De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1844 Aan Nikolaus von Diesbach
| |
Erasmus van Rotterdam groet de eerwaarde heer Nikolaus von Diesbach, deken van de Bazelse kerkEr worden tegenwoordig zoveel nieuwe boeken geproduceerd, hooggeachte heer, dat het risico bestaat dat die grote berg ons het zicht op de waarheid beneemt - vooral omdat hun opvattingen onderling zo verschillen, dat ze me bijna aan de legers doen denken die oprezen uit de tanden van de draak, waarvan de dichters vertellen dat ze, zodra ze ontstaan waren, ten onder gingen doordat ze op elkaar inhakten.Ga naar voetnoot1. Want zoals het maar al te waar is wat de mimenschrijver zegt: ‘Te veel discussie doet de waarheid teniet’,Ga naar voetnoot2. evenzo wordt de waarheid door eindeloos gepraat eerder verduisterd dan verhelderd. | |
[pagina 145]
| |
Maar een ieder mag daar zelf over oordelen. Ik persoonlijk besteed mijn tijd liever aan het herstellen van de oude schrijvers. De lectuur van hun werk levert in elk geval de winst op, dat we Chrysostomus, Hieronymus en vergelijkbare auteurs uit een recentere tijd dan die zeer vroege, beter begrijpen, omdat we de bronnen herkennen waaruit ze geput hebben. Datzelfde doet zich voor bij dichters en hen die hun werken als het ware kruiden met uitspraken van dichters: niemand begrijpt ze echt, behalve wie thuis is in de poëzie van Homerus. Zo worden de commentaren van ThomasGa naar voetnoot3. helderder en levendiger als je de schrijvers aan wie hij ontleende hebt gelezen. Van de vroege exegeten lijken Origenes en Tertullianus, die respectievelijk in het Grieks en het Latijn schreven, de voornaamste. Wie de geleerdste is, blijft onbeslist, maar Origenes is in elk geval verreweg de bekendste. Beiden evenwel ondervonden nadeel van hun uitnemende geleerdheid, of liever: wij ondervonden hinder van onze botheid, omdat we geen gepast gebruik weten te maken van het goede wat ons aangeboden wordt. We vormen ons een oordeel over Origenes aan de hand van de moraal, gebruiken en dogma's van onze tijd. Als u een idee wilt hebben hoe absurd dit is, moet u wisselen van scène en zich voorstellen dat dit de tijd van Origenes is en dat mensen als Scotus, Ockham, Thomas, Capreolus, Aegidius, Gregorius enzovoort leefden in de tijd waarin Origenes leefde. Vervolgens moet u een van hen, het maakt niet uit wie, uit die tijd naar de onze terugroepen, bijvoorbeeld Thomas, die van die categorie mensen het dichtst bij de vroege schrijvers is gebleven. (Wel is het zo dat Augustinus, die hij op de meeste punten volgt, met alle vroege schrijvers, zowel Griekse als Latijnse, van mening durfde te verschillen.) Wie zou tolereren dat hij de kerkelijke dogma's langs het richtsnoer van Aristoteles en Averroës legt?Ga naar voetnoot4. De kerk heeft haar eigen begintijd, groeifase en volwassenheid, misschien ook ouderdom; bovendien is er een grote verscheidenheid aan perioden en landen. Toch zijn er nu mensen die de werken van alle schrijvers afmeten aan de huidige tijd. Daarmee doen ze degenen die dankbaarheid verdienen en tegelijk zichzelf tekort. Er zijn talloze dingen waarover je tegenwoordig geen twijfels kunt hebben zonder dat het als ernstige goddeloosheid geldt, terwijl het vroeger als vrome nauwgezetheid gold als je naar diezelfde dingen onderzoek deed. Origenes reikte bijna alle Griekse schrijvers materiaal aan door onderzoek naar afzonderlijke kwesties te doen. Dat deed hij zonder iets te beweren wat niet met zoveel woorden in de Heilige Schrift stond, en met geregelde her- | |
[pagina 146]
| |
haling van dat voor hem zo karakteristieke ‘misschien’.Ga naar voetnoot5. Voor zulke hulpvaardigheid ontving hij geen ander loon dan intense haat, wat niet zou gebeuren als we bereid waren iedereen volgens de maatstaven van zijn eigen tijd te beoordelen.Ga naar voetnoot6. Behalve een ongekende behoefte om de Heilige Schrift grondig te leren kennen en te overdenken, die men in die mate bij geen ander aantreft, is het in mijn ogen ook een bijzondere eigenschap van hem dat hij bij een intelligente en ontwikkelde lezer allerlei angels en gevarieerde stof tot nadenken achterlaat. Daarom is hij als geen ander geschikt om een predikant te onderrichten in het houden van preken. Je hebt immers mensen die tot vervelens toe blijven stilstaan bij een gemeenplaats die ze ergens aantroffen. Hij evenwel stipt de plaats aan en gaat weer op iets anders over. Dat doet hij vooral in de delen die voor de studeerkamer bestemd waren, en waar hij ook meer verborgen zaken opnam, die beter niet aan het volk geopenbaard konden worden. Want Origenes laat op meer dan een plaats doorschemeren dat hij die mening toegedaan was. Dat dit bewaard gebleven werk over Matteüs tot deze soort delen behoort, blijkt niet alleen uit de opschriften die we in de Griekse handschriften aantreffen, maar ook uit de inhoud zelf, wat dan ook de bedoeling mag zijn geweest van de onbekende persoon die ze in preken verdeelde. Want nergens vind je het slot dat gebruikelijk is bij preken, die altijd eindigen met de lofprijzing. Van dit commentaar, dat niet compleet is, ontbreken er tien boeken. Dat blijkt uit de opschriften in het Griekse handschrift dat ik gebruikte om het elfde boek en een gedeelte van het twaalfde toe te voegen.Ga naar voetnoot7. Had ik maar alles van dat zeer lezenswaardige werk kunnen herstellen! Wel ben ik nog doorgegaan met een paar pagina's van het gedeelte dat we in vertaling hebben, met een tweeledige bedoeling. In de eerste plaats blijkt hier onomstotelijk uit, dat wat hier geboden wordt een gedeelte is van het incompleet overgeleverde werk. Verder heeft de lezer nu dankzij deze proeve, van welke kwaliteit ook, de mogelijkheid om in te schatten hoeveel ruimte deze vertaler zichzelf gaf, wie hij ook geweest mag zijn. Het is inderdaad niet bekend wie het was, omdat het opschrift ontbreekt, maar toch kunnen we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aannemen dat het Rufinus was. Hij was niet echt bedreven in het Grieks en ook niet in het Latijn, ook al mis ik bij hem meer betrouwbaarheid dan eruditie. Deze man kan immers geen auteur in handen krijgen zonder hem te verminken en te bederven, terwijl de voornaamste eigenschap van een vertaler betrouwbaarheid is, zoals ook | |
[pagina 147]
| |
voor een geschiedschrijver geldt. Die werkwijze geeft hij ook min of meer toe in zijn inleidingen, maar hij doet het meer dan hij toegeeft. Ik besloot deze bescheiden aanvulling op die prachtige commentaren aan u op te dragen, Nikolaus, omdat u zeer gespitst bent op dergelijke winst. Ik hoop dat u in ruil voor alles wat u voor mij hebt gedaan deze blijk van dankbare herinnering wilt aanvaarden. Als u een nietig geschenkje aanneemt met een blij gezicht, zult u niet minder lof oogsten om uw vriendelijkheid dan u tot nu toe oogstte door zonder aarzeling grote geschenken te geven. Want u lijkt vooral de luwte opgezocht te hebben om in deze woelige tijden vol rampspoed uw geest te verkwikken met de persoonlijke lectuur van gewijde boeken, aangezien het niet mogelijk is de rol van bisschop te vervullen wegens stormen die de stuurmanskunst te boven gaan. Het is prachtig, als het mogelijk is, met grote toewijding het ambt van bisschop uit te oefenen; maar het getuigt net zo goed van een hoogstaand karakter vrijwillig afstand te doen van de bisschoppelijke waardigheid, als die te bezitten. Terecht stemt de heilige Hieronymus in met de gedachte dat het beter is het hoogste priesterambt verdiend dan verkregen te hebben,Ga naar voetnoot8. maar nog unieker is het een zo hoog ambt, dat u al lange tijd naar ieders tevredenheid bekleedde en bezat, gelaten en gewillig neer te leggen. Iemand heeft pas echt de geschikte mentaliteit om het priesterambt uit te oefenen, als hij de waardigheid afwijst wanneer hij niet kan bijdragen aan het algemeen nut. Was het maar zo dat de gebruiken van uw kerk even weinig werden aangetast als uw eer wegens het neerleggen van het priesterambt!Ga naar voetnoot9. Maar ik zal u niet langer ophouden, want u wilt met Origenes praten. Nog een enkel woord en dan stop ik. Ik kon beschikken over de Griekse codexGa naar voetnoot10. uit de bibliotheek van Ladenburg dankzij de inspanning van Wolfgang von Affenstein, iemand die even bekend is om zijn gedegen juridische kennis als om zijn afkomst en veel voor de wetenschap heeft gedaan; hij is degene die de bisschop van WormsGa naar voetnoot11. vertegenwoordigt bij zaken die buiten diens jurisdictie vallen. Dit mocht om twee redenen niet onvermeld blijven. In de eerste plaats moet de lezer weten aan wie hij een deel van deze weldaad te danken heeft. Verder moet iemand die de vertaling wil controleren, weten waar hij het handschrift kan vinden. Het ga u goed. Bazel, 6 juli 1527 |
|