze hebben. Eerst begonnen ze een tragedie aan het hof van de keizer;Ga naar voetnoot9. die rel werd al gauw de kop ingedrukt. Vervolgens ontketenden franciscanen in Salamanca met hun uitzinnig geschreeuw ten overstaan van het volk eenzelfde tragedie; hier werd het tumult met moeite door het gezag van prelaten tot bedaren gebracht. Ten slotte verscheen de dominicaan Pedro de Vitoria, predikant te Burgos, ten tonele; een broer van hem maakt deel uit van uw college.Ga naar voetnoot10. Zijn optreden veroorzaakte zoveel beroering, dat mensen begonnen te roepen dat ze zich niet aan edicten van keizer of prelaten zouden houden; daarbij beriepen ze zich op de bijbelplaats ‘men moet God meer gehoorzamen dan de mensen’.Ga naar voetnoot11. Toen de vorsten zagen dat de situatie in de richting van een opstand ging en er geen andere manier was om de gemoederen tot bedaren te brengen, gaven ze toestemming om de bijeengebrachte punten voor te leggen aan de aartsbisschop van Sevilla,Ga naar voetnoot12. zodat die bekeken konden worden door geleerden die boven iedere verdenking verheven waren. Er waren enkele bij die uit het boek van Lee waren gehaald, de meest onzinnige en boosaardige die men zich kan voorstellen. Ik had ze samen met mijn weerleggingGa naar voetnoot13. kunnen toesturen, maar ik vond ze absoluut uw aandacht niet waard. En dat is dan die Lee van wie Béda verkondigt dat hij een volmaakt theoloog is, hoewel hij, zoals vaststaat, nooit een voet over de drempel van een school voor theologie heeft gezet. Dat kan zelfs Lee niet ontkennen en als hij het zou ontkennen, blijkt het voldoende uit zijn werk. Toen hij, tegen mijn advies in, zijn onzinnige verwijten publiceerde, heb ik daarop gereageerd.Ga naar voetnoot14. Hoewel mijn reactie veel beheerster was dan zijn uitdaging, is hij erop uit zich op een of andere manier voor het aangedane leed te wreken, niet met een weerlegging, want dat is onmogelijk, maar met een oproep tot steniging. Hij lijkt geboren om twist te zaaien. De eerste keer dat hij beroering teweegbracht, in Leuven, kreeg hij zelfs mijn vijanden niet mee en wekte hij bij zijn vrienden in Engeland geweldig veel ergernis. Dat was de ontknoping van dat eerdere toneelstuk. Waar alle opschudding deze keer op uit zal lopen, weet ik niet; in elk geval schrijven allerlei mensen vanuit Spanje dat de monniken er niets mee opschieten, behalve dat ze zeer veel irritatie opwekken bij ge- | |
[pagina 321]
| |
leerden en vorsten en mij juist bekender en geliefder maken. Om die bekendheid geef ik trouwens niets en ik zou willen dat juist zij wegens eigen verdienste bij iedereen bijzonder geliefd waren. Maar zij hebben besloten met geweld, geschreeuw, boosaardigheid, laster en samenzweringen te werk te gaan. Ik vertrouw op mijn zuiver geweten; wel betreur ik het dat ik onenigheid onder christenen zo niet veroorzaakte, dan toch mogelijk maakte. Als het mijn schuld was, zou ik met de last van een slecht geweten de laatste dag afwachten, die niet al te ver weg meer kan zijn en waar ik me dagelijks op voorbereid. Maar dit alles gebeurt door de fout van anderen, terwijl ik me er juist met hand en tand tegen verzet. Daarom betreur ik uiteraard de algemene rampspoed, maar blijf ik er verder vrij kalm onder, met de gedachte dat het volgens de wil van God geschiedt, die wil dat ik op die manier gereinigd word en dat hun boosaardigheid alom bekend wordt, zodat ze makkelijker genezen kunnen worden. Intussen zal ik doen wat naar mijn oordeel God welgevallig is en de uitkomst overlaten aan zijn beslissing. - Ik twijfel er dus niet aan dat de aanstichters van dat tumult Béda en zijn makkers aansporen om een handje te helpen bij het toneelstuk waaraan ze begonnen zijn. U ziet, zeer wijze heren, de bron en broedplaats van de hele affaire; wat kan daaruit voortkomen wat zich met christelijke vroomheid laat verenigen? Maar uw college had tot nu toe een zodanige reputatie, dat iedereen een heel ander oordeel verwacht dan Lee en Béda te kennen gaven. Ik denk niet dat ik iets dergelijks van u te vrezen heb, tenzij ik mij volstrekt in u vergis. Aan de andere kant realiseer ik me in wat voor tijden we leven en hoeveel ruimte overmoed en kwaadsprekerij tegenwoordig krijgen. Bovendien heb ik zo'n vermoeden dat er in die senaat ook mensen zitting hebben die de mening van Béda delen of zichzelf dienstbaar maken aan zijn haat, en weer anderen die zich stilhouden omdat ze geen ongenoegen willen wekken of een hekel aan ruzies hebben - het zou niet de eerste keer zijn dat de slechte partij het op die manier wint van de goede. Al met al leek het mij niet ongepast met deze brief voor uw waardigheid en mijn rust te zorgen, voor zover dat in mijn vermogen ligt. Als mijn vrees ongegrond is, kan ze u ook dan onmogelijk hinderen, omdat ze deels uit mijn afkeer van onenigheid, deels uit respect voor uw gezelschap voortkomt. Ik verzoek u nadrukkelijk het mij niet kwalijk te nemen als ik misschien wat al te openhartig zeg wat ik ervan vind, waarbij ik een beroep doe op uw eerlijkheid. Ik verwacht van u dat u dit niet als een teken van arrogantie, maar van openheid en een goed geweten zult opvatten. Een zo eerbiedwaardig college dient zich verre te houden van plannen om mij, omwille van de Béda's, Cousturiers en pseudomonniken (want goede monniken was ik altijd bijzonder genegen), onder een massa punten te bedelven - en wel zonder mijn | |
[pagina 322]
| |
antwoord te lezen, zonder na te denken over de bijbelplaats, zonder rekening te houden met de persoon die aan het woord is, zonder vergelijking met het voorgaande of volgende, zonder een reden te geven waarom het goddeloos lijkt wat er staat. Want dat is niet het oordeel van geleerden, maar eerder een soort steniging. Als u daar op grond van uw gezag het recht toe zou hebben, is het nog altijd zo dat het recht van de christelijke naastenliefde heel anders werkt, die het geknakte riet niet verbreekt en de walmende vlaspit niet uitdooft.Ga naar voetnoot15. U weet hoe zachtmoedig de houding van Augustinus was, zelfs tegenover aartsketters die al opgegeven waren. Tegenover mensen die een dwaling aanvaardden die van generatie op generatie was doorgegeven, of op een sluwe manier tot een verkeerde visie werden verlokt, of door overredingskracht in de richting van een goddeloos dogma werden geduwd, moet naar zijn mening alle mogelijke mildheid betracht worden; hij vindt dat ze onderwezen moeten worden, niet getuchtigd.Ga naar voetnoot16. Ik daarentegen probeerde voor zover mijn geringe kracht het toeliet de studie van de literatuur en de vooruitgang op het gebied van de godsdienst te bevorderen, onthield me consequent van iedere partijzucht, joeg in het belang van de algemene christelijke kerk mensen die ik voor zeer toegewijde vrienden hield tegen mij in het harnas en stelde dit fragiele lichaam en mijn geest bloot aan allerlei gevaren. En dan tegen mij tekeergaan op de manier waarop Béda dat al deed en sommige anderen het van plan zijn: lieve help! hoe ver staat dat af van de christelijke mildheid die ons tot voorbeeld is gesteld! hoe ver staat dat af van de indruk die de christenheid tot nu toe van uw college had! Zelfs de onderdrukking van aartsketters mag van de heilige Augustinus niet met zoveel tumult gepaard gaan, want anders kunnen ze zeggen dat ze met geweld zijn bedwongen en niet voor de waarheid zijn geweken. Misschien bestaat er niets eenvoudigers dan Erasmus opzij te zetten; het zal u ook geen imposante triomf opleveren, als al die grote helden samenzweren om een enkele mug plat te slaan - al heb ik niet zo weinig vrienden over als sommigen denken. Maar de waarheid wijkt niet en Christus is een onoverwinnelijke verdediger van de waarheid, een prikkel waartegen het pijnlijk achteruitschoppen is.Ga naar voetnoot17. Dat gezag, die geleerdheid, die eensgezindheid van u kan beter ingezet worden tegen degenen die uw dogma's openlijk afwijzen, die steden en landen van u afpakken en aan zichzelf toewijzen. Het verbaast me dat zij u zo weinig verontrusten, dat u de tijd hebt voor het uit- | |
[pagina 323]
| |
pluizen van zinnetjes die op een niet eenduidige manier worden geciteerd, of juiste beweringen zijn, maar wel anders geformuleerd dan tegenwoordig bij de scholastici gebruikelijk is, en heel vaak zelfs vervormd zijn. Erasmus is een zwak mens, ik geef het toe, maar de waarheid is machtig; God verhoede dat u tegen haar een samenzwering begint! Als dat zou gebeuren, loopt uw reputatie meer gevaar dan de mijne. Want als zeshonderd rechters zouden verklaren dat een beker van brons is terwijl hij van goud is, krijgen die rechters met al hun autoriteit toch niet voor elkaar dat het goud in brons verandert; de eigenaar van de beker zou geen schade ondervinden, maar de rechters zelf zouden aan gezag inboeten. Word nu alstublieft niet boos. Ik heb niet zo'n lage dunk van u dat ik meen dat u een oordeel zult vellen dat tegen de evidente waarheid ingaat - hoewel er enkelen onder u zijn die gelijkenis met Béda vertonen, die de taal onvoldoende kennen en daarom niet begrijpen wat er gezegd wordt, of zich door haat laten leiden en geloven dat iets onwaar is wat aboluut waar is. Maar ik denk dat ook eerlijke, geleerde mensen zich kunnen vergissen, als ze zonder naar de context te kijken een oordeel proberen uit te spreken over een losse zin die ergens vandaan geplukt is. Ik zal een voorbeeld geven. ‘Laat een ieder overeenkomstig de behoefte van zijn lichaam eten wat hij wil, mits het eenvoudig en niet te veel is, God dankend voor alles’.Ga naar voetnoot18. Als deze losse zin zo aangehaald wordt, alsof hij afkomstig uit het werk van Erasmus is, zal in de eerste plaats iemand die onvoldoende Latijn kent zich eraan ergeren. Want zo iemand zal denken dat ik met ‘behoefte van zijn lichaam’ ‘begeerte’ bedoel, waardoor er zou staan dat een ieder moet eten wat zijn lichaam begeert, terwijl ik met ‘affectus’ bedoel ‘aard en toestand van het lichaam’. Dat dit zo is blijkt uit wat volgt: ‘zoals goed is voor zijn lichaam’. Ook benadruk ik in dat hoofdstuk dat het een naaste geen aanstoot mag geven. Dat ontgaat degene die over de losse zin een uitspraak doet. Bovendien is hier niet Erasmus aan het woord, maar Paulus. Als iemand dat niet weet, denkt hij dat ik de kerkelijke verordeningen over verschillend voedsel veroordeel. Hij zal, hoe geleerd hij ook is, in dat geval als gevolg van misleiding veroordelen wat hij niet begrijpt. In de tijd van de apostelen tot Augustinus getuigde het van vroomheid als men zoiets zei, omdat de kerk, naar ik meen, niemand enige soort voedsel verbood. Wat zal de lezer zeggen wanneer hij doorheeft dat de sprekende persoon Paulus is en het niet op onze tijd betrekking heeft; wanneer hij ziet dat mijn uiteenzetting overeenkomt met wat de apostel op verschillende plaatsen vertelt?Ga naar voetnoot19. Zal hij niet zeggen dat het dwaasheid is mij van iets goddeloos te beschuldi- | |
[pagina 324]
| |
gen wat in werkelijkheid een vrome uitspraak van de apostel is? Zal hij het niet billijk achten dat ik samen met de apostel word vrijgesproken of de apostel met mij wordt veroordeeld? Wat zullen ze daarentegen van die rechter denken, aangezien dit zo weinig subtiel is dat zelfs een schipper het kon begrijpen? Toch niets anders dan dat hij bijzonder dom of bijzonder boosaardig was? Paulus zegt over zichzelf en de christenen: ‘wij zijn de beklagenswaardigste mensen die er zijn’.Ga naar voetnoot20. Ook schreef hij: ‘Laten we het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt’.Ga naar voetnoot21. Verder: ‘Onze verkondiging is zonder inhoud en uw geloof zinloos’.Ga naar voetnoot22. Is er iets goddelozer dan deze uitspraken als je ze los bekijkt, zonder rekening te houden met de sprekende personen of de context erbij te betrekken? Op een even brutale manier worden er bepaalde passages uit mijn boeken geplukt, zoals nu voor iedereen zonneklaar is. Ik vraag me werkelijk af wat die lieden van zins zijn. Denken ze dat de wereld door paddenstoelenGa naar voetnoot23. in plaats van mensen wordt bevolkt en er bij geen sterveling meer enig gezond verstand aanwezig is? Zien ze niet in wat voor tijden we leven? Denken ze dat iedereen het meteen als een godsspraak zal beschouwen als ze te horen krijgen ‘zo oordeelde de theoloog Béda’? Misschien denken ze: ‘We verheffen allemaal tegelijk onze stem en zetten met onze protesten die onbeduidende figuur opzij. Monniken zijn over de wereld verspreid zoals sappen door het lichaam. Publiekelijk of onder elkaar, heimelijk of openlijk zullen ze veinzen, protesteren en lasteren. Hij staat er alleen voor en kan helemaal niets behalve in het Latijn; als hij iets zal antwoorden, zullen we de verspreiding tegenhouden en zo er iets van hem gelezen wordt, zal het aantal lezers klein zijn. Zo'n klein groepje stelt niets voor; wij zullen overwinnen dankzij grote aantallen.’ Maar ik zal met Christus' hulp bereiken dat zelfs het gewone volk, dat overigens nu al iets door begint te krijgen, volledig op de hoogte is van hun boze bedoelingen en onbillijkheid. Maar laten ze zich voorstellen dat Erasmus de verliezer is. Denken ze dat er niemand zal opstaan om mijn onschuld te verdedigen tegen zo tirannieke boosaardigheid? Ook al laten de mensen het erbij zitten, denken ze dat God het niet allemaal ziet, die boze plannen meestal op de hoofden van hen die ze beraamden laat neerkomen? God verhoede dat zo'n vervloekte gedachte bij de allerheiligste faculteit opkomt. Ik wijs er alleen op dat ze haar eigen gezag niet mag ondermijnen door zich ondergeschikt te maken aan de intenties | |
[pagina 325]
| |
van mensen die zoiets bedenken; dat gezag moet zich laten gelden om op te bouwen, niet om af te breken.Ga naar voetnoot24. U bent geleerden, u bent theologen, men verwacht van u niets behalve wat werkelijk geleerd en God waardig is. Jean GersonGa naar voetnoot25. spoort de paus terecht aan om de bliksem van de banvloek niet blindelings in alle richtingen te slingeren, om te voorkomen dat die op twee manieren aan gezag verliest: door gewenning, als het al te vaak bliksemt, of door het gevelde oordeel, als hij onschuldigen treft. Tot nu toe hadden deze woorden veel gewicht: ‘Zo oordeelde de theologische faculteit van Parijs’. Dat gezag moet met bezonnen en rechtvaardige oordelen in stand gehouden worden, waarbij vooral in deze tijd, die meer geneigd is menselijk gezag naast zich neer te leggen, zorgvuldigheid betracht moet worden. Als het aan mij ligt, zal het aanzien van uw senaat, indien mogelijk, niet afnemen; ik wil liever dat het nog iets toeneemt. Als uw senaat iets laakt wat werkelijk goddeloos is, zal ik zelf mijn dwaling uit de weg ruimen, maar als u oordelen velt die dom, onrechtvaardig en zinloos zijn, zoals de meeste van Béda, die niets ademen behalve grenzeloze haat en slechte bedoelingen, zal ik het als een uitspraak van de Béda-aanhangers beschouwen en niet van de faculteit. Ik kan geen ketter zijn als ik het niet wil zijn.Ga naar voetnoot26. Omdat ik het niet ben en ook niet wil zijn, zal ik er alles aan doen om te zorgen dat ik niet als ketter beschouwd word; ik vertrouw erop dat Christus mij bij zal staan als de betrouwbaarste beschermer van onschuld. Als wij met gebundelde krachten de belangen van de vroomheid behartigen, zal de onsterfelijke Bruidegom van de kerk ons streven begunstigen. Als wij elkaar met wederzijdse minachting en lasterlijke aantijgingen te lijf gaan, wat anders zal er gebeuren dan dat we elkaar, volgens het woord van Paulus, verslinden?Ga naar voetnoot27. Er is meer dan genoeg beroering in de wereld, genoeg onenigheid en het wemelt overal van valselijk bijeengebrachte punten, zo erg dat ook in achting daalt waar niet mee gespot mocht worden. We leggen ons veel meer op christelijke zuiverheid toe als we verdraagzaam jegens elkaar zijn en zwakken helpen in plaats van te onderdrukken. Sommigen doen niets liever dan passages uit mijn pennenvruchten plukken die zich laten ombuigen in de richting van Luthers leerstellingen. Met gemene trucjes verdraaien ze zelfs passages die diametraalGa naar voetnoot28. | |
[pagina 326]
| |
tegenover zijn leerstellingen staan. Het zou een veel nuttiger bijdrage aan de verdelging van de Lutherse partij zijn, als ze er de passages uitplukten die zijn leerstellingen duidelijk weerspreken. Daarvan zijn er overal in mijn werk massa's voorhanden. Laten ze dán wat zo geformuleerd is dat het de schijn van dubbelzinnigheid heeft, in tegengestelde zin opvatten! Misschien zou het goed zijn bij een enkel ding dat door onzorgvuldigheid is blijven staan een oogje dicht te doen. Soms kan iets geen kwaad als er geen aandacht aan besteed wordt, maar ontketent het grote drama's als het aangevallen wordt. Als u vindt dat u niet toegevend mag zijn om mijn verdiensten, wees het dan om wat er nu op het spel staat, om het gezag van uw senaat, om het aanzien dat u onder de mensen geniet. Want als het onvermijdelijk is dat er Béda's in uw midden zijn, laat het dan voor de hele wereld duidelijk worden dat het niet allemaal Béda's zijn. Ook met Béda zelf zou ik trouwens graag als christen vriendschap willen sluiten, als hij zich met verstandiger plannen bezighield. Er is al meer dan genoeg toegegeven aan haat en hoogmoed. Wat ik vraag heeft dus niet alleen betrekking op mijn eigen reputatie, maar ook op het algemene belang van de kerk en het gezag van uw faculteit. Daarom mag u het niet zover laten komen dat de onbeheerste emoties van bepaalde lieden zwaarder voor u wegen dan het zuiver oordeel van weldenkende geleerden. Dit is wat ik vraag: dat de zaak, indien mogelijk, onder ons met persoonlijke en broederlijke vermaningen wordt afgehandeld. Want als zich een dwaling voordoet in mijn werken, kan niemand die effectiever tegengaan dan ikzelf, als ik er eenmaal op gewezen ben. Als dat niet mogelijk is, laat het dan zo zijn dat persoonlijke gevoelens geen rol spelen bij de meningsvorming, maar dat men te rade gaat bij christelijke naastenliefde. Laat het zo zijn dat uw gezag vooral in dienst staat van Christus en niet van haat of menselijk voordeel. Zoek alstublieft de plaatsen op waar Béda, die overijverige puntenverzamelaar, de in zijn ogen verdachte passages vandaan haalt. Zie er niet tegen op na te gaan op welke tijd en welke persoon het betrekking heeft wat er staat. Neem de moeite om mijn antwoord door te lezen, dat wil zeggen, om de zaak grondig te onderzoeken alvorens een oordeel te vellen. Dat voorkomt dat er een zinloos oordeel naar buiten wordt gebracht, dat een grotere blamage voor u dan voor mij zal zijn. Als er werkelijk iets goddeloos gevonden wordt, zal ik de eerste zijn om de goddeloosheid te bestraffen. Op die manier ondervind ik geen schade, krijgt de zaak van de vroomheid de nodige aandacht en is uw gezag gevrijwaard tegen praatjes. U ziet hoe redelijk het is wat ik vraag, want ik zou het niet vragen als ik uw gezag niet respecteerde, zoals het geval is bij die aanhangers van nieuwe dogma's. Aan de andere kant zou ik het niet vragen, als ik niet zou weten hoeveel invloed de vasthoudendheid van boosaardige lieden zelfs op goede men- | |
[pagina 327]
| |
sen heeft. Als u de monniken werkelijk wilt helpen, moet u hun het advies geven dat ze die boze plannen laten varen en zich op de zuivere manier van leven toeleggen waardoor ze zo geliefd bij de mensen werden. Dat is de eenvoudigste manier om de haatgevoelens te temperen, die ze met al die ophef alleen maar aanwakkeren. Als ze het oordeel van de mensen naast zich neerleggen en besluiten om de zaak op de manier van gladiatoren met geweld aan te pakken, moeten ze bedenken dat zelfs monarchen met een dergelijk beleid geen succes hadden. Ik stuur u korte reacties op enkele punten die al aan uw oordeel zijn onderworpen, naar ik hoorde; dan kunt u met meer zekerheid over de andere oordelen. Lees ze alstublieft. Ik stuur u ook het boekje met Supputationes,Ga naar voetnoot29. met vermelding van de plaatsen, om u het zoekwerk te besparen. Ik bid dat de Heer Jezus u de beslissingen ingeeft die bij dat allerheiligste college passen en heilzaam zijn voor de christelijke gemeenschap. Ik herhaal wat ik aan het begin zei: als het bericht dat mij bereikte een ijdel gerucht is, moet u dit als niet geschreven beschouwen. Ik heb mijn plicht gedaan; als er beroering ontstaat, moet dat anderen aangerekend worden. Bazel, de dag na Sint-Maarten, 1527 |
|