1872 Aan Mercurino Gattinara
Bazel, 1 september 1527
Een hartelijke groet. Geachte heer, die alle goede eigenschappen in volmaakte vorm bezit, ik dank u ten zeerste voor uw uitzonderlijke goedgunstigheid jegens mij. Was het mij maar enigszins vergund iets terug te doen! Als u Luthers Onvrije wil hebt gelezen, en ook mijn Hyperaspistes, waarvan zojuist het tweede deel is verschenen,Ga naar voetnoot1. zult u begrijpen wat een bloedige strijd er tussen ons gaande is. Iets wat die liedenGa naar voetnoot2. des te meer irriteert, omdat ik me hiermee, en nog wel als enige, op hun terrein waag. Het ontging me niet wat voor gemor ik over me af zou roepen, maar omdat ik mij gesteund wist door de keizer, door u en door mensen zoals u, aarzelde ik niet mezelf in welk gevaar dan ook te storten, in het vaste vertrouwen dat ook goddelijke hulp niet zou ontbreken wanneer iets vrooms wordt ondernomen. De irritatie bij die sekten neemt hier inderdaad geleidelijk af en de meesten krijgen hun verstand terug. Ik zal mijn plicht als vastberaden soldaat niet verzaken; het is aan u echter er in uw wijsheid voor te zorgen dat niet bepaalde oproerkraaiers, die eerder de belangen van hun buik dan van Christus behartigen, de overwinning van de vroomheid naar zich toe trekken. Overigens heb ik zo'n vermoeden (maar het is te hopen dat ik mij daarin vergis), dat er na het bedwingen van de Lutherse opstand een zwaarder storm zal opsteken, veroorzaakt door de boosaardigheid van bepaalde lieden. Ik kan niet in woorden uitdrukken hoezeer ik wens dat er aan de buitengewoon grote successen van onze onoverwinnelijke keizer zich nog dit zal voegen, dat onder zijn leiding de eensgezindheid terugkeert in beide staten.Ga naar voetnoot3. Het huidige kwaad vraagt immers om iemand die daarvoor van Godswege bestemd is. Het ga u goed.