De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1859 Aan Maximiliaan (II) van Bourgondië
| |
[pagina 201]
| |
bei nam die wederzijdse genegenheid toe met de jaren. Daarom was ik erg blij met je alleraardigste brief, die me weer aan de sympathie die je vader voor me had deed denken. Maar nog verheugender is het te merken dat je op het punt van genegenheid je vader al bij zijn leven hebt opgevolgd. Je geenszins onverzorgde brief ademt immers niet alleen meer dan gewone welwillendheid jegens mij, maar ook een soort respect, zoals een zoon voor zijn vader of een leerling voor zijn leermeester hoort te hebben. Dat kreeg je waarschijnlijk mee van je beide ouders (want ik was ook je grootmoederGa naar voetnoot3. zeer dierbaar), en het nam toe door Jan van Borssele,Ga naar voetnoot4. een man die zowel om zijn onberispelijk gedrag als om zijn geletterdheid aanbeveling verdient. Zeker om die reden ben je naar mijn idee gelukkiger dan menige koning. Je hebt immers iemand in huis bij wie je de kans hebt om twee bij uitstek goede dingen te verwerven: eerbied jegens God, iets wat op zichzelf al een mens gelukkig maakt, en een goede opleiding, iets wat je je hele leven tot voordeel en tot eer zal strekken, en niet alleen jou, maar ook je familie (ofschoon al beroemd door je voorouders), en je hele vaderland. Het zal je geslacht geen geringe glans verlenen als je ernaar streeft edeler te zijn wat betreft de vroomheid en de literatuur dan wat betreft je stamboom. Je schrijft dat je genoegen schept in mijn pennenvruchten; het zou prachtig zijn als ze van dien aard zijn, dat de lectuur ervan je zoveel voordeel brengt als je aanleg verdient. Ik heb in elk geval geprobeerd (of het gelukt is weet ik niet) om de jonge leeftijd evenzeer tot vroomheid als tot geleerdheid te verlokken. Maar wat er aan mijn pennenvruchten ontbreekt zal probleemloos vereffend en goedgemaakt worden door de ijver van je zeer geleerde onderwijzer. Ik bid tot de grote en almachtige Christus dat Hij je nobele karakter, dat, in knop nog als het ware,Ga naar voetnoot5. nu al grote dingen belooft, zal uitrusten en verrijken met alle gaven die passen bij een christelijk vorst. Beschouw dit intussen als een schriftelijk bewijs van mijn genegenheid jegens jou, zodat je me voor de rechter kunt slepen als ik op enig punt nalatig ben. Als je je vader weer schrijft, zou je hem dan namens mij de hartelijke groeten willen doen? Bazel, 23 augustus 1527 |
|