De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1825 Aan Jan Antonin
| |
[pagina 104]
| |
niets slechts, maar ik denk wel dat de man mijn werk waardeert.Ga naar voetnoot5. Ik ontving geen brief van Henckel met deze bode, ook niet met de laatste beurs.Ga naar voetnoot6. Wat betreft het feit dat hij een bisschopszetel afwijst, hij had ongetwijfeld een goede reden voor zijn besluit; toch is het, als je kijkt naar de toestand in de wereld op dit moment, beter een zwijnenhoeder te zijn dan een zwijn. Vertel me, wat was er voor iets ernstigs dat jullie je gereedmaakten voor zo'n lange reis hierheen? Om een stervende Erasmus te zien? Ik sterf immers, mijn beste Antonin, dagelijks.Ga naar voetnoot7. Wat Galenus betreft, al zou ik kunnen wat je zo graag wilt, ik heb er de tijd niet voor. Ik word weer teruggesleept naar de arena. Je mag Calvo de slechte vertaling van Hippocrates niet aanrekenen; want hij is alleen maar een drukker, zonder verdere kennis.Ga naar voetnoot8. Ik bid om alle mogelijke voorspoed voor Martin Dobergast; als ik hem ergens een dienst mee kan bewijzen, zal ik dat graag doen. Inderdaad moet je mensen die zich voordoen als vrienden niet vertrouwen, maar toch moet je ze volgens Cicero benutten, om in elk geval te zorgen dat ze minder schade toebrengen.Ga naar voetnoot9. Ook is het beslist niet uit de lucht gegrepen wat Ovidius schreef: ‘Vaak wordt iemand die doet alsof zelfs echt verliefd’.Ga naar voetnoot10. Ik ontving het boekje van Andrzej Krzycki, nu bisschop van PÅ‚ock geheten, samen met zijn brief, die evenwel kort was.Ga naar voetnoot11. Ik wens je voortreffelijke echtgenoteGa naar voetnoot12. al het mogelijke geluk. De pest heeft enkele van onze artsen weggenomen, onder wie Silberberg. Het ga je goed. 1527 |
|