De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
1852 Van Claude-Louis Alardet
| |
[pagina 163]
| |
lingen waarmee een magister vertrouwd is, volstrekt niets weet. Maar wanneer hij zich in kerken onder het spreken breed maakt, mijn hemel! wat een redenaties, bewijzen, syllogismen gebruikt hij om de werken van Erasmus aan te vallen! Wat een voorwendsels bedenkt hij om jou van goddeloosheid te betichten! Wat een banale scheldwoorden, dwaze leugens, giftige aantijgingen (kwaadsprekerij is immers een machtig wapen) gebruikt hij als hij in je afwezigheid tegen je tekeergaat! ‘Maar hoe’, zult u zeggen, ‘kom ik daar aan mensen die het onrecht dat mij wordt aangedaan wreken?’ Ik zal het u eerlijk zeggen. Als eerste daalde mijn broer Amblard Alardet in de arena af om uw zaak met groot elan tegen zo'n bijzonder domme theoloog te verdedigen. Nooit vond hij immers voor zichzelf iets belangrijker dan u, juist u, Erasmus, te roemen, dan uw talent, uw kennis en welsprekendheid, zowel in het Grieks als het Latijn, in het openbaar en in kleine kring volmondig te prijzen en, zoals dat heet, met open fluitGa naar voetnoot6. telkens weer te bezingen. Meteen daarop was ikzelf niet zuinig met mijn pogingen (wat die ook waard waren) en worstelde ik met het vreselijke monster, om aan de liefhebbers van verfijnder taalonderwijs te laten zien wat mijn houding tegenover u is. Maar ik had weinig succes in de strijd tegen die praatjesmaker, die het met zijn geratel tegen twintig voor dat doel gekozen vrouwen had kunnen opnemen. Daarom meenden wij direct onze toevlucht te moeten nemen tot het plechtankerGa naar voetnoot7. en Erasmus te moeten waarschuwen. Hij moet die criticaster, die weigert te stoppen met leuteren, met een uitgebreide brief intomen; dan zou die man merken dat hij niet met een weerloos persoon te maken had. Of de man op zo'n manier onder de aandacht brengen van onze illustere vorst en de magistraat van Chambéry, dat Gachi eindelijk een keer zou begrijpen dat hij niet mocht wat hem tot nu toe beliefde te doen, en zou ophouden betere soorten studie tot last te zijn.Ga naar voetnoot8. Dit is het, zeer geleerde Erasmus, waarmee de twee Alardets u komen storen, zodat u weet dat dat rotsachtige, ruige Savoye met zijn talloze afgronden ook mannen voortbrengt die met oprechte en nimmer aflatende hoogachting Erasmus respecteren en vereren en met evenveel beleid als inzet voor uw reputatie opkomen. Het ga u goed. Chambéry, 3 augustus Louis Alardet, onvoorwaardelijk de uwe Aan de uitmuntende theoloog, de heer Erasmus van Rotterdam. Te Bazel |
|