De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925

1861 Aan William Warham
Bazel, 24 augustus 1527

Erasmus van Rotterdam groet William Warham, aartsbisschop van Canterbury

Mijn sieraad en steun zonder weerga in Christus, deels uit uw brief, deels uit wat mijn dienaar^1. in opdracht van u aan mij vertelde, kon ik duidelijk uw meer dan vaderlijke genegenheid jegens mij opmaken. We hebben allebei dezelfde wens. Maar de huidige omstandigheden laten het niet toe. Ik mag mijn post nog niet verlaten. Maar misschien is het ons binnenkort vergund dat we door een kleinere afstand van elkaar gescheiden zijn. Ik vraag u intussen moed te houden. De huidige beroering is duidelijk door het lot bepaald. Ik zal eerder mijn leven dan de moed opgeven.

Diegene wiens naam u weet^2. is de aanstichter van deze hele tragedie, die in Parijs in gang werd gezet en nu in Spanje voor spektakel of liever gezegd razernij zorgt. Die man is geboren voor dit soort aantijgingen, dat is het enige waarom hij bij de mensen bekend staat. Maar in Spanje zijn het vooral de bedelmonniken die dit toneelstuk opvoeren; de bisschoppen en de voornaam-

1. Nicolaas Kan.

2. Edward Lee.

[p. 203]

ste geleerden staan aan mijn kant en daarnaast is er de steun van het hof. De zaak zal, naar ik verwacht, goed aflopen. Het jaargeld was eind juli nog niet bij Pieter Gillis aangekomen; ik denk dat het nu wel is afgeleverd. Moge de Almachtige Uwe Excellentie behoeden en bewaren. Bazel, 24 augustus 1527