De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1838 Van Alonso Ruiz de Virués
| |
[pagina 127]
| |
bracht, waaronder een van u, bestemd voor mij, een jonge theoloog (zo zegt u), en afkomstig van een bejaarde oudgediende op het gebied van de theologie. Toch ontbrak het die brief niet aan jeugdig elan en dingen waardoor een jong iemand mogelijk eerder geprovoceerd dan gekalmeerd of onderwezen zou worden. U zegt in de brief herhaaldelijk dat mijn boekje,Ga naar voetnoot2. dat zo brutaal was de bejaarde EntellusGa naar voetnoot3. uit te dagen, bij u is aangekomen, maar intussen zegt u niets over de brief die ik u voor de derde keer stuurde, die in staat was geweest zelfs AjaxGa naar voetnoot4. in zijn razernij tot bedaren te brengen. U kunt onmogelijk beweren dat u die niet gekregen hebt, want u gaat aan het eind van uw brief in op een passage daaruit over de publicatie van het boekje. Ik had namelijk in antwoord op uw brief aan Juan de VergaraGa naar voetnoot5. gezegd, dat ik het boekje aan een enkele vriend had laten lezen, en wel in vertrouwen. U zegt dat dat onwaarschijnlijk is, omdat het niet met mijn zegel gesloten was toen het in Brabant arriveerde - alsof ik persoonlijk onderweg het zegel eraf getrokken had zodat het boek door iedereen gelezen kon worden! Aan het begin van uw brief zegt u niet te kunnen inschatten hoe ik tegenover u sta. Het mag misschien zo zijn dat u die inschatting niet kunt maken op grond van wat u, zoals u het uitdrukt, terloops van het boekje geproefd hebt. Maar hecht u zo weinig geloof aan wat vrienden schrijven, dat u zelfs door hun brieven, die u al ontvangen had toen u deze schreef, geen enkel idee hebt hoe ik tegenover u sta? Trouwens, ik kan me vergissen, maar mijn boekje en het bijgevoegde briefje van de tweede zending hadden u een vermoeden, of liever gezegd: volkomen duidelijkheid kunnen geven. Zoveel mensen, met zo veel verstand, hebben tot op dit moment uw ideeën bestreden, dat het soms lijkt alsof op u toepasbaar is wat we in Genesis over Ismaël lezen: ‘zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen’.Ga naar voetnoot6. Niemand van hen evenwel richtte een vertrouwelijke brief met raadgevingen aan u; integendeel, | |
[pagina 128]
| |
zodra hun werk af was, probeerden ze wat naar hun idee tot algemeen nut was geschreven te verspreiden, zonder rekening te houden met uw goede naam. Ik evenwel had bij u als een oprechte vriend kunnen overkomen, omdat ik dingen die ik in uw werken (die ik, bij God, niet met dat doel had gelezen) minder goed vond, niet meteen publiek maakte, maar liever eerlijk en zonder opsmuk aan u voorlegde. Ik wees dingen aan die mij of anderen stoorde, waarbij ik tegelijk de reden gaf waarom dat zo was; dat was eerder een schrijfoefening dan een poging om beroemd te worden, zoals u dacht. Ik geef meerdere malen in mijn verzamelingetje Collationes aan dat ik door u onderwezen wil worden; ik vraag niet om lof. Want als ik daarop uit was, had ik ze zonder enig probleem kunnen publiceren. Ik had een keer een vrij lange brief geschreven aan een franciscaanse gardiaan (zoals hun eigen term luidt) in Alcalá.Ga naar voetnoot7. Daarin raadde ik de man op vriendelijke wijze aan (iets wat ik af en toe ook bij anderen doe, op schrift of mondeling) niet tegen uw reputatie tekeer te gaan, zoals hij vol vuur was gaan doen. Vrienden vonden die brief het waard gepubliceerd te worden, want dat betekende extra steun en aanzien voor u. Er zijn meer dan duizend afschriften gemaakt; uiteindelijk heeft een gedrukte uitgave de kopiisten van hun taak ontlast. Denkt u dat uw vijanden niet even ijverig mijn verzamelingetje Collationes zouden verspreiden, als ik dat in de openbaarheid had willen brengen? Maar daarvoor had ik ze niet geschreven. Ik wilde u een kans geven om uw critici van repliek te dienen en er intussen zelf van leren. Ik herinnerde mij dat Augustinus ooit met die bedoeling aan Hieronymus schreef.Ga naar voetnoot8. Maar u vindt dat een walgelijke vergelijking en maakt van mij het cohort Romeinen, dat u - Christus - eerst een purperen mantel en kroon geeft en begroet als koning, om u vervolgens te bespotten.Ga naar voetnoot9. Dat is dus de manier waarop de kerkvaders, wier streven naar kennis en vroomheid u opnieuw bij de mensen probeerde in te voeren, bescheiden over zichzelf en vroom en verheven over anderen plachten te spreken! Maar zie, daar heb je weer de jeugdige vechtlust en de steken onder water waarover u in uw brief klaagt. Daarom kan ik, aangezien ik niet geleerd heb goed te spreken, maar beter zwijgen. Ik zou dit ook niet schrijven als ik u niet wilde laten weten dat ik uw brief heb ontvangen. Wat zich hier aan het | |
[pagina 129]
| |
hof van de keizer voordoet, kunt u lezen in de brief van Alfonso de Valdés, die u terecht meer genoegen zal doen. Het ga u goed; zorg dat het u nooit ontbreekt aan die vredige gezindheid die u bij mij mist, of liever: moge de grote en almachtige Christus daarvoor zorgen, die haar in de harten van de apostelen liet neerdalen. Te Valladolid, [19 juni]Ga naar voetnoot10. 1527 Alonso de Virués, een groot medestander van u, of u nu wilt of niet Aan de zeer illustere heer Erasmus van Rotterdam, de beroemde interpretator van de gewijde literatuur. In de bekende stad Bazel |
|