De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
1819 Aan Sigismund I
| |
[pagina 88]
| |
zal verlaten, als de goedheid van God en de besluiten van vorsten de onrust die nu overal heerst tot bedaren hebben gebracht. Naar ik hoor wijdt Uwe Majesteit zich met grote wijsheid en gedrevenheid aan deze vrome en heilige taak. Dat was een extra prikkel voor mij om het erop te wagen iemand, zoals dat heet, in volle vaart aan te vuren;Ga naar voetnoot4. uw vroomheid trouwens, die naar mijn mening door God is ingegeven, behoeft geen enkele menselijke aansporing. Als de situatie hopeloos lijkt brengt God meestal plotseling iemand met uitzonderlijke kwaliteiten als een deus ex machina op het toneel, die weer rust kan brengen na algehele verwarring. Toen het met de Romeinen zover was gekomen dat ze zich met goud vrijkochten, verscheen opeens Camillus.Ga naar voetnoot5. Toen hun situatie er opnieuw hopeloos uitzag, was daar Scipio Africanus.Ga naar voetnoot6. Toen de Hebreeërs in Egypte gebukt gingen onder ondraaglijke, langdurige slavernij, trad Mozes naar voren.Ga naar voetnoot7. Toen Susanna in levensgevaar verkeerde, was daar geheel onverwachts Daniël, die voor haar onschuld opkwam en de misdaad aan het licht bracht.Ga naar voetnoot8. Moge de grote en almachtige God mijn gebeden verhoren! Moge het zijn wil zijn dat deze hoop niet ijdel is! Ik voel iets van een gunstig voorteken, alsof God ten langen leste zijn toorn veranderde in barmhartigheid en u aanwees, zeer heilige koning, als degene die met zijn vroomheid, zijn wijsheid, zijn gezag een eind kan maken aan woelingen van deze omvang. Die hoop wordt nog versterkt door het feit dat ik bij niemand anders zoveel kwaliteiten kan ontdekken die nodig zijn om een zo gewichtige taak te volbrengen. Als ik de macht van het koningschap buiten beschouwing laat en het niet heb over al die grote daden, die u als met Gods hulp zeer succesvol verrichtte (waar onlangs nog de roemruchte overwinning op de Scythen bij kwam),Ga naar voetnoot9. zijn er volgens mij drie dingen die niet mogen ontbreken bij iemand die in deze bewogen tijden orde op zaken gaat stellen: plichtsgevoel, | |
[pagina 89]
| |
adel van geest en wijsheid. De term plichtsgevoel omvat twee dingen, liefde voor het vaderland en godsdienstijver. Op beide gebieden schitterde u door de hoogste lof. Immers, bij het behartigen, beschermen, uitbreiden, verbeteren en zeker stellen van het welzijn van uw rijk, hebt u altijd zoveel oplettendheid, ijver en zorg aangewend, dat u met voorbijgaan van uw leeftijd inspanningen waarvoor zelfs een jong iemand mogelijk terugdeinst, niet uit de weg ging. In vroeger tijden kregen mensen die uitzonderlijk veel voor hun land hadden gedaan de eretitel ‘vader des vaderlands’. Die eretitel klinkt op de een of andere manier indrukwekkender dan koning of keizer. Uwe Majesteit verdient om verschillende redenen deze eervolle betiteling. Het is veel glorieuzer die te bezitten als hij gegrift staat in de geest van de mensen dan wanneer hij op zuilen of standbeelden staat. Dat u niet minder aandacht hebt voor de christelijke godsdienst, blijkt uit de rechtschapenheid van uw gehele levenswandel. Daarnaast uit de kerken die met enorme vrijgevigheid werden gebouwd, verrijkt en versierd. Ten slotte uit de overname van de macht in Pruisen en de hervormingen daar, aangezien er een begin was van aantasting door ketterij.Ga naar voetnoot10. Al dat geruzie onder de vorsten moet iemand die zo ingesteld is wel een doorn in het oog zijn. Als ze alleen maar onderling ruzie zouden maken, was dat toch al, ik zal niet zeggen: een burgeroorlog, maar regelrechte broedermoord. Plato vindt het een burgeroorlog als Grieken tegen Grieken strijden.Ga naar voetnoot11. Maar een christen is nauwer verbonden met een christen dan burgers onderling of broers onderling. Nu evenwel heeft de onderlinge strijd van de monarchen de weg gebaand voor de Turken, waardoor ze eerst Rhodos, en nu onlangs ook Hongarije konden binnendringen.Ga naar voetnoot12. Hun wreedheid had maar al te veel succes en zal verder bij ons doordringen, tenzij we hun de weg versperren met een muur van schilden die we eendrachtig samenvoegden. Dat moet toch iedere christen door de ziel snijden! Maar het is nog erger: terwijl de vorsten onderling aan het bakkeleien zijn, vindt de totale ondergang van de christelijke godsdienst plaats, waarbij de wereld in zijn voegen kraakt en de maatschappelijke verhoudingen ontwricht raken: wie gehoorzaamheid verschuldigd was, eist het recht op om zijn meerdere bevelen te geven. Maar de grenzen zijn hier niet duidelijk. Beide partijen hebben hun | |
[pagina 90]
| |
goede kanten, maar er zitten ook lieden tussen die ogenschijnlijk onder de vaandels van de kerk strijden, maar van wie het duidelijk is dat ze de overwinning die ze aan Christus verschuldigd zijn, naar zich toe zullen trekken - tenzij de machtigste vorsten hun gezag laten gelden en de enorme onrust die deze lieden veroorzaken aan banden leggen en het roven verbieden. Op die manier zal het mogelijk worden dat dit bittere medicijn, dat een kwelling voor de mensheid is, enige vorm van genezing teweegbrengt en de overwinning niet naar de mensen gaat, maar naar Christus, het hoofd van de kerk, wie alle glorie toekomt. Hij heeft misschien geduld dat zich al deze onrust in de wereld voordeed om sommigen, die als het ware dronken waren van een overvloed aan aardse voorspoed, op te wekken tot de soberheid die een christen past. Naar verluidt denkt keizer Karel er ook zo over; die informatie heb ik uit brieven van mensen uit zijn directe omgeving. Het is naar mijn idee nogal riskant en ook overbodig meer hierover aan het papier toe te vertrouwen; u in uw uitzonderlijke wijsheid weet immers wat ik bedoel. Tot zover het plichtsgevoel. Adel van geest blijkt niet zozeer uit heldhaftige oorlogvoering of uitbreiding van het koninkrijk, als wel uit verachting voor dingen die niemand veracht tenzij hij werkelijk een hoogstaand mens is. Iedereen staat hoger naarmate hij dingen kan minachten, zodra het welzijn van de staat dat van hem vraagt. Wie zich door woede of wraakzucht in de richting van een oorlog laat duwen, staat lager door zijn eigen hartstocht. Wie zich uit eerzucht laat verleiden tot de strijd, staat lager omdat hij eerzuchtig is. Maar wie het welzijn van de staat boven alle andere dingen stelt, zo iemand heeft pas echt een hoogstaand en edel karakter. In de talloze niet te vermijden oorlogen die u, even succesvol als dapper, met de Walachiërs, de Tartaren, de Moskovieten en de Pruisen hebt gevoerd, hebt u de absoluut koninklijke verhevenheid van uw karakter laten zien. Maar dit zijn bewijzen van een veel edeler karakter: u sloot liever een wapenstilstand met de Moskovieten die u zo vaak had verslagen, dan gewapenderhand een zeer welvarend gebied onder uw heerschappij te brengen, terwijl dat moeiteloos had gekund en de aansporing van vooraanstaande personen daartoe uitnodigde. Toen sommigen, wegens aversie tegen de Moskovieten als schismatici, een vredesverdrag onmogelijk achtten, was u bereid de wapenstilstand te verlengen.Ga naar voetnoot13. U trok zich er niets van aan hoe het volk dit opvatte. Voor u is de rust in uw koninkrijk en het vermijden van bloedvergieten onder christenen belangrijker dan zo'n grote uitbreiding van uw gebied met gebruikmaking van wapens of de mening die het volk over u heeft. Zoals hijGa naar voetnoot14. het zo mooi uitdrukte: ‘Het is echt iets voor een koning’, dat wil zeggen: voor een zeer | |
[pagina 91]
| |
hoogstaand mens, ‘slecht bekend te staan terwijl je het goede deed’. U was bereid tot een wapenstilstand met de Turken en zelfs met de Scythen zou u graag een verdrag sluiten, als deze mensen of liever beesten er een keer mee stopten uw rijk te teisteren met hun misdadige plundertochten. Het is eerder plichtsvervulling dan oorlog te zorgen dat deze ruige en woeste onmensen niet langer een bedreiging voor uw onderdanen en hun bezittingen zijn; en als het wel oorlog is, is het een soort die op geen enkele manier te vermijden is en die men dientengevolge niet achterwege kan laten zonder een vreselijke misdaad te begaan. Toen de krijgskansen tijdens al die gevechten tegen de Pruisen in uw voordeel keerden, liet u de hertog van PruisenGa naar voetnoot15. een flink deel van zijn gebied behouden uit liefde voor de vrede, in plaats van het hele gebied gewapenderhand in te lijven bij uw rijk, waar u alle mogelijkheden toe had. Het volgende geeft blijk van dezelfde adel van geest. Toen de Duitse vorsten tienduizend voetknechten en tweeduizend ruiters hadden gezonden die de hertog moesten steunen in de strijd tegen Polen, stond u niet toe dat het tot een treffen kwam tussen uw strijdkrachten, die veel talrijker waren (u had immers zestigduizend ruiters), en degenen die in de minderheid waren. Slechts achthonderd van uw manschappen kregen de opdracht om langs de route van de Duitse soldaten de bevoorrading te verhinderen of te onderscheppen. Zo gebeurde het dat zij, gewaarschuwd door de honger, huiswaarts keerden en u bloedvergieten kon vermijden. Ik hoef niet te vertellen hoe u, nadat koning ChristiaanGa naar voetnoot16. van de troon gestoten was, resoluut de Noorse en Zweedse kroon weigerde, die u ongevraagd werd aangeboden, om te voorkomen dat u daarmee iets naar u toe haalde wat voor uw volk aanleiding tot een oorlog kon zijn. Het is allemaal kort geleden wat ik vertel, maar het volgende is nog recenter: onlangs, na de dood van de koning van Bohemen en Hongarije,Ga naar voetnoot17. die een neef van u was, de zoon van uw broer, en de opvolging zelfs op grond van verwantschap aan u leek toe te komen, ontbrak het u zo aan eerzucht, dat u zelfs afgezanten zond om hun aan te raden een koning | |
[pagina 92]
| |
te kiezen die naar hun oordeel het meeste voor hun land kon doen, maar dat u met uw deel tevreden was. Dat was voor u niet genoeg. Zodra u had vernomen dat de kwestie tussen FerdinandGa naar voetnoot18. en Johan, koning van Hongarije,Ga naar voetnoot19. op een oorlog dreigde uit te lopen, zond u uw kanselier, Krzysztof Szydłowiecki, een gerespecteerd en aanzienlijk man, kasztelan en starost van Krakau, door u bij uitstek beschouwd als een wijs en onkreukbaar man, om te bemiddelen en wist u te bereiken dat er geen oorlog begonnen zou worden voordat alles geprobeerd was om oorlog te voorkomen. Uit dit alles blijkt een waarlijk hoogstaande geest die boven al het aardse verheven is. Maar volgens mij wordt hier ook reeds uw zeer uitzonderlijke wijsheid zichtbaar, die bij u door een lang leven en zeer veel ervaring vervolmaakt is. Een oorlog is aantrekkelijk zolang je er zelf geen een hebt meegemaakt;Ga naar voetnoot20. maar iemand die een onbillijke vrede prefereert boven een gerechtvaardigde oorlog,Ga naar voetnoot21. kan in het duister en van ver zien. Als vorsten nu eens uw voorbeeld volgden en met verachting van hun persoonlijke begeerten, als het ware vanaf een hoge uitkijkpost,Ga naar voetnoot22. hun blik op de vroomheid richtten, dat wil zeggen: op de glorie van Christus en het welzijn van de christelijke kudde! Als ze nu eens de vrede in de wereld belangrijker vonden dan allerlei persoonlijk voordeel, dat dikwijls ongrijpbaar blijkt en in het andere geval te duur gekocht wordt! Dan zouden zij, eendrachtig met elkaar verbonden, in de eerste plaats zelf als regeerders veel meer voorspoed en aanzien genieten, en de christenen al gauw bevrijden van de Turkse dreiging en met adequate maatregelen een einde aan deze rampzalige kerkscheuring maken. Maar ik vrees nu dat er vorsten zijn die door een tekort aan plichtsgevoel de algemene rampspoed proberen om te buigen tot winst voor henzelf, of bij gebrek aan adel van geest niet in staat zijn uit liefde voor de vrede op enig punt af te zien van hun rechtmatige aanspraken, of uit onervarenheid liever een oorlog dan vrede willen; terwijl men nooit een oorlog mag beginnen, behalve wanneer hij niet te vermijden is zonder zich schuldig te maken aan plichtsverzuim. | |
[pagina 93]
| |
Als vorsten dit alles met oprechte en christelijke bedoelingen zouden nastreven, zou Christus zelf, die zorgt voor het welslagen van besluiten en verdragen, hun terzijde staan en de gebeurtenissen een gelukkiger afloop geven dan ze zelf konden wensen. Maar nu is het meestal toorn of eerzucht of een andere persoonlijke hartstocht die tot een oorlog aanzet, eerder dan aandacht voor vroomheid of het landsbelang, en zien we wankele en kortstondige verdragen en wat erger is: ze zijn vaak een broedplaats van oorlogen. Er is iets wat ik eerder kan wensen dan hopen, maar wat naar mijn mening bij uitstek goed is voor het in stand houden van de vriendschap tussen de vorsten en de rust in de verschillende landen: dat vorsten zich ertoe laten overhalen ver weg gelegen machtsgebieden te weigeren. Wat een ramp was het voor de Fransen Milaan telkens te veroveren en terug te veroveren! Welk land zou rijker bloeien dan Frankrijk, als het Napels, als het Lombardije, als het Insubrië had laten liggen?Ga naar voetnoot23. Zoals bepaalde schepen te groot zijn om gestuurd te kunnen worden, zo is het uitermate lastig een bovenmatig uitgestrekt gebied succesvol te besturen. Nog veel moeilijker wordt het als de gebiedsdelen op grote afstand van elkaar gelegen zijn. Tegenwoordig kent het verlangen naar gebiedsuitbreiding geen grenzen. Het lijkt wel alsof zich bij sommigen iets dergelijks voordoet als bij mensen die er liefhebberij in hebben de ene prebende op de andere te stapelen. Wat ze aan winst bijeenschraapten met kleinere prebenden, geven ze uit aan een grotere; wat ze met talloze prebenden binnenhalen wordt opgeslokt door één bisschopszetel en met de opbrengst daarvan wordt weer de titel van aartsbisschop gekocht. Wat een kapitaal aan digniteiten en abdijen verslindt ten slotte de glorieuze titel van kardinaal! Dit alles wijst zonder twijfel op een weinig verheven karakter, als je niemand boven je duldt. Iemand is pas een grootmoedig en edel mens, als hij niet op een mindere neerkijkt en zijn meerdere niet benijdt, als hij ernaar streeft, niet om over een zo uitgestrekt mogelijk gebied te heersen, wat zelfs misdadigers een enkele keer door de fortuin vergund was, maar om het rijk dat hem is toebedeeld zo goed mogelijk te besturen. Maar volgens de huidige gang van zaken gaat de troonopvolging deels door huwelijken, deels door bloedverwantschap van de een op de ander over en daarom is het, zoals gezegd, eenvoudiger te wensen wat volgens mij het beste is dan erop te hopen. | |
[pagina 94]
| |
Het is niet vroom is en het ligt ook niet in mijn bedoeling te tornen aan het gezag van hem die Christus als hoofd van zijn kerk heeft aangesteld. Maar als ik de waarheid recht wil doen, hijzelf zou meer bereiken en de machtigste vorsten zouden minder vaak verwikkeld raken in dit soort onderlinge oorlogen, als hij, daartoe overgehaald door de vrede van Christus zelf, met geen enkele monarch een verdrag sloot, maar zich gelijkelijk tegenover allemaal een vader betoonde. Nu evenwel bleken en blijken al die verdragen die zijn gesloten, ontbonden, hersteld, geschonden, een goede aanleiding te zijn om een oorlog uit te lokken of uit te breiden. Wat voor zin heeft het hier voorbeelden uit de geschiedschrijving aan te halen, wanneer we er de laatste twintig jaar zoveel met onze eigen ogen hebben gezien? Maar ik spring, zoals dat heet, over de omheiningGa naar voetnoot24. door al een hele tijd misbruik te maken van uw lankmoedigheid, onoverwinbare koning. Daarom zal ik mijn brief eindigen. Ik doe dat met vurige gebeden waarin ik God vraag medelijden met ons te hebben en te zorgen dat uw zeer vrome inspanningen tot een resultaat leiden dat past bij dat plichtsgevoel, die adel van geest, die wijsheid van u. Moge Hij ook koningin Bona,Ga naar voetnoot25. verbonden met de beste koning, lange tijd in voorspoed bewaren voor uw koninkrijk en voor het christendom. Bazel, 15 mei, in het jaar des Heren 1527 |
|