1833 Aan Hernicus Caduceator
Bazel, 10 juni 1527
Erasmus van Rotterdam groet Henricus Caduceator van Aschaffenburg
Als ik arts was,Ga naar voetnoot1. zou ik het allereerst voor mezelf zijn, want ik heb voortdurend met de steen van doen, een kwaal die vreselijk pijnlijk is. We lezen toch dat heel wat grote geleerden volledig blind waren; daarom verbaast het me dat je je zo uit het veld laat slaan door het kleinere ongemak dat je iets alleen van dichtbij kunt zien. Dit gebrek, als het dat al is, ben ik tegengekomen bij zeer veel mensen die uitblonken door hun geestelijke capaciteiten, hoewel sommigen het in lichtere, anderen in ergere vorm hadden. Alexander, de zoon van koning Jacobus van Schotland, die je wel kent uit de Adagia,Ga naar voetnoot2. leed zo erg aan deze kwaal, dat hij een boek tegen zijn neus moest houden om iets te kunnen zien. Daarom: als het een aangeboren gebrek is, moet je het niet met medicijnen bestrijden, maar gebruik maken van oogglaasjes die ervoor gemaakt zijn dat mensen die haast blind zijn zelfs van veraf kunnen zien. Maar die passen niet allemaal bij alle ogen. Je moet uit een heleboel de geschikte kiezen. Als het gebrek door een ongeluk is gekomen, kunnen verschillende middelen, die ook bekend zijn bij chirurgijnen, voor verlichting zorgen. Maar het belangrijkste is dat je vermijdt wat slecht voor de ogen is, zoals na het avondeten bij lamplicht studeren. Het zal helpen als je er een gewoonte van maakt bij voorkeur met de oren te studeren, wanneer daar gelegenheid toe is, en niet met de ogen.Ga naar voetnoot3. Meer kon ik op dit moment niet antwoorden. Het ga je goed.
Bazel, de dag na Pinksteren, 1527