1873 Aan Karel V
Bazel, 2 september 1527
Brief van Erasmus aan de keizer
Ik erken, onoverwinnelijke keizer, dat ik Uwe Majesteit zeer veel dank verschuldigd ben, zowel persoonlijk uit naam van mijzelf als in het algemeen uit naam van de studie, omdat u bereid was mij zonder terughoudendheid te steunen en te bemoedigen; maar daarnaast koester ik de vurige wens dat die vastberadenheid van u, waarmee u de grootste koningen bedwingt en onderwerpt, evenveel gewicht en succes heeft bij het bedwingen van het tumult dat door bepaalde boosaardige lieden wordt veroorzaakt. Omdat ik mij gesteund wist door pausen en vorsten, maar vooral door Uwe Majesteit, heb ik de Lutherse partij (was die maar niet zo wijd en zijd verbreid!) volledig tegen mij in het harnas gejaagd, waarachtig niet zonder groot gevaar voor eigen leven. Als iemand om een bewijs vraagt, zal Luthers Onvrije wil als getuigenis dienen, waarin hij mij op een hoogst vijandige manier aanvalt; evenzo de twee boeken van de Hyperaspistes, waarmee ik hem van repliek dien.Ga naar voetnoot1. Nu de Lutherse zaak, mede door mijn toedoen en het risico dat ik nam, begint te wankelen, duiken er in uw land bepaalde lieden op die onder het voorwendsel van godsdienstigheid opkomen voor hun buik en hun alleenheerschappij - wij strijden immers voor Christus, niet voor aardse voordelen. Met hun ordeloos tumult zaaien ze onrust in het overigens om zoveel redenen zeer gezegende Spanje. Soms zien we dat dergelijke gebeurtenissen het voorspel zijn van de vreselijkste stormen. In elk geval vond de huidige Lutherse kwestie haar oorzaak in veel onbeduidender zaken.
Wat mij aangaat, ik zal tot mijn laatste snik de zaak van de christelijke vroomheid blijven verdedigen; het is evenwel aan Uwe Majesteit in al haar vroomheid standvastig en ononderbroken steun te verlenen aan hen die zich oprecht en onverschrokken inzetten voor Gods kerk. Ik strijd onder Christus' banier en die van u en zo zal ik sterven; maar ik zal rustiger sterven