De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13: Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus1889 Aan Juan Luis Vives
| |
[p. 276] | |
werden ze me uithanden geslagen. Ik zal in een andere brief een beter gefundeerd oordeel geven, aangezien je Erasmus (ik zei bijna: de ezel) met de bekende leeuwenhuid opscheept.3. Augustinus wordt in een bijzonder fraaie uitvoering gedrukt.4. Ze zeggen dat jouw deel bij deze gelegenheid niet wordt gedrukt, omdat alle handelaren exemplaren in overvloed hebben. Als je verbeteringen of aanvullingen wilt, kunnen die toegevoegd worden. Maar, mijn beste Vives, ik zou graag willen dat je het boek niet onnodig overlaadt. Alaard5. roept dat de tekst niet overal zorgvuldig genoeg is herzien, maar ik weet wie het zegt. Er zijn passages waar je niet helemaal wakker was, maar dat zijn er maar heel weinig. Je herinnert je het geval van typho.6. Dat kun je weghalen, maar je mag niets toevoegen behalve wat wetenswaardig en relevant is. Dat is plezieriger voor de zetters, prettiger voor de lezer en beter voor jouw reputatie. Het is vroeg genoeg als je het omstreeks de Straatsburgse beurs stuurt.7. Ik ben bijna jaloers op je, hoezeer je ook mijn vriend bent, om je vertrouwelijke omgang met de broers Laurinus. Ik begin af te takelen in deze tredmolen, of liever, ik val erbij neer, al denk ik er af en toe over te ontsnappen. Het ga je goed. Bazel, 15 oktober 1527 |
|