De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1858 Aan Robert Aldridge
| |
[pagina 182]
| |
heid bestond, maar op een bepaald moment begon te bestaan. Daarover hield die zwetser met de grootste vermetelheid en domheid een donderpreek voor geleerden, notabelen van de stad en een talrijke menigte burgers. Ik twijfel niet of je was er zelf ook bij, aangezien je zo'n lekker maaltje meestal niet wilt missen, zoals de uitdrukking luidt.Ga naar voetnoot5. Maar al te graag had ik zo'n gewetenloze gruweldaad toegeschreven aan een vergissing of aan onwetendheid, als een dergelijk excuus niet ongepast was geweest, omdat we allereerst te maken hebben met een theoloog, vervolgens met een predikant en ten slotte met een spreekgestoelte dat niemand beklimt zonder dat hij vooraf gewaarschuwd is en iets voorbereid heeft wat bij een dergelijk publiek past. Voordat hij zich daarheen spoedde, had hij in elk geval moeten nalezen wat ik over deze kwestie in de Annotationes heb geschreven.Ga naar voetnoot6. Daar laat ik zien dat alle Griekse handschriften eenstemmig de lezing geven die ik vertaalde en wijs ik op de rechtzinnige bedoeling, om een misvatting te voorkomen. Denk je nu eens in, wat niet waar en evenmin waarschijnlijk is, dat het woord ‘gegeven’ door de Grieken met onzuivere bedoeling weggehaald is, omdat het in geen enkel handschrift voorkomt. Wilde hij soms dat ik op eigen houtje zou toevoegen wat de Griekse tekst niet had? Ik presenteerde mij immers als vertaler van de Griekse bronnen. Als het weggehaald was, zou dat beslist door de arianenGa naar voetnoot7. gedaan zijn. In onze tijd vinden we zulke dingen terug in de boeken van degenen die uit alle macht de arianen bestrijden; ik denk hierbij met name aan Chrysostomus en Theophylactus. Als zoiets door de arianen was verdraaid, hadden de orthodoxe schrijvers zeker niet nagelaten bij die plaats op zo goddeloze misleiding te wijzen, zoals ze ook elders verdraaiing nadrukkelijk naar voren brengen, als ze zoiets ontdekken. Verder vraag ik me af welke ariaan deze plaats ooit ter verdediging van zijn geloofsleer heeft aangevoerd. Als iemand die had aangevoerd, zou hij niet meteen zijn uitgefloten? Want de plaats verklaart zichzelf. Er gaat immers dit aan vooraf: ‘Hiermee doelde Hij op de Geest die zij die in Hem geloofden zouden ontvangen’; dit wordt meteen gevolgd door ‘want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was’. Zoals je ziet spreekt de evangelist hier niet over de natuur van de Geest, maar over de gave en de werking ervan. Want ‘de Geest was er nog niet’ is niet anders bedoeld dan wanneer je zegt ‘het was nog niet dag’. Nooit is het niet dag, maar we bedoelen dat het op die plaats geen dag was. Wat is er gewoner dan de beeldspraak die | |
[pagina 183]
| |
we gebruiken als we zeggen dat de zon er niet is, wanneer ze niet zichtbaar voor ons is, omdat ze achter de wolken schuilgaat? Of als we zeggen dat er geen water is, wanneer het nog niet hoog genoeg staat om scheepvaart mogelijk te maken? Zo zegt de evangelist over de discipelen: ‘de Geest was er nog niet’, dat wil zeggen ze hadden nog niet die rijkelijk stromende gave van de Geest ontvangen waarover de profeet spreekt.Ga naar voetnoot8. Dit wordt allemaal verduidelijkt in de aantekening,Ga naar voetnoot9. waar ook wordt uitgelegd dat het voor de betekenis volstrekt niets uitmaakt of je ‘gegeven’ toevoegt of niet. Alsof dat nog niet genoeg was, toont de aantekening met doorslaggevende argumenten aan dat ook Augustinus las wat er in het Grieks staat. Ik citeer daar de volgende passage bij Augustinus: ‘Wat betekent het wanneer hij zegt “De Geest was niet gegeven, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was”? De betekenis is overduidelijk. Want het was niet zo dat de Geest van God er niet was; de Geest was bij God, maar nog niet in hen die in Jezus hadden geloofd.’Ga naar voetnoot10. Blijkt uit deze woorden niet voldoende dat ‘gegeven’ niet de lezing van Augustinus was, maar een toevoeging van een kopiist? Als ik hier niet de aandacht op had gevestigd, had deze predikant toch, als hij ook maar een greintje christelijk gevoel had gehad, deze plaats opgezocht, die zo te vinden was, voordat hij zo'n vreselijke aantijging over zijn broeder uitstortte en zijn slangengif liet doordringen in de harten van al die duizenden, die hij naderhand niet kon genezen, al zou hij dat willen. Zie nu toch, een vermaard en uiterst rechtzinnig auteur als Augustinus! Wat als je die lezing ook bij Hieronymus vindt? Van hem worden de volgende woorden aangehaald in de Glossa ordinaria: ‘Het was niet zo dat de Heilige Geest er op dat moment niet was, want de Heiland zegt: “Maar als ik door de Geest van God demonen uitdrijf”;Ga naar voetnoot11. maar de Geest was in de Heer en bevond zich, nog zonder dat het bekend was, in de apostelen’.Ga naar voetnoot12. Hieronymus herhaalt hier het woord ‘gegeven’ niet;Ga naar voetnoot13. ook als hij dat wel had gedaan, zou er geen ruimte voor discussie zijn. Want het staat buiten kijf dat de Geest niet met een zichtbaar teken aan de discipelen was gegeven, zoals Hij hun | |
[pagina 184]
| |
deze na zijn opstanding inblies en na zijn hemelvaart in vuurtongen zond.Ga naar voetnoot14. Maar aangezien hij zei ‘niet was’, namelijk in de discipelen, bestond er het gevaar dat de discipelen tot de opstanding van Christus wellicht zonder de Heilige Geest waren. Hij werkte die absurditeit weg door het uit te leggen als ‘niet gegeven’, wat staat voor ‘openlijk en in stromen uitgestort’. Een klein stukje verder in dezelfde glos: ‘De Geest was dus nog niet in de apostelen en uit hun binnenste vloeiden nog niet de geestelijke genadeblijken, omdat de Heer nog niet verheerlijkt was’. Ook hier wordt ‘gegeven’ niet toegevoegd. Ziedaar, naast alle Griekse handschriften, twee vooraanstaande Latijnse kerkleraren! Ik had werkelijk toen ik dat publiceerde nog geen Latijns handschrift in handen gekregen dat met hun lezing en die van de Grieken overeenstemde. Maar onlangs kreeg ik uit de bibliotheek van de kerk te Konstanz twee manuscripten; het ene heeft zuiver de Griekse lezing, in het andere had een kopiist in een latere hand ‘gegeven’ toegevoegd in de ruimte die de regels van elkaar scheidt. Ongetwijfeld is de oorspronkelijke tekst honderd keer te vinden, als iemand de oude handschriften uitkamt. Dat was voor mij niet moeilijk geweest, maar ik verwachtte niet dat er iemand zou opduiken die daar stof voor een lasterlijke aantijging zou vinden. In de Annotationes gaf ik bovendien het argument dat er in het Grieks op deze plaats geen lidwoord is toegevoegd; er staat alleen ‘Geest’. (Bij ons staat er niet ‘Heilige’ bij; in mijn aantekening wijs ik erop dat dit bij de Grieken door kopiisten is toegevoegd, zoals bij ons het voltooid deelwoord ‘gegeven’.) Dit met de bedoeling dat duidelijk blijkt dat op die plaats niet over de natuur van de Geest, maar over de gave of de genade wordt gesproken, en niet een willekeurige, maar die zeer overvloedige uitstorting, zoals zich zelfs niet bij de profeten had voorgedaan. Ze kunnen niet met het argument komen dat de handschriften van de Grieken hier verdraaid zijn, omdat je dat soort dingen in de boeken van rechtzinnige auteurs kunt vinden, zoals ik hiervoor al zei.Ga naar voetnoot15. Iemand zou zonder blikken of blozen kunnen zeggen dat ook die verdraaid zijn, maar hun uitleg, die laat zien wat ze lazen, sluit dit uit. TheophylactusGa naar voetnoot16. zegt onder andere: ‘Omdat de werking van de Geest er op dat moment niet was, maar nog gegeven moest worden, daarom zegt hij “omdat de Heilige Geest er nog niet was”, dat wil zeggen niet bij de Joden | |
[pagina 185]
| |
aanwezig was en niet door werken zichtbaar was.’ En een stukje verder: ‘Ook in de profeten was er de kracht van de Geest en in de apostelen vóór de kruisiging, maar niet zoals na zijn hemelvaart, overvloediger en voller, zodat zich de vergelijking met rivieren opdrong. Daarom zei de de evangelist met recht dat de Heilige Geest er nog niet was, dat wil zeggen nog niet zo overvloedig uitgestort.’ Dit laat duidelijk zien wat hij las. Het hoeft geen verbazing te wekken dat hij verschillende keren tijdens het uitleggen ‘gegeven’ zegt bij de Geest, omdat dat de bedoeling is van de evangelist. In elk geval staat ‘gegeven’ niet in de becommentarieerde tekstGa naar voetnoot17. en hij citeert die hier ook zonder ‘gegeven’. Ik beschikte niet over een Griekse Chrysostomus; de vertaler heeft consequent ‘gegeven’ in Chrysostomus' commentaar ingevoegd. Iets dergelijks deed hij evenwel niet alleen op deze plaats, maar hij stopte er overal de tekst van de Latijnse kerk in. Maar wat voor zin heeft het de woorden van Chrysostomus aan te halen, aangezien hij de bron was waaruit Theophylactus alles putte wat hij bij deze plaats aan commentaar gaf? Verder had Chrysostomus het beslist niet onopgemerkt gelaten als de Schrift door de arianen was verdraaid, want hij laat geen enkele gelegenheid voorbijgaan om hun dogma's te weerleggen. Maar wat voor reden zou er dan toch voor een ariaan zijn om te denken dat die plaats vervalst moest worden? Soms om de mensen te doen geloven dat de Heilige Geest pas na de dood van Christus was geschapen? Geen enkele ketter was ooit zo dwaas. In de tijd dat ze het ergst met blasfemieën tegen God tekeergingen, waren er die beweerden dat de Zoon door de Vader geschapen was en de Heilige Geest de helper van de geschapene was. Maar ze erkenden wel dat beiden waren geschapen vóór ieder ander schepsel. Evenmin ontkenden de arianen dat de profeten de toekomst hadden voorspeld door inspiratie van de Heilige Geest. Toch hadden zij dat moeten ontkennen, als ze meenden dat de Heilige Geest geschapen was na de dood van Christus. Geen enkele ketter kon dus aan deze plaats een bevestiging van zijn geloofsleer ontlenen. Als dat wel had gekund, was er ongetwijfeld iemand geweest die dat had geprobeerd, omdat die mensen gewoonlijk alles erbij haalden wat tot de overwinning van hun goddeloze zaak kon leiden. Wat is toch dat vreselijke gevaar waarvoor men hier bang was? Het enige gevolg kon zijn dat een paar geleerde lezers eruit zouden afleiden dat het voltooid deelwoord ‘gegeven’ bij de Grieken niet werd uitgedrukt, maar erbij gedacht. Ik laat immers de officiële lezing van de kerk onaangeroerd en geen enkel handschrift toont een spoor van mijn weglating. Als er hier al iets voor discussie vatbaar was, hoorde dat toneelstuk niet in een dergelijk theater thuis. | |
[pagina 186]
| |
Wat voor geweldigs mag er dan wel niet tot stand zijn gebracht toen Latijnse kopiisten het voltooid deelwoord ‘gegeven’ toevoegden? Ontnamen ze de arianen een handvat? Ik heb laten zien dat die plaats niet als verdediging van hun geloofsleer dienst kan doen. Met het mijden van iets wat volstrekt geen risico opleverde, raakten ze verzeild in een ander gevaar, dat wél echt en ook nog veel groter is. Wat voor gevaar dan? Dat het gezag van het volledige Oude Testament op losse schroeven komt te staan. Hoezo? Omdat het zijn oorsprong niet in de Heilige Geest had. Want hoe zou dat kunnen, als de Geest aan niemand gegeven was vóór de dood van Christus? Hoeveel verkieslijker was het daarom geweest de oorspronkelijke tekst te laten zoals hij was, zowel in de Griekse bronnen als in de Latijnse beekjes, dan op eigen gezag, om niet te zeggen op goed geluk een woord toe te voegen waardoor zo'n groot gevaar mogelijkerwijs een kans kreeg! Niemand van de oude schrijvers (want ik wil dat je de waarheid van mijn woorden inziet) was bang voor het gevaar waar die lieden de mond vol van hebben, omdat er helemaal geen gevaar was; maar ze maken zich allemaal druk over het punt waar ik op wijs: Chrysostomus, Theophylactus en Augustinus. Dat blijkt duidelijk uit hun commentaren. De manicheeërsGa naar voetnoot18. hadden minder gelegenheid gekregen om aan het gezag van de boeken van het Oude Testament te tornen, als we de lezing ‘want de Geest was er nog niet’ hadden gevolgd en erbij hadden gedacht ‘in de discipelen’ (ik bedoel die volop aanwezige Geest die als een rivier naar buiten stroomt, naar het getuigenis van Joël),Ga naar voetnoot19. dan met de lezing ‘was nog niet gegeven’ die we nu volgen. Als de vertaler voor de duidelijkheid het voltooid deelwoord had toegevoegd, zouden ze zeker reden tot klagen hebben, als ik de kerk tenminste een nieuwe lezing had gegeven. Maar ook hier is sprake van schaamteloze laster, omdat de tekst van de Vulgaat onaangeroerd bleef en het mijn opzet was te goeder trouw te vertalen wat er in de Griekse tekst van het Nieuwe Testament staat, of dat nu terecht is of niet. Of worden ze wellicht ook boos op degenen die onlangs het Oude Testament uit de Griekse bronnen in het Latijn vertaalden, omdat ze liever de afschriften van de Grieken volgden - die grote verschillen vertonen met de versie die bij ons gebruikelijk is - dan de Latijnse manuscripten?Ga naar voetnoot20. Maar omdat dit evident het gevolg is van de on- | |
[pagina 187]
| |
nadenkendheid van kopiisten, niet van een officieel besluit, en ook niet aan de vertaler ligt, is het nog veel schaamtelozer laster. Als dit de weergave van de vertaler was geweest of als het voltooid deelwoord met instemming van de kerk was toegevoegd, dan zouden Augustinus en Hieronymus vanzelfsprekend die lezing hebben en zouden de oude handschriften met elkaar overeenstemmen. Was dit maar de enige passage waarvoor we die roekeloze kopiisten voor de rechter konden dagen! We weten maar al te goed wat ze zich allemaal in de heilige boeken permitteerden. Laat niemand dan ook tegenwerpen dat in Hieronymus' vertaling van DidymusGa naar voetnoot21. of in de Latijnse Chrysostomus vaak ‘gegeven’ wordt toegevoegd. Want we zien voortdurend bij vertalers en kopiisten dat ze de lezing van de Vulgaat erin stoppen, hoewel de commentaar er vaak tegenin gaat of nergens op slaat, waardoor het is alsof de luit de ene melodie laat horen en de stem van de zanger een andere. Stel dat ik de versie van TheodotionGa naar voetnoot22. in het Latijn had vertaald; zouden ze me beschuldigen van vervalsing als er veel afwijkingen waren van de tekst die de kerk aanhoudt? Zouden ze me niet eerder wegens onbetrouwbaarheid aanklagen, omdat ik niet in het Latijn weergaf wat hij in het Grieks vertaalde, ondanks het feit dat de kerk deze schrijver niet erkent, terwijl ze wel degenen erkent die ik volgde? Een laatste punt: waarom wilden ze deze ene plaats aanvallen, terwijl er talloze passages zijn waar de handschriften van de orthodoxe Grieken afwijken van de onze? Ik heb juist al die moeite op me genomen met de bedoeling dat geleerden de ongelijkheid van de handschriften konden benutten om de oorspronkelijke lezing te ontdekken of beter te begrijpen wat er geschreven staat. Verder kun je je afvragen waarom iemand die iets weghaalde erger wordt beschuldigd dan iemand die iets toevoegde. Dat we iets zouden toevoegen of weghalen werd allebei even streng door de Heilige Geest verboden.Ga naar voetnoot23. Als ze dus kritiek hebben op het weglaten van het voltooid deelwoord ‘gegeven’, waarom houden ze hun mond over het toevoegen van het bijvoeglijk naamwoord ‘heilig’? Vervolgens kun je je afvragen waarom ik dit woord ‘heilig’ als een toevoeging van de Griekse kopiisten beschouw. De reden is dat er de eerste keer (‘Hiermee doelde Hij op de Geest’) in het Grieks een lidwoord is toegevoegd (peri tou Pneumatos), zodat het alleen op de Heilige Geest kan slaan, ook als je er niet het epitheton ‘heilig’ aan toevoegt. Hoewel er twee keer in het Grieks ‘heilig’ staat, voegen de Latijnse handschriften zonder uitzondering het epitheton op geen van beide plaatsen toe. Het klopt | |
[pagina 188]
| |
ook beter zonder die toevoeging. Waarom? Omdat hij het hier niet in het bijzonder over de natuur of de heiligheid van de Geest heeft, met de bedoeling de heilige van een boze geest te onderscheiden, maar over de omvang van de schenking van de Geest. Om te voorkomen dat iemand het op een andere geest zou laten slaan dan die ene Geest van God, voegde de evangelist de eerste keer het lidwoord toe; dat zette hij er de tweede keer niet bij, hoewel hij het over dezelfde Geest had (oupô gar ên Pneuma), want hij wilde duidelijker de omvang van de schenking van de Geest aangeven. Aan die verduidelijking kon het lidwoord niets bijdragen, integendeel, het zou zelfs een averechts effect hebben. Degenen die Grieks kennen zullen meteen begrijpen wat ik bedoel als ze de passage met wat meer aandacht bekijken. Zie hier in een paarwoorden waar het om gaat, mijn beste Robert Aldridge. Bedenk eens wat een stommiteit die predikant beging! Was dit maar de enige waarvan men hem kan beschuldigen! Ten eerste, wat voor zin heeft het ten overstaan van een bonte menigte op te rakelen dat er een groep goddeloze lieden is geweest die ontkende dat de Heilige Geest vanaf de eeuwigheid bestond? Die dwaling is immers al duizend jaar geleden ten grave gedragen, zo definitief dat het zelfs op de scholen van de theologen voor overbodig gehouden kon worden dit onderwerp te behandelen. Het was al helemaal niet geschikt voor een ongeletterde menigte die ook nog uit verschillende volken is samengesteld, waar mensen bij kunnen zijn die zelfs van God geen bijzonder hoge dunk hebben. Maar wat nog veel dommer van hem was, hij had niet door dat deze plaats niets heeft bijgedragen aan de goddeloze geloofsleer van de arianen, omdat ze die nooit hebben gebruikt om hun leer kracht bij te zetten en dat ook niet konden. Evenmin had hij in de gaten dat hij uit angst voor een hersenschim op een reële valkuil afstormde. Kortom, wat bezielde hem om op die manier in het bijzijn van alle geleerden zijn dwaasheid tentoon te spreiden? Hij meende dat zo'n beroemde plaats erom vroeg dat hij met iets nieuws zou komen en geen platgetreden paden zou bewandelen. Want dat is over het algemeen het belangrijkste doel van degenen wie de eer te beurt valt om vanaf dat spreekgestoelte te mogen spreken, vooral als ze net afgestudeerd zijn en vervuld zijn van de waan van de wetenschap. Ik acht het zelfs waarschijnlijk dat hij de passage niet eens gelezen heeft, maar dat een drinkgezel hem ingefluisterd heeft dat hij met die aantijging de naam zou verwerven uitzonderlijk geleerd te zijn. Als het vervalsing is wanneer je op basis van de Griekse bronnen dingen vertaalt die afwijken van onze versie, waarom viel hij alleen deze plaats aan, terwijl er zoveel plaatsen zijn waar hij dezelfde tegenwerping had kunnen maken? Hij kon het afkeuren dat ik een vertaling van het Nieuwe Testament op basis van de Griekse bronnen openbaar maakte - dat was minder brutaal geweest. | |
[pagina 189]
| |
Als hij dat toegeeft, zou ik met meer recht van vervalsing beschuldigd kunnen worden wanneer ik iets anders had vertaald dan er in de Griekse handschriften staat. Stel nu dat hij het eveneens afkeurde dat ik de Latijnse kerk, die geen Grieks kent, de Griekse versie toespeelde. Ik heb elders al duidelijk gemaakt dat dit om allerlei redenen nuttig was. Daar zou ik nog aan kunnen toevoegen dat het noodzakelijk was vanwege de commentaren van Chrysostomus, Basilius, Athanasius, Cyrillus, Gregorius en anderen, die vaak niet stroken met onze versie. Wat ik voor het Nieuwe Testament heb gedaan, met de goedkeuring van de paus,Ga naar voetnoot24. dat heeft men in Spanje voor het Oude Testament gedaan, met financiële steun van Francisco, kardinaal van Toledo,Ga naar voetnoot25. die de leiding had, en met de goedkeuring van dezelfde paus. Want zij hadden de beschikking gekregen over een bijzonder oud afschrift dat aantoonbaar betrouwbaar was, afkomstig uit de bibliotheek van het Vaticaan; ze hadden de opdracht gekregen om daar niet van af te wijken. Dat goedgekeurde handschrift had hetzelfde als alle handschriften - en dat waren er heel wat - die ik raadpleegde toen ik dat allemaal aan het schrijven was. Laat die lasteraar nu maar kiezen wat hij liever wil: de paus voor de rechter dagen, of mij aanklagen wegens een betrouwbare weergave van wat er in alle Griekse handschriften staat, die in verbazingwekkende mate met elkaar overeenstemmen. Bovendien zorgde ik ervoor dat zelfs een willekeurige leek zich niet kon ergeren aan het nieuwe taalgebruik door in de Annotationes iedere hindernis uit de weg te ruimen. Aangezien dit de situatie is, dat wil zeggen, aangezien de Griekse handschriften in hoge mate met elkaar overeenstemmen, aangezien Augustinus en Hieronymus het zo lezen, aangezien dezelfde lezing in enkele oude Latijnse handschriften te vinden is, moet men zich afvragen of de kerk het recht heeft iets toe te voegen of weg te halen in de heilige boeken, ook al doet zich iets voor wat ketters een handvat kan geven. Als we daar eenmaal aan beginnen, wat had er allemaal niet toegevoegd, weggehaald of veranderd moeten worden! Ze hadden bij Johannes ‘de Vader is meer dan ik’ moeten schrappen of ‘volgens de menselijke natuur’ moeten toevoegen.Ga naar voetnoot26. Ze hadden ook ‘dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus’ moeten schrappenGa naar voetnoot27. en nog veel meer passages die de arianen te baat nemen om hun goddeloosheid te verdedigen. Evenzo zou overal in de Schrift waar sprake is van de Heilige Geest, de aanduiding God toegevoegd moeten wor- | |
[pagina 190]
| |
den, die er in de gewijde boeken nergens duidelijk bij staat. Wanneer de Heer zegt dat zelfs de Mensenzoon niet weet wanneer de laatste dag zal aanbreken, moet er ‘volgens de menselijke natuur’ of iets dergelijks toegevoegd worden.Ga naar voetnoot28. Om kort te gaan, hier dreigde duidelijk gevaar van de kant van de arianen, in de weglating van ‘gegeven’ school geen enkel gevaar. Omdat alle ketters hun dogma's veiligstellen met een verkeerde interpretatie van de gewijde literatuur, zou je wel aan het veranderen kunnen blijven! Wat zouden we met die voorzorgsmaatregelen bereiken behalve dat we van de Heilige Schrift een Lesbische liniaalGa naar voetnoot29. maken, die zich voegt naar onze ideeën, in plaats van dat hij afwijkingen van de waarheid zichtbaar maakt? Als orthodoxen zich dit recht toe-eigenen, ontkomen ze er niet aan ketters hetzelfde recht te geven, of doen ze niets met de getuigenissen van de Schrift. De kerk heeft niet het recht om nieuwe sacramenten in te stellen en nog veel minder het recht om een nieuwe tekst te vervaardigen. Als de kerk dit recht wordt geweigerd, wie is dan de vervalser: degene die zorgvuldig weergeeft wat zowel de westerse als de oosterse kerk hebben, of degene die de oorspronkelijke tekst verandert? Er zit een verwaarloosbaar probleempje in ‘de Geest was er nog niet’, maar in het veranderen van de Schrift schuilt een enorm gevaar. Hij had niet tegen mij, maar tegen de kopiisten tekeer moeten gaan, die deze plaats op eigen gezag of liever gezegd op goed geluk verdraaiden. Hij zal zeggen: ‘Het woordje “gegeven” kon je toevoegen zonder gevolgen voor de betekenis’. Helemaal niet zonder gevolgen voor de betekenis, zoals ik al liet zien; dan zou ik een andere valkuil hebben gegraven, die gevaarlijker was. Wanneer iemand opzettelijk de canonieke bijbeltekst bederft, is dat het ergste vergrijp dat er bestaat. Daarom moet je er tijdens zo'n druk bezochte samenkomst niet iets ondoordacht uitflappen waar je niet zeker van bent. Die aan Paulus gewijde plaats heeft van zichzelf al een bepaalde waardigheid. Er zijn traditiegetrouw altijd burgemeesters aanwezig, die daar mayors heten; er zijn geleerden, soms is ook de bisschop er, nog afgezien van de bonte menigte die daar massaal op afkomt. Dit alles had de man, als hij enig gezond verstand had, eraan moeten herinneren dat het een belediging voor zo'n illustere plaats was, als hij daar in het bijzijn van geleerden zijn boosaardigheid, om niet te zeggen domheid tentoonspreidde en leken met dodelijk vergif infecteerde. Welk serpent, welke slang, welke adder beschikt over dodelijker gif dan een lasterende tong, in vlam gezet, volgens de woorden van Jakobus, met vuur uit de hel?Ga naar voetnoot30. Als het eenmaal in de geesten van de mensen | |
[pagina 191]
| |
is binnengedrongen, is er geen Psylle die het eruit kan zuigen en geen Marsisch toverlied dat het kan uitdrijven.Ga naar voetnoot31. Een schorpioen die gebruikt wordt voor de wond die hij heeft toegebracht, neemt zijn eigen gif weer op.Ga naar voetnoot32. Maar in dit geval is dat onmogelijk, al zou iemand het willen. Uit slangenvlees wordt triakel gemaakt,Ga naar voetnoot33. een effectief tegengif; maar als je alle tongen van kwaadsprekers zou fijnstampen, levert dat geen geneesmiddel op. Vooruit, als hij vanaf dat eerbiedwaardige spreekgestoelte ten overstaan van een illustere groep mensen had gezegd dat Erasmus drankzuchtig was, zou niet iedereen met een beetje verstand over de ongepaste brutaliteit van de man zijn gevallen, zelfs al zouden ze geloven dat het waar was? Hoeveel meer zou dat het geval zijn als ze wisten dat het gelogen was wat hij zei! Wat moeten geleerden wel niet bij zichzelf gedacht hebben, die wisten dat hij op die bijzondere plaats probeerde iemand iets vreselijks aan te wrijven, wat zelfs al bij een tafelgesprek een goddeloze misdaad was geweest? Misschien vleit hij zich met de gedachte dat hij op een flagrante schanddaad heeft gewezen; wie weet beroerde hij wel met dezelfde mond waarmee hij gif uitblies en het evangelie predikte, op dezelfde dag het heilige lichaam en bloed van Christus. Alleen al de gedachte aan zoiets misdadigs doet me huiveren. Wat een triest iemand is hij, als hij er niet voor terugdeinst met zo'n slecht geweten de heilige tafel te naderen; nog triester als hij zo verblind is dat hij zijn eigen triestheid niet ziet. We huiveren, we slaan een kruis, als iemand de duivel noemt. Maar wie met zulke aantijgingen zijn naaste kleineert, het geweten van zijn toehoorders vergiftigt en een streep door broederlijke naastenliefde haalt, is werkelijk een duivel en verderfelijker dan welke Satan ook; daarmee doet hij datgene waaraan de duivel zijn naam ontleent,Ga naar voetnoot34. wat als het ware het allerslechtste aan hem is. Wat heeft zo'n tong van doen met het evangelie? Wat heeft zo'n mond van doen met het symbool van de christelijke eenheid? Wat heeft zo'n hart van doen met Christus als gast?Ga naar voetnoot35. Misschien zal hij ontkennen dat zijn geweten knaagt, zoals gewoonlijk bij mensen voor wie heilig is wat zij willen.Ga naar voetnoot36. Alsof overspeligen en sluip- | |
[pagina 192]
| |
moordenaars zich niet ook voor de gek houden met hun zonden! Vroeger was het zo dat degenen die de preek voor het volk verzorgden, voor eigen risico spraken. Er werd geapplaudisseerd en gejuicht als het goed was wat ze zeiden; met handgebaren konden de toehoorders hun bijval kenbaar maken. Omgekeerd was er geroffel van voeten, gefluit, spottend gelach en rumoer als de predikant iets anders had gezegd dan hij behoorde te doen. Want deze gewoonten waren in een ver verleden van het heidense theater op de kerkdienst overgegaan. Nu luisteren de mensen zwijgend en rustig naar wat er naar voren wordt gebracht. Des te erger zondigen zij die de ootmoedige houding van de samengekomen christenen misbruiken; soms verdienen ze het, niet met gefluit, maar met stenen en rotte eieren van het spreekgestoelte gejaagd te worden! In elk geval zouden zulke mensen openlijk gestraft moeten worden door bisschoppen en vorsten, tot voorbeeld van anderen. Van wie en waar zal het volk leren zich vroom te gedragen, als het door zulke mensen op zo'n plaats onderwezen wordt in het meest misdadige wat er bestaat? Als er wat lichte irritatie tussen naasten ontstaat, moet men volgens het evangelie wachten met zijn offergave en zo snel mogelijk tot verzoening komen.Ga naar voetnoot37. Toch naderen deze lieden, met zo'n misdaad op hun geweten, een veel heiliger altaar dan dat ten tijde van het mozaïsme. Ook eisen ze van anderen restitutie als iemand zijn naaste ook maar het kleinste muntje heeft onthouden. Toch nadert iemand die de reputatie van zijn naaste op zo'n plaats en voor zulk publiek met zo'n aantijging beschadigde, onbekommerd het mysterie dat zelfs de engelen doet huiveren. Wie van dat slag mensen heeft ooit mondeling of schriftelijk gepoogd zich met degene die hij had gekwetst te verzoenen, ook al wist hij inmiddels, en was het iedereen bekend, dat het aperte laster was? Ze zijn bang dat hun autoriteit afkalft als ze een fout toegeven. Daar hadden ze bang voor moeten zijn toen ze op lasterpraat afsnelden, toen ze het plan uitdachten om in het bijzijn van de grote massa hun boosaardigheid tentoon te spreiden. Wie zijn broeder bedroefd maakt door hem binnenskamers een verwijt te maken, krijgt de opdracht om zich met hem te verzoenen; wie binnenskamers ‘Dwaas!’ tegen zijn broeder zegt, wordt voor de raad schuldig verklaard.Ga naar voetnoot38. Met bulderende stem verkondigt deze man, in aanwezigheid van zo'n menigte mensen, op zo'n illustere plaats, tijdens de preek, dat zijn naaste schuldig is aan ketterij en vervalsing van de Heilige Schrift. Toch nadert hij de eucharistie alsof hij zuiver en rein is, en het komt niet bij hem op, al weet hij van zijn dwaling, het gif ongedaan te maken dat hij in de oren van al die mensen goot. Zulke figuren zijn wel het beklagenswaardigste wat je je kunt bedenken. Waarmee zullen ze zich verontschuld- | |
[pagina 193]
| |
gen? Onwetendheid soms? Maar ze geven zich uit voor leraren van het evangelie. En al zouden het geen gestudeerde mensen zijn, zelfs leken weten dat je geen uitspraken mag doen over dingen die je niet begrijpt, dat je een lasteraar niet zomaar moet geloven en dat je een lasterlijke aantijging niet meteen moet doorvertellen. Maar deze trieste figuren raken in een staat van totale verblinding door jaloezie, haat en arrogantie, die metgezel van onwetendheid. Ik besloot je hierover te schrijven, mijn allerdierbaarste Aldridge, omdat ik graag van jou per brief wil horen wie die brutale kakelaar was, wat zijn voor- en achternaam is, wat voor positie hij heeft, en op welke dag het voorval plaatsvond. Waar is dat goed voor, zul je vragen. Dat zal ik uitleggen. Ik ben van plan een lijstGa naar voetnoot39. te publiceren waarop dat soort lieden staan, die zo'n duidelijk staaltje van hun domheid en boosaardigheid gaven. Dan kan de hele wereld zien wat voor monsters er soms achter die theatrale kleding schuilgaan, dan kunnen ze van de onsterfelijke roem genieten die ze met hun wandaden najagen en voor iedereen als afschrikwekkend voorbeeld dienen. Bovendien zorgt vermelding van alle namen ervoor dat het odium van verdenking niet op iemand anders blijft rusten. Want enkele brompotten klagen in hun brieven aan mij dat ik, door geen namen te noemen als ik vertel wat een theoloog of monnik heeft gedaan, een smet werp op de gehele orde, terwijl vermelding van de namen zou zorgen dat alleen zij de schuld krijgen die dat om hun dwaasheid hebben verdiend; nu (zeggen ze) treft de verdenking ook onschuldigen. Ik ben het niet met hen eens. Want in de ogen van iemand die onbevooroordeeld is, komt het niet voor rekening van de orde als deze of gene iets doet wat de orde onwaardig is, en in de ogen van iemand die bevooroordeeld is, is het vermelden van een naam juist een extra reden om de orde te haten. Niemand van de oude schrijvers onthield zich van kritiek op de ondeugden van geestelijken, priesters, monniken en nonnen om een orde niet gehaat te maken, hoewel ik ook hier vind dat men gematigdheid moet betrachten. Desondanks ging ik op hun verzoek in; in een paar bladzijden schilder ik althans een aantal lieden in hun eigen kleuren af,Ga naar voetnoot40. die zich in het openbaar buitengewoon dwaas gedroegen en veel te ver gingen. Ik geef een voorproefje van de inhoud, dan begrijp je beter wat ik bedoel. In een van de Gesprekken, die over het geloof,Ga naar voetnoot41. laat ik een rechtzinnig gelovige de strijd aangaan met iemand die verdacht wordt van ketterij. Hierin | |
[pagina 194]
| |
komt de volgende zin voor, uitgesproken door de rechtzinnige: ‘Ik heb er moeite mee met jou aan één tafel te zitten’. Waarop de verdachte antwoordt: ‘Dat doen artsen toch ook, want dan kunnen ze hun patiënten beter observeren en zien wat bij hen geveinsd of verkeerd is.’ De rechtzinnige: ‘Maar ik ben bang dat ik aangezien word voor iemand die ketters helpt.’ ‘Onzin’, antwoordt de verdachte, ‘er is immers niets zo vroom als het helpen van ketters.’ Zekere lieden halen die laatste zin uit zijn verband, om aan te tonen dat Erasmus ketterse dingen schrijft. Is dat niet een verschrikkelijk dogma, dat zich met geen brandstapel laat bestraffen? Welke ketter durfde zoiets naar voren te brengen, welke tiran durfde zoiets te beweren? Want ketters zelf zeggen niet dat je ketters moet helpen, maar ontkennen dat ze ketters zijn. Hetzelfde wordt gezegd door aanhangers van die goddeloze partij: ‘Erasmus is de enige die beweert dat dit vroom is en dat er zelfs niets vromers bestaat’. Misschien hebben die mensen, nog dommer dan alle schapen bij elkaar, over de eerdere zin met de artsen heen gelezen. Maar dan hadden ze in elk geval nog kunnen snappen wat de rechtzinnige daarna in de mond gelegd krijgt: ‘Hoezo?’ De verdachte antwoordt: ‘Wenste Paulus niet vervloekt te worden omwille van de meer dan ketterse Joden?Ga naar voetnoot42. Is er geen sprake van helpen als je ernaar streeft dat een slecht mens goed wordt, een dode levend wordt?’ ‘Zeker’, antwoordt de rechtzinnige. ‘Help me dan’, zegt de verdachte, ‘je hoeft niet bang te zijn.’ Dit is allemaal zo duidelijk dat het zelfs voor blinden doorzichtig is en zo weinig subtiel dat zelfs zwijnen het konden begrijpen, maar toch hebben die lieden het niet door. Je moet vooral niet denken dat ik hier praatjes van tafelgenoten opdis. Integendeel, kopstukken van de twee ordenGa naar voetnoot43. houden in het openbaar donderpreken over dergelijke punten; ze brengen ze naar voren in publicaties, vragen er aandacht voor tijdens openbare disputaties, presenteren ze als verwerpelijk. Met dit soort beuzelingen worden de aartsbisschoppen en de keizer lastig gevallen. Hoewel zij dat allemaal zelf met veel ophef in verschillende landen in gang zetten (met voorbijgaan van het oordeel van ieder geleerd en weldenkend mens), geven ze mijn boeken er de schuld van dat ze minder aanzien genieten onder het volk dan gebruikelijk was en hun wens is. Ik moet er niet aan denken dat ik een willekeurige orde de scherpte van mijn pen zou laten voelen. Maar als ik het plan had opgevat om met de volle kracht van mijn vindingrijkheid en welbespraaktheid zoiets misdadigs aan te vallen, zou ik met geen honderd scheldpartijen een orde zo te schande maken als die lieden met hun onbeheerst gedrag doen. Iedereen zou denken dat ik zulke dingen verzin, als zij ze niet zelf met hun daden bevestigden. | |
[pagina 195]
| |
Ikzelf zou, moge Christus me liefhebben, ze niet eens geloven als ze over mijn ergste vijanden werden gezegd! Wat schatten ze intussen de bisschoppen en de vorsten en ook het volk laag in, dat ze hun zulke domme dingen durven voor te schotelen! Lijkt het niet alsof ze het hele volk voor stommelingen houden, bij wie het menselijk denkvermogen totaal ontbreekt? Ze denken dat de bisschoppen en de vorsten zo onrechtvaardig zijn, dat ze onmiddellijk, zonder de zaak te onderzoeken, veroordelen wat met vrome bedoeling geschreven is, louter om hun een plezier te doen. Of dat ze er zo weinig verstand van hebben dat ze de ware aard ervan niet doorzien. Of dat het zulke angsthazen zijn dat ze uit vrees voor een groepje bedelmonniken Christus aanstoot geven en zich over de hele wereld gehaat maken. Pilatus weigerde geruime tijd in te gaan op de eis van de Joden, hoewel hogepriesters, schriftgeleerden, farizeeërs, oudsten en de bonte menigte elkaar toen vonden in gemeenschappelijke razernij. Zullen christelijke prelaten en christelijke vorsten dan wijken voor de boosaardigheid van een stelletje sinistere lieden? Dat was één door en door ketters punt. Hier is nog zoiets, dat in dezelfde kringen de tongen in beweging bracht en voor publieke onrust zorgde. In het Handboekje van de christensoldaat komt een passage voor waar ik uitleg hoeveel invloed de eenvoudige, maar door de kracht van de Geest effectieve verkondiging van de apostelen had: ‘Dat is die ware, eigenlijke (germana) theologie, die eens trotse filosofen en machtige vorsten onder het juk van Christus bracht’.Ga naar voetnoot44. Kun je in deze uitspraak iets ontdekken wat niet vroom is? Ik weet dat je dat niet kunt, omdat je natuurlijk iets aan je ogen hebt. Maar die LynceussenGa naar voetnoot45. ontdekten een afgrijselijke goddeloosheid. Je vraagt welke dat dan is? ‘Hij schrijft’, zeggen ze, ‘dat de ware theologie alleen in Duitsland (Germania) is te vinden, waar het bij uitstek wemelt van de ketters.’ Ze snappen niet dat met germana ‘eigenlijk’ bedoeld is en zien over het hoofd dat er destijds toen ik dat schreef, namelijk vierentwintig jaar geleden,Ga naar voetnoot46. helemaal geen sprake van ketterij in Duitsland was! Dat krijg je met theologen die niet filologisch onderlegd zijn! Ik verzin het niet; dit is in het openbaar tijdens preken en in openbaar gemaakte geschriften besproken. Plaats, tijd en persoonGa naar voetnoot47. zijn mij bekend. De onthulling volgt wanneer het moment daar is. | |
[pagina 196]
| |
Intussen verzoek ik de lezer niet wegens dit soort incidenten neer te kijken op een willekeurige goede franciscaan of dominicaan. Wie dit soort dingen goedkeurt, kan onmogelijk tot de goeden behoren, en ik weet dat er heel wat zijn die het afkeuren. Hier is een derde punt dat door diezelfde mensen werd aangevallen. In het Handboekje van de christensoldaat komt een passage voor waar ik zeg dat je moet uitkijken dat je niet blindelings op een bepaalde levenswijze afstevent waar je niet geschikt voor bent, maar dat je eerst moet ontdekken wat die leefregel inhoudt en wat voor iemand je zelf bent, zowel geestelijk als lichamelijk: ‘Het kloosterleven is niet hetzelfde als vroomheid, maar een levenswijze die, al naar gelang iemands lichamelijke en geestelijke gesteldheid, wel of niet nuttig is.’Ga naar voetnoot48. Wat zou zelfs Momus hier te vitten hebben? Maar die lieden zagen er een ketterse dwaling in. Ik had namelijk moeten schrijven: ‘Een ieder die behouden wil worden, moet monnik worden. Want iedere monnik is vroom; wie monnik is kan onmogelijk niet vroom zijn, terwijl er wel veel niet-vrome christenen zijn.’ Maar om mijn woorden vatbaarder voor kritiek te maken, veranderden ze ‘kloosterleven’ in ‘godsdienstigheid’. Het zijn namelijk zulke domme lieden; ze veronderstellen dat het woord ‘godsdienstigheid’ hetzelfde betekent als ‘kloosterleven’ en overal in de gewijde literatuur waar godsdienstigheid wordt geprezen en mensen godsdienstig worden genoemd, denken ze dat zijzelf worden verheerlijkt. Als ik had gezegd: ‘Het huwelijk is niet hetzelfde als vroomheid, kuisheid is niet hetzelfde als vroomheid, het priesterschap is niet hetzelfde als vroomheid, maar een levenswijze die bij de een wel en bij de ander niet past’, was het vroom geweest wat ik had gezegd; maar het is niet vroom hetzelfde over het kloosterleven te zeggen. Sterker nog, als ik had gezegd dat het christendom niet hetzelfde is als vroomheid, hadden ze daar geen enkele moeite mee gehad en toegegeven dat er heel wat niet-vrome christenen zijn, evenwel zonder dat het mogelijk is dat iemand géén christen is; alleen het begrip monnik mag van hen niet worden aangevallen. Als het christendom de gelofte van een christelijk leven inhoudt, is het christendom niet hetzelfde als vroomheid; anders zou iedereen die gedoopt is, tegelijk vroom zijn. Als het christendom inhoudt dat we doen wat we met de doop belijden, is het christendom de meest intense vroomheid. Als het kloosterleven inhoudt dat je je aan de drie geloften houdt die bovenop het gewone christendom komen, is het kloosterleven een hoge graad van vroomheid. Maar als het alleen het uitspreken van diezelfde geloften inhoudt, met alles wat er aan de gelofte van gehoorzaamheid vastzit, zoals wol, linnen, kleur, gordel van leer of touw, open of dicht schoeisel, vis, eieren, | |
[pagina 197]
| |
groente, is het kloosterleven niet hetzelfde als vroomheid en is het niet door Christus ingesteld. Wat voor gevaar loopt de kerk door mijn opmerking dat het een levenswijze is waar niet iedere willekeurige persoon zomaar aan moet beginnen? Dat er minder monniken zouden zijn? Christus geve dat het waar is, mits het betere zijn. Mensen die Christus van harte liefhebben kunnen zich geen betere levenswijze wensen. Maar tegenwoordig zijn ze - hoe treurig! - zover afgegleden, dat deze manier van leven bijna niemand beter afgaat dan mensen die niets om vroomheid geven, en dat mensen die in de wereld niet werelds kunnen zijn, daar een werelds bestaan vinden. Als iemand iets aan die reputatie wil doen, de beste en zelfs de enige manier om de ontevredenheid weg te nemen en de vroegere gunstige klank terug te krijgen is zich volledig richten op het streven naar ware vroomheid. Hier is nog een vierde punt. Een van de belangrijkste theologen aan een bij uitstek vermaarde universiteitGa naar voetnoot49. riep dat hij een wapen had gevonden om Erasmus uit te schakelen. Ik heb ergens gezegd dat Hieronymus niet de eer van onafgebroken ongereptheid toekwam en dat dit uit zijn eigen werken blijkt.Ga naar voetnoot50. Maar die man kwam met een passage uit het boekje van Hieronymus aan Eustochium over het beschermen van de maagdelijkheid: ‘We prijzen de maagdelijkheid niet alleen, maar bewaren die ook’.Ga naar voetnoot51. Daarbij juichte hij als een overwinnaar: ‘Wat hebben Erasmusvrienden hierop te zeggen? Hieronymus zelf zegt dat hij zijn ongereptheid bewaart en niemand kan iets bewaren wat hij niet heeft.’ Een aantal drinkgezellen van hetzelfde gehalte vielen hem bij, maar geleerden konden nauwelijks hun lachen inhouden. Want het staat buiten kijf dat Hieronymus het daar niet over zijn eigen ongereptheid heeft, maar over de kuisheid van de heilige maagden. Daarvan zegt hij dat hij die niet in het bewuste boek heeft willen prijzen, omdat talloze andere schrijvers dat hebben gedaan, die hij daar ook bij name noemt.Ga naar voetnoot52. Zijn bedoeling is vooral te laten zien op welke manier er over de kuisheid gewaakt moet worden zodat ze niet verloren gaat. Had die theoloog, die nog niet had geleerd wat servare in het Latijn betekent, niet beter zwijnen kunnen servare (hoeden)? Iemand servat die een ander aan een gevaar laat ontsnappen; iemand servat die ergens over waakt (dat kan ook andermans bezit zijn); iemand servat zijn woord of een voorschrift als hij dat niet schendt; ten slotte servat iemand die oplettend is, zoals bij Horatius: ‘Hier is een brede | |
[pagina 198]
| |
sloot, daar is een steile rotswand, serva (pas op)!’Ga naar voetnoot53. - maar dat is eerder Grieks dan Latijn.Ga naar voetnoot54. Zoals je verder van een schilder zegt dat hij de tegenstanders met elkaar laat vechten als hij hun strijd uitbeeldt, en van een schrijver dat hij laat gebeuren wat hij in woorden uitdrukt, zo zegt Hieronymus dat hij de ongereptheid bewaart als hij laat zien op welke manier die bewaard moet worden. Ik hoor dat iemand anders een enorme tragedie om niets ontketende, omdat ik het over het Oude DocumentGa naar voetnoot55. in plaats van het Oude Testament had, wat volgens mij hoogstens twee keer in mijn werk voorkomt. Ze zijn bang dat daarmee het Oude en Nieuwe Testament van de aardbodem verdwijnen. Het ontgaat hun dat de heilige Hieronymus zich herhaaldelijk zo uitdrukt;Ga naar voetnoot56. ook hebben ze kennelijk Augustinus niet gelezen, die uiteenzet dat Document een passender benaming is dan Testament.Ga naar voetnoot57. Iets wat absoluut waar is zodra het niet over de inhoud, maar over de boeken gaat. Want het verbond zou er zijn, ook al zou er niets op schrift staan. Toen de Heer immers zei: ‘Dit is de beker van het nieuwe verbond’,Ga naar voetnoot58. had geen enkel boek met het Nieuwe Testament het licht gezien. Evenzo was het Oude Testament er voordat Mozes de Pentateuch opschreef. Verder worden schriftelijke stukken waarin overeenkomsten zijn vastgelegd, documenten genoemd. Als iemand daaraan twijfelt, moet hij boek 22 van de Pandecten lezen. Daar zal hij de titel ‘De bewijskracht van documenten’ aantreffen.Ga naar voetnoot59. Toch hoef je het niet af te keuren als iemand de handschriften een verbond noemt; dan gebruikt hij namelijk de stijlfiguur synecdoche.Ga naar voetnoot60. Maar ze hebben niet in de gaten dat ze, wanneer ze hierover tegen me tekeergaan, tegen Hieronymus en Augustinus, steunpilaren van de kerk, tekeergaan. | |
[pagina 199]
| |
Dit is genoeg om je een idee te geven. Maar wacht eens! Bijna was me het ergste voorbeeld ontschoten. In het Gesprek over het geloof wordt gesproken over bliksem die willekeurig neerkomt op bergen en zeeën, maar zonder enig effect.Ga naar voetnoot61. Enkele hoogstaande lieden van wie ik binnenkort de namen zal noemen, beweren dat ik hier de spot drijf met de pauselijke ban. Ze hebben evenwel niet in de gaten dat dit door de ketter wordt gezegd, die zich ten onrechte geëxcommuniceerd voelt. Maar de rechtzinnige wijst hem terecht en reageert als volgt op het grapje over een bliksemflits veroorzaakt door glas:Ga naar voetnoot62. ‘In elk geval jaagt ook dat schrik aan’, waarmee hij bedoelt dat een vroom mens zelfs voor onverdiende excommunicatie bang hoort te zijn. Vervolgens krijgt de ketter deze woorden in de mond gelegd: ‘Alleen God bezit de bliksem waarmee hij de ziel treft’, waarop de rechtzinnige hem als volgt terechtwijst: ‘En als God in zijn plaatsvervanger aanwezig is?’ De ketter volstaat met dit antwoord: ‘Was dat maar waar!’ Zelfs de ketter krijgt hier niets in de mond gelegd wat niet eveneens door de rechtzinnige gezegd zou kunnen worden over een onterecht uitgesproken vonnis dat excommunicatie inhoudt. Zo heb ik er een heleboel en ook nog een flink aantal waarvan de dwaasheid minder opvallend is, maar die evenveel boosaardigheid bevatten. Waar is ondertussen de broederlijke naastenliefde, het schaamtegevoel dat bij een ontwikkeld mens past, de christelijke zuiverheid? Als degenen die de filosofie van het evangelie verkondigen ons zulke voorbeelden geven, wat kunnen we niet van de ondeskundige massa verwachten? Als het zout zoutloos is, sterker nog, als het gif geworden is, waarmee zal men de dwaasheid van het volk smaak geven?Ga naar voetnoot63. Waar zal men tegengif vandaan halen, als artsen gif aanreiken? Ik erken en heb altijd erkend dat theologen met gepast respect bejegend moeten worden, en dat monniken al vanaf het allereerste begin van de kerk in hoog aanzien stonden, en volkomen terecht. Wie zou immers niet vol eerbied zijn voor mensen die ons aan de hand van de Heilige Schrift de weg naar de eeuwige gelukzaligheid wijzen? Wie zou niet grote waardering hebben voor mensen die ons te midden van zoveel sporen van het oude heidendom een zuiverder christendom laten zien? Maar wat er hier gebeurt, mijn hemel! hoever staat dat af van wat hen geliefd maakte! Het was acceptabeler als ze alleen mij beledigden, maar nu onderscheppen ze ook de vrucht van vroomheid die velen naar eigen zeggen in mijn boeken vinden; ze ver- | |
[pagina 200]
| |
giftigen de harten van hun toehoorders met het verderfelijke venijn van de laster en met hun funeste voorbeeld wekken ze hen op tot het verwerpelijkste dat er bestaat. Daarnaast maken ze niet alleen zichzelf bij ieder geleerd en vroom mens gehaat, maar bezorgen ze ook hun orde veel vijanden, als je afgaat op de huidige opinie van de mensen. Als hun boosaardigheid zich niet laat temperen door mijn zachtzinnigheid en al die verweerschriften, zal ik uiteindelijk doen waartoe ik door de christelijke wet word gedwongen. Ik zal de laster van me afslaan en de oudsten, verstokte zondaars, ten overstaan van iedereen aan de schandpaal nagelen door mijn onschuld en hun meer dan Joodse slechtheid duidelijk te maken;Ga naar voetnoot64. ten slotte zal ik de haat tegen de orde ombuigen naar de aanstichters zelf. Als ik zonder iemand te kwetsen mijn wonden kan genezen, zou ik dat het liefste willen; maar ze laten het niet toe en daarom is het billijk dat het voor rekening komt van degenen die mij ertoe dwongen. Het ga je goed, mijn allerdierbaarste Robert in Christus. Ik ben blij dat je een beschermheerGa naar voetnoot65. hebt getroffen die je evenbeeld is, met een open karakter en een onberispelijke levenswandel. Kende het christendom maar heel veel van dat soort prelaten! Bazel, 23 augustus 1527 |
|