De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1865 Aan Tielmannus Gravius
| |
[pagina 212]
| |
voelde naderen. Die formulering ‘levend lijk’ stond me niet aan en ik kapittelde hem hierover in mijn meest recente brief, omdat hij de tempel van de Heilige GeestGa naar voetnoot3. een lijk noemde; want niemand is méér levend dan wie zo sterft. Hij antwoordde niet met de pen, maar met het feit van zijn overlijden. Het doet me plezier dat u mij een beschrijving gaf van uw huisgezin, en nog meer plezier dat de fortuin gelijke pas houdt met uw intenties. U zorgt immers dat uw kinderen een godsdienstige opvoeding krijgen, maar zo dat u er tenminste één in de handel wilde laten gaan. Omdat u acht kinderen hebt en hen met zoveel vroomheid onderwijst, biedt u vergeefs aan uw vermogen met mij te delen; ik ben immers niet zo gewetenloos dat ik iets onttrek aan middelen die zo'n vrome bestemming krijgen; maar de intentie waardeer en prijs ik absoluut. Rest ons deze vriendschap, voortgesproten uit een geschenkje van ijzer,Ga naar voetnoot4. vast te snoeren met banden van staal. De Heer Jezus geve dat het u goed gaat, samen met heel uw huisgezin. Bazel, 27 augustus 1527 Doe Sobius de hartelijke groeten van me |
|