De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925

1866 Aan Erasmus Schets
Bazel, 27 augustus 1527

Een groet. Marcus Laurinus is een aardige vriend, maar te traag en te slordig om zaken af te handelen.^1. Ik zal dit verlies moeten slikken. Ik schreef aan Jan de Hondt dat hij voortaan moet uitbetalen aan degene die jij aanwijst.

De aartsbisschop van Canterbury^2. schrijft me dat hij 90 nobels heeft overgedragen aan een Duitse koopman, genaamd Pieter Weldanck,^3. iemand die hij kent, die het aan Pieter Gillis moet geven, zodat hetzelfde bedrag zonder dat er iets afgaat bij mij terechtkomt. Pieter Gillis belooft het direct na ontvangst aan jou te zullen sturen. De bisschop van Londen^4. schrijft eveneens dat hij een zekere vriend 44 goudstukken heeft gestuurd, maar hij zegt er niet bij wat voor. Mijn dienaar^5. zei dat ook die naar Pieter Gillis zouden gaan.

1. Zie brieven 1848, 1849 (waarop deze brief het antwoord is) en 1862.

2. William Warham.

3. In tegenstelling tot wat Erasmus hier zegt was deze persoon waarschijnlijk afkomstig uit Zeeland.

4. Cuthbert Tunstall.

5. Nicolaas Kan.

[p. 213]

Het verbaast me dat hij ze niet aan Luis de Castro gaf, terwijl ik hun dat toch nadrukkelijk heb geschreven.^6.

Ik ben blij dat het boek dat ik aan de koning van Portugal opdroeg,^7. bij jullie in de smaak valt. Als hij even gul is met geschenken als ik met lof, komt het helemaal in orde.

In je brief staat niets over de vijftig kronen^8. die een of andere koopman bij de laatste beurs^9. aan Froben heeft overgedragen - het zal je ontschoten zijn. Hij wilde geen schriftelijke verklaring. Misschien schrijf je met de komende beurs.

Mijn dienaar heeft alle opdrachten trouw volbracht; overigens was de reis naar Engeland weinig succesvol wegens de afwezigheid van de kardinaal.^10. Het ga je goed, samen met je dierbare echtgenote,^11. aan wie je namens mij de groeten moet doen, en allen die je lief zijn.

Bazel, 27 augustus 1527

Nadat ik dit had geschreven, lees ik in brieven van Pieter Gillis en Tunstall, de bisschop van Londen, dat jou elf pond sterling is overhandigd.^12. Hij was van plan het geld aan je compagnon te geven,^13. maar deze laatste was niet in Londen.

Je vriend Erasmus van Rotterdam

Aan de zeer geachte koopman Erasmus Schets. Te Antwerpen

6. Voor dit advies vgl. brieven 1758, 1764 en 1769.

7. Zie brief 1805, noten 48-49.

8. Zie brief 1781.

9. De halfjaarlijkse boekenbeurs in Frankfurt.

10. Thomas Wolsey; vgl. brief 1850.

11. Ida van Rechtergem.

12. Vgl. de hiervoor genoemde 44 goudstukken.

13. Tunstall had het geld dus inderdaad aan Luis de Castro willen geven.