De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1887 Aan een monnik
| |
[pagina 273]
| |
vroomheid een flinke toename was. Nu schudt men ze op zo'n manier van zich af, dat het gevolg geen geestelijke vrijheid is, maar ongebreidelde lichamelijke bandeloosheid. Sommige Duitse steden worden overspoeld door rondreizende monniken, mensen die uit hun klooster zijn weggelopen en gehuwde priesters, meestal berooide hongerlijders. Het is louter dansen, eten, drinken en geil zijn; ze onderwijzen niet en leren zelf ook niets; van soberheid, van zuiverheid is geen sprake. Overal waar zij zich vertonen, is het gedaan met alle hogere wetenschappen, met de vroomheid erbij. Ik zou je hier nog meer over schrijven, als het niet riskant was dat aan het papier toe te vertrouwen. Je leidde al die jaren een lovenswaardig bestaan binnen deze gemeenschap en je levensdag neigt al tot de avond, zoals je schrijft; je bent misschien negen of acht jaar jonger dan ik. Je woont in een prettige omgeving, in een streek met een gezond klimaat. Gesprekken met geleerden verschaffen je veel troost. Ook ontbreekt het je niet aan een ruime hoeveelheid goede boeken, evenmin aan het nodige talent. Wat is er in dit leven fijner dan zich in dergelijke weiden te verpozen en op die manier al iets van de hemelse zaligheid te proeven, vooral op deze leeftijd, in deze tijd van onvoorstelbare beroering en rampspoed? Ik ken er een aantal die zich lieten verleiden door het schijnbeeld van de vrijheid en zich van de gemeenschap waartoe ze behoorden losmaakten. Ze legden het ordekleed af en trouwden, intussen straatarm, verstoten, verachtelijk in de ogen van hen wie zij dierbaar waren; zelfs als er al mensen zijn die hun goedgezind zijn, is de situatie zo dat het niet verantwoord is iets voor hen te doen. Hoe het met hun geweten gesteld is, weet God alleen en hoe blij ze diep in hun hart zijn met de nieuwe gemeenschap waartoe ze behoren, mogen ze zelf uitmaken. Wat is dat voor vrijheid, als het niet toegestaan is gebeden op te zeggen, de mis op te dragen, te vasten, je van vlees te onthouden! Kun je je, zelfs in deze tijd, zieliger mensen voorstellen dan zij? Als iemand nog jong is, zou hij, mits hij rijk is, best een paar jaar kunnen genieten van de goede dingen van het aardse bestaan, als er hier op aarde al goede dingen zijn. Maar als je dat nu doet, op een leeftijd waarbij dat niet past, is het eerder waanzin dan domheid. ‘Maar de regels, de impopulariteit en meer van die dingen vallen me zwaar.’ Dat heeft allemaal niets te betekenen als je moed houdt. Als je de andere kant kiest, krijg je nog meer ellende te verduren. Moge God dan ook die lieden die jou met dit soort kletspraat een onrustig gevoel geven, tot bezinning brengen. Als dit fragiele lichaam van mij ook maar een beetje kracht had om in leven te blijven, mag ik sterven als ik niet liever daar bij jou zou willen wonen dan de belangrijkste bisschop in het paleis van de keizer te zijn. Maar je hebt er geen idee van hoe gelukkig jijzelf bent en hoe verschrikkelijk de tijd is | |
[pagina 274]
| |
waarin we leven. We hoeven niet uit te kijken naar een concilie. Het zal te laat komen; de onenigheid onder de vorsten houdt het immers tegen. Als er een wordt gehouden, zal er zestien jaar over van alles en nog wat gepraat worden behalve over ceremoniën. Daarom, mijn geliefde broeder in de Heer, bid, smeek en bezweer ik je bij onze oude, nee, onze eeuwige vriendschap en bij Christus, om dat gevoel van weerzin volledig van je af te zetten en geen aandacht te besteden aan de onzalige kletspraat van mensen die je volledig aan je lot over zullen laten en je eerder zullen uitlachen, zodra ze je in de val hebben gelokt. Als je met heel je hart de begoochelingen van deze wereld veracht, als je je geheel aan Christus wijdt, als je volledig opgaat in de heilige boeken en bespiegelingen over het hiernamaals, heus, dan zul je ruimschoots troost vinden en zullen de ergernisjes waar je het over hebt als rook verwaaien. Als je naar deze raad luistert, mag je je bij mij beklagen als het niet waar blijkt te zijn wat ik zeg. Moge de Heer je hart vervullen van alle mogelijke geestelijke troost, dierbare vriend en broeder in de Heer. Bazel, 15 oktober 1527 Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven |
|