De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1884 Van Gervasius Wain
| |
[pagina 261]
| |
ik graag willen dat u in een brief aan hem iets gunstigs over mij zegt;Ga naar voetnoot4. dat zou zijn sympathie voor mij aanmerkelijk vergroten. Ik smeek u dat een keer te doen, maar alleen als het u uitkomt. Verder mag het niet lijken alsof ik mijn plicht verzuim en de gelegenheid die plaats en tijd bieden voorbij laat gaan; daarom vertel ik hier in het kort welke aanval Béda op u beraamt. Hij heeft ik weet niet hoeveel tienduizenden ketterijen, zoals hij ze noemt, afkomstig uit de Parafrasen,Ga naar voetnoot5. aan de faculteit voorgelegd. Ik stuur u wat al door de faculteit is veroordeeld en tegelijk ook wat nu in behandeling is. U hebt van de faculteit niets anders te verwachten dan al het slechte, gemene en oneerlijke wat maar mogelijk is. Zorg dan ook dat het u niet aan moed ontbreekt, zoals het u niet aan een vaardige pen ontbreekt. U hebt te maken met uitermate domme en brutale lasteraars. Er zijn bij de faculteit wel een aantal geletterden, maar er wordt tegen hen opgetreden alsof ze nog erger zijn dan de aanhangers van Luther. Het ga u goed. Parijs, de feestdag van Sint-Dionysius |
|