1813 Van Alonso de Fonseca
Valladolid, 24 april 1527
Alonso de Fonseca, aartsbisschop van Toledo, primaat van Spanje enz., groet de theoloog Desiderius Erasmus van Rotterdam
Het is precies zoals uw vrienden vertellen, zeer geleerde Erasmus. Ik steun uw reputatie van harte en daar heb ik tot nu toe inderdaad voor zover mogelijk blijk van gegeven; ik zal dat ook hierna blijven doen, ook als ik van u geen dankbetuiging had ontvangen, des te meer nu dat korte, door uzelf geschreven briefjeGa naar voetnoot1. voor mijn gevoel al de moeite die ik ter wille van u heb gedaan goeddeels compenseert. Hiervoor verdedigde ik misschien de publieke zaak van de literatuur zonder aandacht voor een persoon; nu ontkom ik er niet aan ook uw eigen zaak te steunen, daartoe aangespoord door uw brief. Zoals u schrijft was er hier al enige tijd geleden ophef ontstaan over uw boeken; maar dat was nog maar kinderspel vergeleken met de manier waarop deze rampzalige furie nu alles overhoop gooit. Het lijkt alsof ze een opdracht uit de hel heeft gekregen en het als haar taak ziet de gehele christelijke wereld op te hitsen met meningsverschillen. Toch duldde ze dat ons land op een of andere manier rustig bleef. Totdat ze uiteindelijk mensen vond die haar hielpen door u last te bezorgen en zo bij ons de rust te verstoren. Maar God zal met ons zijn; Hij zal hopelijk die boosaardige pogingen onderdrukken, zodat de kalmte die op de storm volgt nog serener zal zijn. Daar mogen we op vertrouwen, gezien de houding van de keizer en de eensgezindheid van weldenkende mensen als het gaat om uw verdediging.
Zorg dat u de moed en de zelfbeheersing toont die men mag verwachten van die verheven en beslist bovenmenselijke gaven. Uw nooit overwonnen, hoogstaande geest, geschraagd door geloof en vertrouwen in Christus, mag niet toestaan dat menselijke beledigingen enige vat op zijn zuiverheid en zachtmoedigheid krijgen. Het is inderdaad een schande dat u voortdurend gevaar loopt door deze soort studie, waarvan het resultaat juist lof voor uw talent en een beloning voor uw harde werken zou moeten zijn. Sinds mensenheugenis is het echter het lot van de hoogste deugdzaamheid dat ze gauw overal vijanden maakt en hier op aarde als balling en vreemdeling wordt behandeld, omdat de woning die haar past zo ver weg in de hemel is. Maar er is geen reden voor u terneergeslagen te zijn of de mensen in de verwachtingen die ze van u hebben teleur te stellen; u moet zich juist nog meer op uw vrome arbeid en pennenvruchten werpen. Het mag immers niet zo zijn dat u, na zo succesvol het vaandel van een vrome en christelijke soort studie gedragen te hebben, de zaak schijnbaar opgeeft uit geestelijke zwakte.
U kunt meer lezen over wat hier allemaal gebeurt in de brief van mijn secretaris Juan de Vergara.Ga naar voetnoot2. Beschouw alles wat hij uit mijn naam aan u schrijft als