De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
tegelijk ook jouw uitnemend karakter, zo'n oom waardig, waarvan Leonard Cox, die je vormt in je jonge jaren, mij in zijn briefGa naar voetnoot1. een precieze beschrijving gaf - die twee dingen zorgden ervoor dat ik het erop waagde je te groeten en aan te vuren tot liefde voor de hoogste wetenschappen, al betreft het iemand in volle vaart, zoals ze dat zeggen,Ga naar voetnoot2. als het waar is wat Cox schrijft, die mijn volste vertrouwen geniet. ‘Het is niet nodig een galopperend paard de sporen te geven.’Ga naar voetnoot3. Maar jij kunt, mijn dierbare Zebrzydowski, in die schitterende renbaan altijd jezelf in enthousiasme overtreffen, want er is heel veel wat je daartoe zou moeten aanmoedigen. In de eerste plaats wekt je zeer gelukkige aanleg niets dan de hoogste verwachtingen omtrent jezelf; je huisleraar Cox voegt nog flink wat toe aan die verwachting, namelijk als bekwaam vakman met goed materiaal.Ga naar voetnoot4. Ik wijs er verder op dat de fortuin, die, weinig welwillend als ze is, bij veel mensen gewend is hun nobele pogingen te dwarsbomen, zich bij jou geheel in dienst stelt van je talent en zich royaal en voorkomend betoont. Maar wat het vooral onaanvaardbaar maakt dat je vaart mindert, is de omstandigheid dat je binnen je familie een lichtend voorbeeld hebt, in wie je, als in een spiegel, de weergave ziet van een volmaakt beeld van deugd en geleerdheid. Andrzej en Andrzej, neef en oom horen aan elkaar gelijk te zijn. Dat vraagt, dat eist je afkomst van je en dat verlangt ook je vaderland van je. Vooruit dan, Zebrzydowski, streef met onverdroten ijver naar deze erepalm. God zal je daarbij helpen, want Hij was het die je toerustte met zoveel gunsten van de natuur en de fortuin, juist met de bedoeling dat je door noeste arbeid een passende rente aan het aanzienlijke kapitaal toevoegt. Denk eraan dat het beste deel van je leven het snelst voorbijgaat en eenmaal verdwenen nooit meer terugkomt. Ik kon op dit moment niet langer met je praten. Het ga je goed. Bazel, 21 mei 1527 |
|