1823 Aan Frans Titelmans
Bazel, 18 mei 1527
Erasmus van Rotterdam groet de franciscaan Frans Titelmans van Hasselt
Geachte broeder in Christus, ik hoor dat u mijn naam geregeld in uw lessen in diskrediet brengt. Als dat waar is, raad ik u aan in gedachten te houden wat past bij de waardigheid van uw orde. U weet dat zowel de paus als de keizer dergelijke aanvallen niet goedvinden, wat ze allebei voldoende duidelijk hebben gemaakt, zelfs schriftelijk. U weet dat ze in de huidige situatie, waarin ik mij in het belang van het geloof aan zoveel gevaren blootstel, alleen maar tot nadeel strekken. Ik ben geen enkele orde vijandig gezind, maar uw gemeenschap in het bijzonder heb ik altijd een warm hart toegedragen, omdat ze meer dan andere haar onbedorven staat heeft behouden. Als ik in mijn werken op misstanden wijs, gebeurt dat om jullie te helpen en niet om jullie aan te vallen, want jullie vinden zulke dingen ook niet goed. Als jullie de mensen opnieuw aan jullie kant willen krijgen, moeten jullie dat op dezelfde manier doen waarop jullie hen de eerste keer aan jullie kant kregen. Dat gebeurde met een zuivere levenswandel, niet met samenzweringen of boosaardige kritiek. Wat een ophef veroorzaakten uw medebroeders in Spanje! Wat schoten ze ermee op? Ze verergerden bij iedereen het ongenoegen. Hetzelfde gebeurde in Polen en Hongarije. Wat mij aangaat, ik kan u misschien geen schade toebrengen, maar uw orde wel en meer dan u voor mogelijk houdt, als ik de blik niet op Christus gericht hield. Ik zal me evenwel nooit daartoe laten verleiden. Des te minder mogen jullie daartoe uitdagen. Al lang geleden werden langs slinkse wegen mijn boeken weggehaald uit bibliotheken waar wel ruimte was voor de giftige laster van anderen. Ik deed alsof ik het niet doorhad; ik geef er ook weinig om. Als jullie oprecht in het belang van de vroomheid handelen, zal de Heer zijn zegen geven; als jullie