De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1837a Van Frans Titelmans
| |
[pagina 124]
| |
Ik zag dat de oude vertalingGa naar voetnoot2. van het Nieuwe Testament her en der door iedereen werd vertrapt en dat zelfs mensen met een summiere opleiding haar amper meer een blik waardig keurden. Uiteraard deed het me verdriet dat het gezag van vroegere tijden teloorging. Bijna iedereen ruilde blindelings zonder nadenken het oude in voor het nieuwe, dat niet onderzocht was en niet door traditie of een uitspraak goedgekeurd was: het oude werd veracht naar aanleiding van nieuwe uitgaven. Daarom richtte ik mijn aandacht op de zorgvuldige bestudering van de uitgaven van moderne exegeten; telkens vergeleek ik wat u en Jacques Lefèvre uit het Grieks hadden vertaald met het Grieks en de oude vertaling. Toen ik daar voor mezelf mee bezig was, trof ik overal passages aan waar jullie het gezag van de oude vertaler ondermijnden en werd ik mij ervan bewust dat die onderzoekingen en annotaties van jullie de oorzaak waren van dit kwaad. Ik zag immers dat talloze plaatsen door jullie op vrij felle, ja, zelfs al te vrijpostige toon onder de loep werden genomen, becommentarieerd, bekritiseerd en gewijzigd. Ik begon bij mezelf na te gaan hoe weloverwogen en hoe juist jullie hadden gehandeld. In mijn ogen was het in de meeste gevallen alleen maar muggenzifterij en voerden jullie nauwelijks iets tegen de autoriteit ervan aan wat niet reeds door iemand die in bescheiden mate in de Schrift en de talen onderlegd is, ontkracht kon worden. Na de voltooiing van de interpretatie van een van de BrievenGa naar voetnoot3. besloot ik daarom alles wat jullie - dat wil zeggen Lorenzo Valla, met wie het allemaal begon, Jacques Lefèvre, die na hem kwam, en u, die zich als laatste in de strijd mengde - tegen het gezag van de oude vertaler in op enigerlei wijze hadden bekritiseerd, afgekeurd of zonder nadenken hadden gewijzigd, te ontkrachten met een adequate weerlegging, voor zover de Heer mij de mogelijkheid daartoe had gegeven. Daarbij keerde ik terug naar de tekst van Thomas volgens de oude vertaling,Ga naar voetnoot4. als naar de bron. Ik was graag bereid om mijn naam bij zeer velen gehaat te maken, als ik daarmee de heilige waarheid en wat oud en eerbiedwaardig is een dienst kon bewijzen (want verdedigen is te veel gezegd). Daarop begonnen mensen die niet hadden gehoord hoe ik deze kwestie behandelde, te roepen dat het onderwijs bij de minderbroeders zich tegen Erasmus, tegen Lefèvre, tegen Valla keerde, ja, dat Erasmus en de anderen werden aangeklaagd. | |
[pagina 125]
| |
Afgaand op dergelijke geruchten schrijft u dat ik u in diskrediet breng tijdens mijn lessen. Inderdaad bracht ik met alle mogelijke gematigdheid, schroom en respect jullie namen naar voren, telkens als ik met een oplossing kwam voor iets wat door jullie afgekeurd was, maar ik had volstrekt niet de bedoeling jullie gehaat te maken. Ik laat ook de naam van Hieronymus niet weg en zwijg evenmin over Ambrosius wanneer ik met een oplossing kom voor dingen die zij veranderden of afkeurden. Ik zet dan ook niet aan tot samenzweringen tegen jullie; ook pakken we de zaak niet aan met onwelwillende kritiek, maar met beheerste reacties. Hieronymus voelt zich niet beledigd als ik op een beheerste manier opmerkingen van hem die tegen de oude vertaler lijken in te gaan, ontkracht. Evenzo ben ik ervan overtuigd dat u zich niet beledigd zult voelen omdat ik durf te reageren op bezwaren en opmerkingen van u die ingaan tegen de weergave van de oude vertaler (die bij mij en de kerk groot gezag heeft). Wat ik doe, doe ik naar Gods wil in de oprechtheid en eenvoud van mijn hart, met als enige bedoeling het verdedigen van de waarheid en het oude; Hij die de diepten der harten doorzoekt is mijn getuige. U moet weten dat niets van wat u verteld is plaatsvond in een verborgen hoek of binnenskamers. Ik gaf altijd les op een plek waar iedereen samenkwam. Al zou u persoonlijk daarnaartoe komen en zou ik zien dat u er was, dan nog zou u dezelfde dingen te horen krijgen als de mensen nu te horen krijgen wanneer het hun beliefde naar deze nederige persoon toe te komen. Ik sprak niet in het verborgene; u mag dan ook niet denken dat er tegen u samengezworen wordt. Want openlijke verdediging van de waarheid mag niet betiteld worden als samenzwering of laster. U beschouwt het als uw plicht het niet te verzwijgen als de oude schrijvers ergens een fout maakten. Bij allerlei passages pluist u de opvattingen van de oude schrijvers uit, u neemt ze onder de loep en soms veroordeelt u ze meedogenloos. U ontziet zelfs de reputatie van Hieronymus, Ambrosius, Augustinus, Hilarius en anderen niet; u vindt dat het niet onvermeld mag blijven als ze ergens iets zeggen of schrijven wat u niet bevalt. Om nog maar te zwijgen over al die geestige opmerkingen waarop u geregeld latere schrijvers als Thomas, Lyra en Saint-CherGa naar voetnoot5. tracteert. Ik vind dit geenszins mannen die minachting verdienen of met wie de spot gedreven mag worden. U neemt de vrijheid om hen die naar wij geloven gelukzalig zijn en met Christus in de hemel heersen, op tal van plaatsen in diskrediet te brengen en zelfs belachelijk te maken. Sta mij dan alstublieft toe dat ik ondoordachte passages of onterechte kritiek bij recente schrijvers die nog in het vlees levenGa naar voetnoot6. | |
[pagina 126]
| |
weerleg, vooral als ik dat op een beheerste manier doe. U ontzegt anderen wat u uzelf toestaat: u wilt niet dat ook maar iemand iets negatiefs over uw werk zegt, zelfs als dat op een beheerste manier gebeurt, maar intussen bent u meedogenloos in uw oordeel over alles en iedereen en wilt u bij anderen niets door de vingers zien. Dat past niet bij iemand die onbevooroordeeld wil zijn. U bent aan hen die in gelukzalige vrede met Christus verenigd zijn meer eerbied verschuldigd dan wij aan u, die nog in het beklagenswaardige vlees met ons uw leven zult slijten zolang het de Heer zal behagen. Wat ik deed uit liefde voor God en de waarheid, zal ik naar Gods wil ook in de toekomst doen, voor zover het mij nuttig lijkt, en in geen geval met platvloerse beledigingen of preken vol razernij, maar met weloverwogen argumenten en beheerste reacties, volgens de wijsheid van uw advies, dat beslist onze volledige instemming verdient. Misschien zal de Heer toestaan dat u met eigen ogen ziet wat ik heb gezegd of zal zeggen ten overstaan van mijn toehoorders, zodat u kunt vaststellen met welke intentie ik deze taak op mij heb genomen of ten einde heb gebracht. Ik hoop, mijn allerdierbaarste Desiderius, dat mijn hartsverlangen duidelijk is voor het oog van God, die mij zal vergelden naar mijn werken. Als u Christus voor ogen houdt, is er geen enkele reden om te vrezen, want niemand zal u met zijn tong of pen kwaad kunnen doen als u de blik op Hem gericht houdt met heel uw verstand. De waarheid is immers van zichzelf duidelijk en behaalt bij alles een succesvolle overwinning. Moge de God van de waarheid haar in u versterken, zodat u altijd schrijft en doet wat Christus waardig is, die God is, geprezen tot in eeuwigheid. Amen. Het ga u goed. Heb ons lief omdat ook wij u liefhebben. De genade zij met u. Broeder Frans van Hasselt |
|