De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1839 Van Alfonso de Valdés
| |
[pagina 130]
| |
veel voor u gedaan heeft op zo'n manier, dat ik nooit eerder iets van uw hand zag wat scherper en bitser was. Zoals u met eigen ogen had kunnen zien, mijn beste Erasmus, kreeg uw vriend Valdés het vreselijk benauwd en verschoot hij telkens van kleur. Uiteindelijk nam Alonso het woord: ‘Is dat de manier waarop mijn dierbare Erasmus, die ik zo vaak heb geprezen, mij bedankt voor al de diensten die ik hem bewezen heb?’ Eerlijk gezegd, mijn beste Erasmus, kon ik niet bedenken wat ik daarop moest antwoorden. Ik vreesde, en niet zonder reden, dat u met één enkele brief een belangrijk en zeer geleerd man niet alleen kwijt was geraakt, maar ook nog in de richting van het vijandelijk kamp had geduwd. Toen hij evenwel zag dat ik door de situatie totaal van slag was, zei hij (want ik wil dat u ziet hoe vroom deze man is, hoe verstandig, hoe standvastig en welwillend jegens u): ‘Niet zo somber! Want al staan er in die brief heel wat passages die mij in alle redelijkheid van Erasmus zouden kunnen vervreemden, ik laat me niet door zijn lompe gedrag weerhouden om verder te gaan met het werk dat ik heb aangevat; vooral omdat ik die taak niet zozeer om Erasmus als wel om Christus en de godsdienst op me heb genomen. Ik wil in elk geval het genoegen smaken dat ik als enige Erasmus, anders altijd zo vriendelijk en beheerst, met mijn eigen zelfbeheersing heb overtroffen. Ik zal deze belediging laten voor wat ze is, zo niet om Erasmus, dan in elk geval om Christus, onder wiens vaandel wij allemaal strijden; ik zal me in de zaak rond Erasmus van geen andere kant laten zien dan ik jou beloofd heb. Erasmus zal inzien dat de christelijke naastenliefde bij deze jonge monnik niet zo verkild is als hij denkt.’ Dit en meer in dezelfde trant herhaalde hij telkens en ik op mijn beurt prees de vriendschappelijke gezindheid die uit zijn besluit sprak, werkelijk een christen waardig. Tegelijkertijd vroeg ik hem om de brief aan niemand te laten lezen. Dat was, mijn beste Erasmus, absoluut noodzakelijk voor uw eer en reputatie; als die brief in de openbaarheid zou komen, zou hij u hier zelfs meer schade berokkenen dan alle aantijgingen van de monniken bij elkaar. Inderdaad gaf hij, correct als hij is, de brief meteen aan mij. Toen dit afgehandeld was en ik die enorme brief aan Maldonado zag, besloot ik hem te openen omdat ik bang was dat u ook aan hem hierover had geschreven; ik ging ervan uit dat hij dat niet erg zou vinden. Eerst zie ik me daar een afschrift met aan u gerichte brieven van de keizer en de kanselier;Ga naar voetnoot5. toen ik vervolgens uw eigen brief begon te lezen, zei ik tegen mezelf: ‘Hoe kwam Erasmus op het idee om iemand die pas komt kijken en die hij bovendien niet kent een dergelijke brief te schrijven, die hem meer tot schande dan tot eer zou strekken, en hem ook nog een kopie van de brief van de kan- | |
[pagina 131]
| |
selier te sturen, waarin deze voortreffelijke man, die op respectabele leeftijd is, zich weinig behoedzaam over de paus uitlaat, tegenover een vriend wel te verstaan, in de veronderstelling dat het niet verder verteld wordt?’Ga naar voetnoot6. Toen ik bij het einde van de brief was, waar u nogmaals uw toegenegen Alonso tekortdoet, was ik geweldig blij dat ik op het idee was gekomen om de brief te openen. Om die reden besloot ik hem bij me te houden. Uw vriend Maldonado, wie u zoveel eer gunde, heb ik nog wel namens u de groeten gedaan. Op allerlei punten wil ik mij, vertrouwend op mijn gevoelens voor u, bij u beklagen. In de eerste plaats dat u iemand die u zeer toegedaan is zo bits wenste te behandelen, dat ik noodgedwongen meer dan eens die christelijke gematigdheid en naastenliefde miste die u zo vaak verkondigt; al moet dat waarschijnlijk toegeschreven worden aan de woede die pamfletten van anderen bij u hebben opgewekt, want ik kan nauwelijks geloven dat u anders zo ver was gegaan. Daarom moet u, mijn beste Erasmus, zo snel mogelijk een vriendelijke en heel beleefde brief aan uw toegenegen Alonso schrijven en hem bedanken voor de bewezen diensten (u staat in veel opzichten bij hem in het krijt); over het boekje met CollationesGa naar voetnoot7. moet u schrijven dat u nog geen tijd had om het te lezen, maar dat u, wanneer u gelegenheid heeft, het zult bestuderen en er punt voor punt op zult reageren. Met zo'n brief zal hij de monniken de mond kunnen snoeren. Die drijven namelijk sinds enige tijd de spot met hem, omdat u, voor wie hij op de bres springt en zijn nek uitsteekt, hem geen brief waardig keurde. Vooral moet gezorgd worden dat die zo eervolle brief aan uw vriend Maldonado niet in de openbaarheid komt, ja, ik verzoek u dringend en bezweer u die zelfs ogenblikkelijk in het vuur te werpen. Het zou uw naam immers weinig goed doen als hij werd uitgegeven. Voor publicatie van het boekje van Alonso hoeft u niet bang te zijn, aangezien dat geen moment bij hem is opgekomen. Hij is namelijk iemand die volstrekt geen ambities in die richting heeft, integendeel, hij hield het boekje zo goed verborgen, dat hij het zelfs mij niet wilde laten lezen. Daarnaast schroom ik niet u erop te wijzen, dat u niet op die manier zo maar over van alles en nog wat aan onbekende mensen moet schrijven, en ook niet zonder onderscheid te maken kopieën van brieven van vrienden moet rondstrooien. Het zou beslist niet goed vallen bij de kanselier als die brief van hem gepubliceerd werd; u zou zich daarmee geenszins geliefd bij hem maken - terwijl hij zoveel achting voor u heeft dat niemand ter wereld hem zou kunnen overtreffen in belangstelling en genegenheid voor u. Maar | |
[pagina 132]
| |
genoeg hierover. Eén ding zou ik evenwel van u willen vragen, mijn beste Erasmus: mocht er in deze brief een minder omzichtige formulering voorkomen waaraan u zich ergert, vergeef het mijn vriendschappelijke bedoeling. Er is namelijk geen andere reden waarom ik u dit schrijf dan dat ik alles over heb voor uw eer en reputatie. Maar laten we het eindelijk over uw zaak hebben; ik schreef u daar een aantal dagen geleden uitgebreid over, maar Vergara nog uitgebreider.Ga naar voetnoot8. Daarna is er niets gebeurd, behalve dat tijdens de vergadering van theologen afgelopen zaterdagGa naar voetnoot9. besloten is met het karwei te beginnen. De monniken kwamen, de franciscanen en de dominicanen, ooit grote vijanden van elkaar, nu evenwel, als samenzweerders die op uw ondergang uit zijn, de allerbeste vrienden; voorzien van beter geschut dreigen ze met de vreselijkste dingen. Maar geloof me, zij zullen zelf het gelag betalen,Ga naar voetnoot10. mits u uw toegenegen Virués met in ieder geval één enkele brief gunstig wilt stemmen. Bovendien zou ik willen dat u nog een tweede brief schrijft, aan de gehele benedictijnse orde,Ga naar voetnoot11. waarin u hen bedankt voor hun steun en de bewezen dienst, hun koers toejuicht en hen vraagt of ze uw verdediging (zoals ze die begonnen zijn) op zich willen nemen en voortzetten. Daarmee doet u iets waar uzelf baat bij zult hebben en ik enorm blij mee zal zijn, omdat ik zeer op u gesteld ben. Ik schrijf u niets over de verwoesting van Rome.Ga naar voetnoot12. Wel zou ik graag willen horen wat ons volgens uw mening na zo'n ingrijpende gebeurtenis waar niemand op rekende te doen staat, en welke gebeurtenissen u hierna verwacht. Het ga u goed. Valladolid, 20 juni 1527 Postscriptum. De markies van Villena,Ga naar voetnoot13. die onder de Spaanse vorsten grote invloed heeft vanwege zijn hoge positie, inzicht, uitgestrektheid van zijn machtsgebied, waardigheid en vroomheid, is een fervent aanhanger van u. Hij schreef mij onlangs, omdat hij wilde weten hoe hij zijn goede gezindheid jegens u voor iedereen zichtbaar kon maken. Ik heb hem een advies gegeven dat misschien iets waard is. Hij beloofde niet alleen dat hij dat zou volgen, maar schreef ook dat hij tot zijn spijt wegens zijn slechte gezondheid, gevolg van de ouderdom, die moeder van alle kwalen, geen kans zag de vergadering bij te wonen en zijn dierbare Erasmus naar vermogen tegen de las- | |
[pagina 133]
| |
terlijke aantijgingen van de monniken te verdedigen. Met zulke advocaten, mijn beste Erasmus, kan het niet anders of u zult winnen. A. de Valdés, van harte de uwe |
|