De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925

1897 Van Maximilianus Transsilvanus
Houtem, 6 november 1527

Deze bode Burchardus bracht me uw brief aan mij, samen met nog drie bundeltjes brieven van u. Ik zal zorgen dat ze door de eerstvolgende koerier die vertrekt op een zorgvuldige en betrouwbare manier bij Valdés in Spanje worden afgeleverd, zodat hij ze aan de personen kan overhandigen aan wie u ze richtte. Ik vermoed evenwel dat ze daar te laat zullen aankomen, omdat die conferentie over u in Spanje op 13 augustus werd beëindigd,^1. wat geen geringe bevestiging is van uw onsterfelijkheid en roem. U kunt dat lezen in de brief die Valdés aan mij schreef en die ik aan u doorstuur.

Ik hoor dat de Leuvense theologen, of het nu kwam door de brief van de keizer, de waarschuwingen van de kanselier en anderen^2. of de geruchten over de gebeurtenissen in Spanje, veel handelbaarder en milder zijn geworden en niet langer zo fel de literatuur aanvallen. Ik hoop dat u in korte tijd, zelfs tijdens uw leven nog, boven hun afgunst uitstijgt; dat is het enige wat u nog lijkt te ontbreken om volmaakt gelukkig te zijn.

1. De conferentie van Valladolid; zie brief 1814, noot 9.

2. Zie brief 1784a. Een van de anderen was Alfonso de Valdés.

[p. 303]

De keizer meent dat hij beslist de vrede bewaart; u zou, aangezien u zich dichter bij Italië bevindt, heel goed moeten weten wat de Fransen daar aan het doen zijn.^3. Ik zie hoe het lot met beiden^4. speelt en nu eens de een, dan de ander hoop op de overwinning geeft, zodat er geen eind aan de oorlog komt. Het ga u goed en wees uw vriend Maximiliaan genegen.

Van mijn landhuis, 6 november 1527

Maximilianus Transsilvanus, geheel de uwe

Aan de illustere heer Erasmus van Rotterdam. Te Bazel

3. Na de plundering van Rome zond Frans i een leger naar Italië onder Odet de Foix dat vervolgens tegen Napels zou optrekken.

4. Karel v en Frans i.