De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
1847 Van Juan Luis Vives
| |
[pagina 152]
| |
waar wat Horatius zo treffend zegt: ‘Het lijkt wel alsof drie gasten’;Ga naar voetnoot6. evenzo is geen enkele stijl zo goed dat niemand erover valt of zo slecht dat hij niemand bevalt. Zeer veel mensen gaven als hun mening te kennen dat ze zeer enthousiast waren over de eenvoudige en ongekunstelde stijl van dat werk; want dat zeiden ze. Maar ik wil liever (want dat is de enige juiste keuze) de goedkeuring van Erasmus, zoals een atleet liever die van Hercules heeft dan van het hele publiek. Daarom zal ik voortaan doen wat je me aanraadt. Ik stuur je een boekje van mijGa naar voetnoot7. met daarin een aantal stukken die heel wat verzorgder zijn; schrijf vooral ook wat je hiervan vindt, wanneer je tijd en gelegenheid hebt. Nu de grenzen van de schroom eenmaal zijn overschreden, moet ik maar helemaal en met volle overgave brutaal zijn. Je zegt dat ik vrouwen te streng behandelde. En dat zeg jij, iemand die ons HieronymusGa naar voetnoot8. heeft teruggegeven? Wat is tomelozer dan een vrouw? Als je maar een beetje de teugels laat vieren, is er geen houden meer aan en valt er niets meer bij te sturen. Cato zal mij verdedigen, met dezelfde redevoering waarin hij voor de Lex Oppia pleitte.Ga naar voetnoot9. Ik heb dat niet gezegd om een voorbeeld aan te voeren of de inhoud te onderstrepen, maar omdat ik vind dat zij op die manier moeten leven. Dat zullen ze ook zonder twijfel doen als ze twee dingen in de gaten houden: dat ze christenen zijn en dat ieder van hen samen met haar echtgenoot één persoon is. Hoeveel uitgebreider en openlijker spreekt Hieronymus over schurft - gesteld dat ik begrijp over welke schurft je het hebt; want ik volg je hier niet helemaal, ook niet waar je het over een amfibie hebt. Ik heb het graag over mijn familie - wie niet? Geldt dat niet ook voor Seneca, voor Quintilianus, voor Caecilius?Ga naar voetnoot10. Tacitus wijdde zelfs een heel boekwerk aan het leven van zijn schoonvader.Ga naar voetnoot11. Ik geloof dat ik in het geheel drie keer mijn familie noem, twee keer mijn moeder,Ga naar voetnoot12. een keer mijn schoonmoeder.Ga naar voetnoot13. Maar ik zeg er zelfs niet bij dat ze mijn schoonmoeder is; | |
[pagina 153]
| |
ook was ze dat toen nog niet. In haar geval was het de waarheid die me ertoe bracht, en een verhaal dat naar mijn mening de moeite waard was, niet minder dan de talloze die door anderen zijn overgeleverd. In het geval van mijn moeder geldt genegenheid als excuus; ook betrachtte ik matigheid, omdat ik bang was voor jaloezie en heel goed weet dat mensen liever kwaadsprekerij horen dan lofprijzingen. Ik moest hartelijk lachen om de verwantschap tussen mij en Cicero; ik moest gelijk aan een ander punt van overeenkomst bij Martialis denken: ‘dat ik verzen schrijf zonder muzen of Apollo’.Ga naar voetnoot14. Er zijn dus twéé gemeenschappelijke punten. Tot zover je brief. Nu de behandeling van jouw zaak in Spanje. Ik heb je nog niet zo lang geleden gestuurd wat Alonso Virués mij daarvandaan had geschreven.Ga naar voetnoot15. Ik denk dat het jou wel overhandigd is, want ik had het aan Erasmus Schets gegeven, die, naar ik hoor, geregeld allerlei berichten aan jou doorgeeft. Als je het niet hebt gekregen, zou ik een lang verhaal opnieuw moeten vertellen. Het kwam hierop neer: je naam is door de bedelmonniken doorgegeven aan de grootinquisiteur, de aartsbisschop van Sevilla,Ga naar voetnoot16. men ging over tot een vergadering en een onderzoek tijdens de vasten; die hielden niets anders in dan het aanhoren van de aanklachten tegen jou van de broeders, redevoeringen vóór jou van twee benedictijnenGa naar voetnoot17. en een augustijner broeder, Dionisio,Ga naar voetnoot18. en een neutraal betoog van een minderbroeder, Castillo. Zo werd je proces verdaagd naar de dag na Hemelvaart. Voor die vergadering werd een select gezelschap aangewezen bestaande uit de allergeleerdste en de minst bevooroordeelde personen van heel Spanje, onder wie Virués,Ga naar voetnoot19. een Erasmiaan pur sang. Ik denk dat Coronel, Lerma en Dionisio niet zullen ontbreken, die zich zeer inzetten voor jouw zaak, dat wil zeggen de zaak van ware vroomheid en geleerdheid. Er zullen ook bisschoppen aanwezig zijn, die door de keizer daarnaartoe worden gestuurd. Dat had ik allemaal zeer uitvoerig voor je uiteengezet. Daarna ontving ik brieven van Vergara, De Schepper en Virués. De passages uit hun brieven die op jou betrekking hebben, liet ik voor je overschrijven in deze brief. De Schepper schrijft het volgende: ‘De monniken hier zijn met groot zelfvertrouwen een oorlog tegen Erasmus begonnen. Het doel waarnaar ze onver- | |
[pagina 154]
| |
moeibaar streven is dat alle boeken van Erasmus in Spanje verboden worden. Wij intussen, een aantal aanhangers, proberen hun de weg te versperren en bestoken de kanselierGa naar voetnoot20. met smeekbeden dat hij de verdediging van een zo geleerd en voortreffelijk man op zich neemt. Dat doet hij inderdaad, maar het is de taak van anderen. Hoofd van de inquisitie (zoals ze het noemen) is de zeer eerwaarde heer van Sevilla, een volstrekt rechtschapen mens, die hun onstuimigheid een tijd lang wist te bedwingen; maar hij kon niet iedereen tevreden stellen, bovendien sta je versteld van hun bezetenheid. Al een aantal dagen liggen de publieke lezingen in de kloosters stil, zodat ieder afzonderlijk iets in elkaar kan draaien om Erasmus aan te vallen. Ze hebben een aantal punten naar voren gebracht die volgens hen ketters en schismatiek zijn. Luis Coronel treedt op als verdediger, de bisschop van de Canarische EilandenGa naar voetnoot21. biedt hulp, samen met nog enkele anderen. Wij betreuren het intussen dat we zo weinig aan deze ongunstige situatie kunnen doen. Want wie iets waagt te doen, zou onmiddellijk groot gevaar lopen. Maar dat hoef ik jou als Spanjaard niet te vertellen, jij kent dergelijk tiranniek gedrag goed genoeg. Ik zal het dan ook niet te lang maken; want de heer Lodewijk van Praet zal je er alles over vertellen.’ Die van Vergara is recenter, namelijk van na 12 april, terwijl de brief van De Schepper van februari is. Hij nu schrijft als volgt: ‘Onlangs begonnen de monniken hier een samenzwering tegen Erasmus, niet allemaal, maar wel heel veel. Hoe meer hun kloosterorde afstand neemt van de gelofte van armoede, hoe minder vijandig ze zich tegenover hem opstelt. De zaak ligt nu bij de autoriteiten, en vooralsnog verloopt het uitermate gunstig voor Erasmus. Mijn meesterGa naar voetnoot22. beschouwt het als zijn taak de man te beschermen. Zelfs de keizer neemt het openlijk voor hem op. De autoriteiten zelf nemen het voor hem op, kortom, ieder weldenkend mens neemt het voor hem op. Aangezien zijn tegenstanders merken dat ze met dit geschil alleen maar algemene aversie opwekken, begint hun elan geleidelijk aan af te nemen; naar ik inschat, zouden ze het gebeurde graag terugdraaien, voor zover dat met ieders instemming mogelijk zou zijn.’ Virués sloot al deze brieven bij het voor mij bestemde bundeltje in, zodat ik ze aan jou kon doorsturen, want je moet weten dat hij het niet verdient dat je argwaan tegen hem koestert, alsof hij onvoldoende te goeder trouw is | |
[pagina 155]
| |
wanneer hij jou steunt, of met onzuivere bedoeling jouw zaak op zich heeft genomen. Alle reizigers uit Spanje vertellen over hem dat hij zich de vreselijkste ruzies met de broeders op de hals haalt, omwille van jou, en dat niemand zo trouwhartig en oprecht jouw ideeën omarmt en verdedigt als hij. Verder heeft hij naar men zegt een uitstekende reputatie als predikant, gedraagt hij zich bijzonder waardig en is zijn levenswandel onberispelijk. Het is beslist iemand met wie je nader kennis zou willen maken en voor wie je sympathie zou voelen; hij verdient een plaats, en wel een zeer eervolle plaats, in het grootboek (zoals onze vriendGa naar voetnoot23. het uitdrukt) waar je vrienden in staan - de meest uitgelezen en hoogwaardige, wel te verstaan. Wat hem ertoe brengt je te vereren en naar zijn beste kunnen te verdedigen en te prijzen, is zijn overtuiging dat de leer die je uiteenzet voortvloeit uit de ware en zuivere bron van christelijke vroomheid; er is geen enkel ander voordeel of belang mee gemoeid. Dergelijke advocaten van die voortreffelijke zaak die je op je hebt genomen, mag je toch niet versmaden! Het meest recent is de brief van Alvaro,Ga naar voetnoot24. de zakenman die je altijd je jaargeld uit Engeland stuurt. Hij is in Burgos getrouwd. Hij schrijft dat er binnen twee weken een uitspraak zal komen, die, zoals de mensen denken en hopen, jou in het gelijk en de broeders in het ongelijk zal stellen; ook dat jouw aanhangers de inquisiteur gevraagd hebben een onderzoek naar de werken van Thomas en Scotus in te stellen: ze willen dat hun leerstellingen getoetst worden, om te zien of er iets in strijd is met de Heilige Schrift of de oude schrijvers op het gebied van onze godsdienst. Ze eisen dat daarover een gerechtelijke uitspraak wordt gedaan en dat het als ketterij wordt verworpen. Als ik hierover van anderen betrouwbaarder en uitgebreider informatie krijg, zal ik het je laten weten. Tegelijk hiermee stuurde Alvaro mij een Spaanse brief van Virués, gericht aan een minderbroeder die in Spanje groot gezag heeft en zeer geroemd wordt.Ga naar voetnoot25. Die brief gaat heel Spanje door en wordt door iedereen met grote instemming gelezen; hij is in onze taal goed geschreven. Ik heb hem in het Latijn vertaald, met als enkel doel dat jij hem kunt begrijpen. Dat het je zeer goed mag gaan, mijn leermeester en vader. Brugge, Sint-Margriet 1527 |
|