De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1885 Aan Francisco de Vergara
| |
[pagina 262]
| |
knotsen gestreden, maar met lieflijke bloempjes van de muzen en lichtvoetige pennen;Ga naar voetnoot3. de overwonnene spuwt geen donkere stroom bloed,Ga naar voetnoot4. maar vergiet bekoorlijke geleerdheid; hij komt niet met een lijf dat paars is van de striemen en gezwollen van de klappen terug, maar met een beter voorziene geest door toegenomen kennis. Wel klopt het dat ik als oudere word uitgedaagd door een jongeman in de bloei van zijn leven; al kun je allesbehalve zeggen dat ik niets omhanden en de tijd aan mezelf heb: ik beul mezelf compleet af en ga vreselijk tekeer, zij het op een heel ander terrein van de studie. Ik merk trouwens dat ik uitgedaagd word tot een drievoudige strijd, op het gebied van genegenheid, lof en geleerdheid, en bovendien heb ik wel door dat ik met een geheel van drie broers te maken heb, des te meer onoverwinnelijk omdat ze zich niet uit elkaar laten trekken. Want dat was de list waarmee Horatius in zijn eentje de drie broers Curatius overwon.Ga naar voetnoot5. Je broer Juan maakt in zijn brief aan mij een heel aardig grapje (maar je kunt heel goed de waarheid zeggen met een lach):Ga naar voetnoot6. Spanje heeft weer haar GeryonesGa naar voetnoot7. - maar dan een die geluk voorspelt, drielijvig, maar één van geest. Als eerste punt dan een goede naam wegens geleerdheid. Daarover ga ik geen gevecht met je aan; het is zelfs zo dat ik, al kreeg ik de tijd en kreeg ik mijn jeugd terug, alleen maar gelukwensen zou willen uitdelen, aan jou persoonlijk om die gelukkige aanleg die hoge verwachtingen wekt, en aan jullie Spanje in het algemeen dat met zoveel succes volgens het recht op teruggave haar oude glorie op het gebied van geleerdheid opeist.Ga naar voetnoot8. Omdat het altijd rijk voorzien was van mooie natuur en vruchtbare grond, een overvloedige oogst aan uitmuntend talent en succes in de oorlog, wat kon er nog aan het volmaakte geluk ontbreken, behalve dat het de sieraden van studie en godsdienst zou toevoegen? Op die gebieden kwam het in enkele jaren met Gods hulp zozeer tot bloei, dat ze andere landen, hoezeer die ook in dit soort waar- | |
[pagina 263]
| |
devolle zaken uitblinken, jaloers kon maken of tot voorbeeld kon dienen. Vriendelijk als je bent geef je ook mij een deel van de eer, maar ik ben, mijn beste Vergara, niet zo schaamteloos dat ik accepteer wat je me toebedeelt. Misschien hielp of stimuleerde ik het talent van mijn landgenoten een beetje, hoewel het stimuleren zelf af en toe al hulp inhoudt. Jullie hebben jullie voorspoed na God te danken aan Isabella,Ga naar voetnoot9. de meest prijzenswaardige onder de koninginnen, aan kardinaal Francisco,Ga naar voetnoot10. de vroegere aartsbisschop van Toledo, en Alonso de Fonseca, die dat nu is, en al wie op hen lijken. Hun gezag beschermt de hogere disciplines, hun goedgunstigheid voedt en koestert ze. Ik sta dan ook niet toe dat mij bij de berekening van de verschuldigde dank in dit opzicht ook maar enig tegoed wordt toegekend; maar ik neem graag een deel van de gelukwens voor mijn rekening, en wel een gelijk deel, als je dat goedvindt. Want ik beschikte altijd in die zin over een bijna stoïsche mentaliteit, dat ik me nauwelijks in hogere mate aangetrokken voelde tot de ene dan tot de andere streek, maar de hele wereld als mijn vaderland beschouwde. Bovendien ben ik zo'n groot liefhebber van de beste soort studie, dat ik iedereen bij wie ik belangstelling of aanleg daarvoor bespeur, als naaste verwanten beschouw. Het zijn vooral twee redenen waarom die gelukkige situatie in Spanje mij bij uitstek zoveel deugd doet. De ene is dat wij ons mogen beroemen op keizer Karel als onze gemeenschappelijke vorst; de andere dat mij al talloze keren is gebleken hoe welwillend en enthousiast getalenteerde Spanjaarden het voor mij opnemen. Ik sta daarvoor nog meer bij hen in het krijt, omdat ik weet dat ik het niet verdien. Ik vind dat mijn landgenoten mij toch enigszins dankbaar mogen zijn, want er zijn mensen in wier ogen ik mij uitzonderlijk verdienstelijk heb gemaakt. Maar klagen over je vaderland en als het ware degene wiens zoon je bent voor de rechter slepen is misschien, zelfs als je er reden toe hebt, niet zo respectvol. Wat je schrijft is in elk geval zo zonneklaar dat het niet te ontkennen valt: Spanje, ja, ieder willekeurig ander land, toont zich dankbaarder tegenover mij dan mijn landgenoten - over wie ik evenwel niet wil klagen. Dat is niets nieuws; het is zo oud als de wereld, mijn beste Francisco, dat mensen die met herculesarbeid de samenleving een grote dienst bewijzen, met de slang moeten worstelen.Ga naar voetnoot11. Wie het plan opvat zoiets te gaan doen, moet het oog op de eeuwigheid gericht houden. Die hydra laat trouwens een scherper gesis horen als mensen iets bruikbaars aandragen dat nieuw of ongewoon is, of iets bruikbaars van vroeger herstellen en terughalen. Het gedrocht dat ik aan jullie overdraag, is daarom al enigszins ge- | |
[pagina 264]
| |
temd, al zul je, naarmate je bekender wordt om je weldaden (iets waarmee je al een aardig begin hebt gemaakt), het monster van Lerna als steeds gevaarlijker ervaren - neem dat van me aan. Het mocht niet zo zijn dat de vreugde over dat Spanje van jullie niet door enige ontstemming werd bedorven. Daar zorgde Zúñiga enige tijd geleden voor en later die lieden die daar een nieuwe tragedie ontketenden. Tot nu toe was er immers geen Hollander, Brabander, Vlaming of Zeeuw die mij met een bloeddorstige pen aanviel zoals Zúñiga dat telkens met zoveel bitterheid deed, zonder ooit met ook maar één woord door mij uitgedaagd te zijn; slechts met moeite kon het gezag van pausen en kardinalen hem beteugelen. Niemand van welke nationaliteit ook durfde datgene waar, naar verluidt, enkele bedeltirannen uit jullie land mee bezig zijn. Juist dat toonde aan dat er daar medestanders van Erasmus zijn zoals je ze nergens anders vindt. Wat anders was immers de oorzaak van al die ophef dan het overweldigend enthousiasme van vrienden? Het gebeurt namelijk geregeld dat vrienden die me buitensporig prijzen me meer schade toebrengen dan vijanden die me kleineren. Voordat het Enchiridion Spaans sprak,Ga naar voetnoot12. was Erasmus in Spanje minder beroemd en gevierd, maar ook minder gehaat. Met voorbijgaan van mijn persoonlijke belangen zal ik mij zonder problemen over de haat heen zetten. Maar ik ben bang dat de boosaardigheid van enkelen de rustige en heldere hemel daar in Spanje met een wolk van beroering zal verduisteren. Tot zover de discussie over geleerdheid. Ik ga nu de strijd over de lof aan, die jij in je vriendelijkheid (die hier beslist buitensporig is), zo gul over mij uitgiet, dat ik volstrekt geen schaamte kende als ik dat zou accepteren. Als ik hetzelfde bij jou doe, ben ik bang dat mijn lof, al doe ik aan je verdiensten geen recht, toch ongeloofwaardig is, als ik je prijs na zo geprezen te zijn; het zal eerder de indruk wekken dat ik met gelijke munt wilde terugbetalen dan dat ik jouw kwaliteiten bewonder. Maar je moet niet denken dat je mij voor niets geprezen hebt, mijn beste Francisco, want met die lof heb je niet mij, maar jezelf in niet geringe mate bij mij aangeprezen. Daarmee laat je immers zien dat je een grote liefde voelt voor de meest eervolle eigenschappen die je meent bij mij aan te treffen, en dat je dezelfde gaven bezit die je in mij prijst of vervuld bent van een groot verlangen daarnaar. Rest mij je in de eerste plaats hartelijk te danken dat je je zo vriendelijk in mij vergist, vervolgens een jongeman geluk te wensen die nu al met zoveel eer werd onderscheiden, ten slotte iemand die vaart heeft aan te vuren, zoals dat heet,Ga naar voetnoot13. zodat je met onvermoeibaar hardlopen op die prachtige renbaan dagelijks jezelf overtreft. | |
[pagina 265]
| |
In de strijd rond het derde punt, namelijk de welwillendheid, wil ik beslist de overhand hebben, want een nederlaag daar is voor iedereen een grote schande, omdat de overwinning binnen ieders bereik ligt. Ik zou de naam Erasmus niet verdienen als ik niet in staat was de genegenheid van zo'n aardige bewonderaar te beantwoorden.Ga naar voetnoot14. Want jouw hele brief ademt niets anders dan louter welwillendheid, louter genegenheid, louter charme. Ik hoef immers niet te vertellen hoeveel plezier ik beleefde aan die welbespraakte Spaanse genius. Wat een schitterende beschrijving gaf je van die monsterlijke Geryones, samengesteld uit een sofist, een pseudotheoloog en een letterknecht!Ga naar voetnoot15. In elk geval had ik op grond van mijn leeftijd al van dit soort gladiatorengevechten vrijgesteld moeten zijn; maar de goden beschikten anders.Ga naar voetnoot16. Erasmus moet in de arena sterven, hoewel hij nergens minder voor in de wieg is gelegd dan voor de strijd. Al sinds enige tijd ben ik in een bloedige oorlog gewikkeld met falanxen van lieden die denken dat de opbloei van een verfijnder soort geleerdheid de ondergang van hun alleenheerschappij betekent. Het is ook geen eensoortig leger. Sommigen waren er absoluut tegen dat ook maar iets van verfijnder taalonderwijs herleefde, anders zou er misschien iets zijn wat zij niet wisten. Anderen, die een gematigder standpunt innamen, konden zich kennelijk zo goed en zo kwaad als het ging nog wel over het Latijn heen zetten, maar vonden Grieks en Hebreeuws op generlei wijze acceptabel. Dan heb je het soort vijanden dat onlangs vanuit hun schuilplaatsen tot de aanval overging. Ze kunnen niet tegen literatuur die Christus bezingt, alsof niets goed geschreven is wat niet heidens is. In hun oren klinkt ‘de grote en almachtige Jupiter’ eleganter dan ‘Jezus Christus, de Verlosser van de wereld’, en ‘de vaderen op de lijst’Ga naar voetnoot17. aardiger dan ‘de heilige apostelen’. Pontano prijzen ze de hemel in, voor Augustinus en Hieronymus halen ze hun neus op. Geef mij liever één lied van Prudentius met de naam Jezus in het metrum verwerkt, dan een scheepslading versen van Pontano, van wiens geleerdheid en welbespraaktheid ik overigens beslist een hoge dunk heb. In hun ogen is het bijna een grotere schande geen ciceroniaan dan geen christen te zijn; alsof Cicero, als hij nu weer tot leven kwam, niet op een andere manier over christelijke onderwerpen zou spreken dan hij in zijn eigen tijd deed! Want het belangrijkste van welsprekendheid is de dingen op een geschikte manier zeggen. Niemand ontkent dat Cicero uitblonk in stijlkwali- | |
[pagina 266]
| |
teiten, al past niet iedere stijlsoort bij iedere willekeurige persoon of elk willekeurig onderwerp. Waar is dat ergerlijke gedweep met de benaming ciceroniaan goed voor? Ik zal het je in een paar woorden zeggen, maar alsof ik het je in je oor fluister.Ga naar voetnoot18. Daarmee camoufleren ze heidense opvattingen, die hun liever zijn dan Christus' glorie. Ik zal er niet erg rouwig om zijn als ze me van de lijst met ciceronianen afhalen, als ik maar op de lijst met christenen sta. Als iemand ciceroniaanse stijlkwaliteiten voor mij combineert met christelijke vroomheid, zal ik hem verkiezen boven wel tien Cicero's. Ik hield me er altijd verre van de uiterlijkheden van de ciceroniaanse stijl na te bootsen; het was zelfs zo dat ik, al zou ik er in kunnen slagen, een steviger, bondiger, gespierder stijl zou prefereren, minder elegant, maar mannelijker. Ik bekommerde me trouwens in het algemeen weinig om sierlijke taal, al zou ik enige verfijning, wanneer die zich spontaan aandient, niet afwijzen. Op dit moment heb ik zo weinig tijd om bij te schaven wat ik schrijf, dat ik vaak zelfs niet in de gelegenheid ben het nog een keer door te lezen. Mensen die de tijd hebben om drie maanden aan één, niet eens lange brief te werken, mogen zich desgewenst echte ciceronianen noemen; ík moet geregeld in één dag een heel boek af hebben! Ze moeten daarom juist diegenen het verwijt maken dat ze Cicero niet nabootsen, die dat vol ijver maar met weinig succes nastreven. Ten slotte is er, als ik de waarheid mag zeggen, zelfs onder degenen die alleen Cicero bewonderen, tot nu toe niemand geweest die ons werkelijk aan Cicero doet denken. Ik geef namelijk niets om taal met een laagje bladgoud en een stuk of tien woorden die ze Cicero her en der hebben afgebedeld. Ik zoek de hele Cicero. Hiermee bedoel ik niet, mijn beste Francisco, dat we aankomende beoefenaars van de welsprekendheid iemand anders dan Cicero moeten aanraden, maar ik wil er die apen mee belachelijk maken die iets alleen maar mooi vinden als het aan Cicero doet denken. Nooit was schoonheid immers zo gelukkig uitgevallen, dat er niets aan ontbrak. Een schilder moet het volmaakte voorbeeld van schoonheid bij meerdere modellen vandaan halen. Datzelfde geldt voor een redenaar die zoekt naar de volmaakte stijl.Ga naar voetnoot19. Hier kun je nog om lachen, maar wie wordt niet diepbedroefd als hij denkt aan al die onrust rond het nieuwe evangelie? De wereld wordt verscheurd door tweespalt, maar we zijn niet slim genoeg om te bedenken hoe we een eind aan deze onzalige en verwerpelijke beroering kunnen maken. Ja, we zetten ons allemaal schrap om het touw naar ons toe te trekken tot het breekt;Ga naar voetnoot20. we | |
[pagina 267]
| |
vinden telkens nieuwe broedplaatsen van onenigheid en gooien, zoals dat heet, olie op het vuur.Ga naar voetnoot21. Als de monarchen zich tenminste in christelijke harmonie met elkaar verbonden voelden, zou er in elk geval hoop zijn dat de storm binnen de kerk tot bedaren gebracht kon worden. Nu zie ik niet wat ons nog rest behalve God onvermoeibaar met onze gebeden lastig te vallen, in de hoop dat Hij, door zelf als het ware ex machina ten tonele te verschijnen, deze tragedies een gelukkige ontknoping wil geven. Als je wilt weten hoe flink ik net en drietand hanteer,Ga naar voetnoot22. moet je de twee boeken Hyperaspistes lezen; Esernius in gevecht met Pacidianus, zul je zeggen.Ga naar voetnoot23. Ik zal een eind aan mijn brief maken, als ik je er in het kort aan herinnerd heb (al heeft het je aandacht), dat die Geryonen het beste eronder te krijgen zijn met voortdurende alertheid tijdens de lessen, correct gedrag en eensgezindheid. Er zijn immers figurenGa naar voetnoot24. die grote weerstand tegen de literatuur opwekken door hun ongeremd taalgebruik en nog grotere weerstand door verdenking van die nieuwe dogma's. Intussen doen ze beter hun best om andermans professoraat te bestoken dan om een sieraad te zijn voor dat van henzelf en omlijsten ze de liefde voor de studie met goddeloosheid. Als de glorie van een verfijnder soort taalonderwijs haar licht verspreidt, zullen de nevels die door die liedenGa naar voetnoot25. worden verspreid vanzelf optrekken; als ze eenmaal het nut van de talen hebben ondervonden, zal het jaloerse gesis wegebben en zullen degenen die nu protesteren, zich allengs bij de gemeenschap van studerenden aansluiten. Voor het geval je wilt weten waar ik mee bezig ben, ik werk onder meer aan een volledige Augustinus;Ga naar voetnoot26. je zou amper geloven wat een massa wangedrochten ik daar aantref. Ik denk dat hij bij verschijning een andere gedaante zal hebben. Ik zou je graag de ParafrasenGa naar voetnoot27. ten geschenke sturen, maar die laten zich alleen maar via boekhandelaren versturen; er staat mij op dit moment niemand van hen ter beschikking. Zelfs bij deze brief heb ik het gevoel dat ik hem aan de wind prijsgeef. Doe Bernardino Tovar namens mij de hartelijke | |
[pagina 268]
| |
groeten terug. Ik hoor dat SanchoGa naar voetnoot28. het oude meningsverschil heeft laten varen en mij vriendschappelijk gezind is. Als dat waar is, zou je mij dan nadrukkelijk bij hem willen aanbevelen? Als ik zeker weet dat het waar is wat iemand mij schreef,Ga naar voetnoot29. zal ik mijn best doen om alles wat herinnert aan het vroegere conflict uit te wissen. Het zal aan Ate worden toegeschreven, die, in de woorden van Homerus, allen blind maakt.Ga naar voetnoot30. Je kunt voortaan van mij altijd de gedienstigheid van een echte vriend verwachten. Bazel, 13 oktober 1527 |
|