De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925

1898 Van Jan Becker van Borssele
Leuven, 6 november 1527

Een hartelijke groet. Een paar dagen geleden, beste Erasinus, als geen ander hoog te achten leermeester, ontving ik je brief aan mij, die uit Antwerpen hierheen was gebracht door een of andere boekverkoper. Jij had hem daar nog vóór 1 september geschreven.^1. Ik was er des te blijer mee omdat ik er lang naar uitgekeken had. Die blijdschap nam vervolgens niet weinig toe wegens het feit dat je, bij al dat moeilijke werk waar je het voortdurend zo druk mee hebt, bereid was geweest om iets aan mijn leerling Maximiliaan van Bourgondië te schrijven. Maar bijna alle vreugde die je brief aan mij had teweegbracht, was op slag verdwenen toen duidelijk werd dat de brief aan Maximiliaan onderschept was of door iemands slordigheid en nalatigheid zoek geraakt was.^2. Je kunt je amper voorstellen hoe die beste jongen stond te juichen toen uit mijn brief was gebleken dat je ook een brief aan hem had gestuurd, in de veronderstelling dat die natuurlijk tussen een stapeltje brieven was blijven zitten dat in één keer aan anderen was gestuurd. Toen hij in zijn hoop werd teleurgesteld, kon hij amper zijn tranen bedwingen en werkelijk iedere dag klaagt hij over wat hem is overkomen. Ik durf niet zo vrijpostig te zijn om opnieuw zo'n gunst van je te vragen, maar bedank je voor die ene keer dat je zo gedienstig en toegeeflijk bent geweest.

1. Brief 1860.

2. De zoekgeraakte brief is nr. 1859. Erasmus schreef opnieuw op 4 januari 1528 (nr. 1927).

[p. 304]

Omdat je aangeeft dat je niet helemaal zeker weet of hij de zoon van Adolf, heer van Veere, is, zie hier een korte toelichting. Het gaat om de dertienjarige Maximiliaan, de oudste zoon van Aldolf van Bourgondië, heer van Beveren, een veelbelovende jongen met een voortreffelijk karakter. Dit is al het vijfde jaar dat ik voor zijn onderwijs verantwoordelijk ben, maar voor het eind van dit jaar zal hij naar het hof van de kardinaal van Luik^3. verhuizen; dan ga ik weer terug naar mijn pastorie in Zeeland.^4. Intussen blijf ik altijd, zolang ik leef, je toegenegen en dienstwillige dienaar. Het ga je goed, zeer geleerde Erasmus, en wees alsjeblieft zo goed ook af en toe aan mij te denken.

Leuven, 6 november 1527

Jan van Borssele, je toegenegen beschermeling

Aan Erasmus van Rotterdam, groot geleerde op welk gebied dan ook, zijn altijd als geen ander hoog te achten leermeester. Te Bazel

3. Érard de la Marck.

4. In Zanddijk bij Veere.