De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1856 Aan Nicolas Wary
| |
[pagina 178]
| |
Erasmus van Rotterdam groet Nicolas van Marville, president van het College van Busleyden te LeuvenTerecht zou je me, zeer geleerde Nicolas, het bekende spreekwoord ‘water naar de zee’Ga naar voetnoot1. voorhouden, omdat ik zo'n minuscuul druppeltje als het ware naar de bron van de talen stuur, ware het niet dat het evangelie ons aanspoort om te geven aan wie heeft, zodat hij overvloediger zal hebben.Ga naar voetnoot2. Om tal van redenen vond ik dit boekje van Chrysostomus, hoe dun ook, het waard om op je College behandeld te worden. Zo buitengewoon kunstvaardig is zijn combinatie van enorme vroomheid en verbluffende welsprekendheid, dat je de jongelui die getraind moeten worden in het behandelen van thema's naar mijn idee geen beter voorbeeld kunt voorzetten. Wat is er bij Aphthonius, Lysias of Libanius te vinden wat de vergelijking met dit verhaal kan doorstaan, ik bedoel niet op het gebied van vroomheid (want dat is een specifieke eigenschap hiervan), maar op het gebied van verzorgd taalgebruik, spitsheid van redeneringen en rijkdom aan uitdrukkingsmiddelen? Wat kunnen ze op die leeftijd beter gebruiken dan dat ze zich meteen in één keer de taal en de welsprekendheid eigen maken aan de hand van schrijvers wier woorden niet minder vervuld zijn van Christus dan van Demosthenes? Het verhaal is eenvoudig. Babylas, bisschop van Antiochië, ontzegde de keizer,Ga naar voetnoot3. die zich had bezoedeld met een goddeloze moord, de toegang tot het heiligste deel van de kerk en werd daarom ter dood gebracht, vervolgens buiten de stad begraven en een hele tijd later overgebracht naar de stad. Zo'n onderwerp biedt weinig afwisseling en houdt niet iets overweldigends of opvallends in, maar toch is het ongelofelijk hoe deze werkelijk gulden meesterGa naar voetnoot4. het met de kleuren van de welsprekendheid weet te schilderen, hoe hij het met de gaven van zijn talent verrijkt. Ik ken heel wat liefhebbers van dit genre die nergens mee ingenomen zijn behalve met wat Christus volkomen vreemd is;Ga naar voetnoot5. ik vind evenwel dat niet-christelijke auteurs vooral door de docenten gelezen moeten worden om hun goede stijl, in plaats van dat ze met de jongelui behandeld worden. Wat dat betreft ben ik altijd erg blij geweest met je voornemen om te proberen ook op die manier kennis van de talen bij mensen met of zonder opleiding aan te bevelen. Op welke manier, vraag je? Zo, dat ouders hun kinderen niet alleen welbespraakter, maar ook vromer en met een beter karakter terugkrijgen als ze dit illustere College verlaten. | |
[pagina 179]
| |
Omdat zelfs het allerbeste gepaard gaat met ongenoegen als het iets nieuws is, pleegt de massa de huidige moraal toe te schrijven aan de studie, ook al komt die daar niet vandaan. Om dezelfde reden heb ik ook geweldig veel bewondering voor de docenten, die nauwlettend in de gaten houden dat ze de talenhaters geen handvat geven voor lasterlijke aantijgingen. Er is niets zo smetteloos en ingetogen als hun gedrag. Je zou ze eerder docenten in godsdienstigheid dan in talen kunnen noemen. Ze maken niemands specialisme bespottelijk - in tegenstelling tot anderen, die de wetenschap daarmee ernstige schade toebrengen. Beheersing van de talen staat weer op het programma, niet met als doel dat de gebruikelijke vakken worden weggevaagd, maar dat ze zuiverder en sneller geleerd kunnen worden. We leren de talen niet enkel om ze te spreken, maar om de geleerdste schrijvers beter te kunnen begrijpen. Hoeveel een perfecte beheersing van de talen daaraan bijdraagt, wist ik al lang, maar sinds kort weet ik het nog zekerder. Want de feiten hebben aangetoond, wat ik nooit geloofd zou hebben, dat die lasterlijke aantijgingen waarmee onlangs een stel akelige lieden een hoop opschudding veroorzaakten, grotendeels onbekendheid met de Latijnse en Griekse taal als oorzaak hadden. Iedereen die leest wat ik Noël Béda heb geantwoord, zal dat erkennen.Ga naar voetnoot6. Omdat jullie derhalve zo'n enorme bijdrage leveren aan iedere soort studie, wees zo verstandig er ook op te letten dat jullie op een geschikte en tactvolle manier weldoen. Niet zelden gaat een weldaad immers ten onder door een fout van de gever, omdat hij niet weet hoe hij geven moet. Het zou redelijk zijn dat gever en ontvanger bij een weldaad evenveel bereidwilligheid tegenover elkaar tonen, zoals bij een balspel.Ga naar voetnoot7. Toch is het de taak van zowel ouders als docenten enige tijd de weerzin dan wel ondankbaarheid van de leerlingen te tolereren, totdat leeftijd en ervaring hun duidelijk maken hoe groot het geschenk is dat ze kregen. Dan zul je zien dat degenen die nu tegen deze soort studie aan schoppen, later een gul applaus geven. De studie is het allerslechtste af met mensen die op het odium van nieuwigheid en brutaliteit ook nog de verdenking van goddeloosheid stapelen, zoals je er een aantal in Duitsland kunt vinden. Aangezien jullie tot nu toe zeer waakzaam zijn geweest en jullie je verre van dit alles hebben gehouden, gedijt jullie College met Gods steun verreweg het beste; het zal nog beter gedijen als jullie verder gaan op de ingeslagen weg. Ik weet zeker dat besef van dit prachtige resultaat de gelukzalige geest van Jérôme de Busleyden met grote dankbaarheid vervult. Het was ongetwijfeld een goedgunstige godheid die hem ertoe inspi- | |
[pagina 180]
| |
reerde ons vaderland dit schitterende geschenk te geven. Jouw raadgevingen hebben hier niet weinig aan bijgedragen. Doe namens mij de groeten aan de zeer geachte docenten samen met het hele gezelschap talenminnaars. Bazel, 14 augustus 1527 |
|