De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1805 Aan Juan Maldonado
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam groet Juan XU schetste werkelijk een levendig beeld van de tragikomedie van de pseudomonniken, mijn dierbare X. Wat had ik meer kunnen zien als ik de gebeurtenissen van nabij had meegemaakt? Maar ik zal mijn antwoord op uw brief, die des te aangenamer was omdat hij lang was, kort houden, aangezien ik natuurlijk (zoals altijd) door de studie overladen ben met werk en ook nog (zoals vaak) te kampen heb met een slechte gezondheid. De lof die u heel vriendelijk, maar zonder maat te houden over me uitstort, ontmoedigt me eerder dan dat die me opbeurt. Ik merk dat ik een last opgelegd krijg waarvan het kleinste deel al te zwaar voor mij is. Ook bestaat het risico dat de mensen die zich, naar u schrijft, zo'n geweldig beeld van mij hebben gevormd, roepen dat ze bedrogen zijn zodra ze Erasmus nader bekeken zullen hebben en klagen dat ze geen schat, maar kolen aantroffen, zoals een Grieks spreekwoord luidt.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 30]
| |
Inderdaad, ik hoor tot die groep mensen die zich vol ijver inzette voor de talen en verfijndere geleerdheid, al word ik tegenwoordig door velen overschaduwd, iets wat ik juist als een grote eer voor mijzelf beschouw. Dit was immers de triomf waar ik op uit was: dat deze soort studie op gelukkige wijze tot bloei zou komen en na een eenvoudig begin tot de huidige hoogte zou opklimmen. Het ging zo voorspoedig als ik wilde en zelfs nog sneller dan ik hoopte. Ik was een voorstander van de humaniora, maar met als enig doel dat ze vakken van groter gewicht zouden dienen, en daarvan vooral de theologie. Ik merkte namelijk dat verwaarlozing van de humaniora had geleid tot een betreurenswaardig verval van alle vakken, tot de teloorgang of vervorming van de beste auteurs, die bijna niet meer terug te draaien is, ook niet door de schrijvers zelf. Omdat ik me ervan bewust was hoeveel het uitmaakt of je levend water uit de bron put of troebel water uit poelen die meer dan tien keer van de ene naar de andere plaats zijn overgeheveld, spoorde ik de mensen aan om aandachtig de heilige boeken te lezen en vervolgens degenen die de kerk als haar voornaamste leraren en voorvechters beschouwt. Want mensen die volstrekt geen verfijnder taalonderwijs hebben genoten kunnen de pennenvruchten van die auteurs misschien wel lezen (hoewel ze zelfs dat niet kunnen), maar begrijpen kunnen ze hen in geen geval; dat laten ze zelf dagelijks meer en meer blijken. Ook dit streven zou ik redelijk geslaagd kunnen noemen, als bepaalde barbarenvrienden die onbekend met de muzenGa naar voetnoot2. zijn niet over een zaak van niets enorme ophef hadden gemaakt; ze lieten geen gelegenheid voorbijgaan om hun stem te verheffen, bij openbare preken en colleges, tijdens besloten bijeenkomsten, bij de biecht, onder het eten, aan de hoven van vorsten, in de huizen van de rijken, op wagens en schepen en waar al niet meer. Je vindt hen namelijk overal. Zodra de werken van de heilige Hieronymus waren verschenen, wisten ze sommigen, zelfs vorsten, ervan te overtuigen dat ík de eenvoudige stijl van Hieronymus had opgesierd met retorische opsmuk!Ga naar voetnoot3. Zodra het Nieuwe Testament was uitgekomen, toen gedroegen ze zich pas echt als dwazen en riepen ze publiekelijk de onwetende massa op om Erasmus te stenigen, iemand die zo vermetel was om het Magnificat te corrigeren, om het gebed des Heren van fouten te ontdoen, om het evangelie van Johannes te veranderen!Ga naar voetnoot4. En toch etaleerden ze met zulk dom geschreeuw eerder hun eigen onwetendheid, gecombineerd met eenzelfde dosis boosaardigheid, dan dat ze mijn reputatie beschadigden. | |
[pagina 31]
| |
Terwijl ik met redelijk gelijke kansen tegen deze monsters oorlog aan het voeren was, dook daar opeens Luther op, die de wereld een twistappel toewierp. Mijn eerste zorg was dat de zaak van de muzen niet met de kwestie Luther op één hoop werd gegooid, waar beide partijen op uit waren. Hoewel de zaak van de talen en de literatuur meer werd tegengewerkt door bepaalde voorvechters ervan dan vijanden, is het ondanks alle obstakels toch zover gekomen dat verschillende universiteiten met instemming van de theologen deze vormen van studie hebben omarmd. Die waren niet nieuw, zoals zij zich inbeelden, maar ze kregen na een lange onderbreking, volgens het recht op teruggaveGa naar voetnoot5. als het ware, hun oude privileges terug. Als ze zich storen aan de nieuwigheid, is het eerder nieuw wat zij hebben geïntroduceerd. Wij zorgen dat het oude terugkomt; met het nieuwe geven we het glans, we hullen het daarmee niet in duisternis. - Andere universiteiten tolereren ze. Ten slotte lezen degenen die de hele tijd het luidst protesteren toch al dan niet van harte de heilige boeken en oude commentaren. Ja, ze wijzigen zelfs hun manier van schrijven, al blijft het resultaat achter bij hun ijver; ze strooien zelfs met enig Grieks dat ze elders met bedelen verkregen. Op grond hiervan mag men voorspellen dat het ooit tot vriendschap tussen de theologie en de literatuur zal komen. Mijn streven richtte zich er bovendien op dat de literatuur, die in Italië en vooral in Rome naar bijna niets anders dan louter heidendom smaakte, oprecht Christus zou gaan bezingen. Hij alleen is de vorst van wijsheid en geluk en op Hem alleen horen wij ons te beroemen,Ga naar voetnoot6. als we werkelijk christenen zijn. Luister eens, hoe christelijk is iemand die het soort taal waarin geregeld Jezus en Petrus worden genoemd, verwerpt als barbaars en krom; die daarentegen het soort taal waarin men ‘Jupiter, de grootste en machtigste’, ‘goden en godinnen’, ‘geesten van de gestorvenen’, ‘water en vuur ontzeggen’, ‘vreselijke verwensingen uitspreken’ en dergelijke aantreft, prachtig vindt omdat dit zuiver Romeins zou zijn? Is er een naam die voor ons zoeter mag zijn dan die van Jezus Christus? Klinkt Romulus beter dan Christus? Ligt de naam Camillus bij mensen die hun verstand gebruiken prettiger in het gehoor dan Petrus of Paulus? Is de bijnaam AfricanusGa naar voetnoot7. beter Latijn dan de aanduiding apostel? Bij retorische handleidingen hebben ze geen enkele moeite met status (geschilpunt), finis (definitie), superlatio (overdrijving), gradatio (climax) en talloze andere termen die van zichzelf in gewoon Latijn óf helemaal niets óf iets heel anders betekenen; maar ‘geloof’, ‘dank in de Heer’ | |
[pagina 32]
| |
en een aantal soortgelijke formuleringen uit de taal van de Schrift zijn voor hen onverteerbaar? Ook de Schrift heeft immers zijn specifiek idioom. Ik hoor dat er in Italië zo ongeveer een nieuwe sekte is ontstaan, die van de ciceronianen.Ga naar voetnoot8. Volgens mij zou Cicero, als hij nu leefde en het over onze godsdienst had, niet zeggen: ‘Moge de almachtige God dit tot stand brengen’, maar: ‘Moge Jupiter, de grootste en machtigste, dit tot stand brengen’; hij zou ook niet zeggen: ‘Moge de genade van Jezus Christus met u zijn’, maar: ‘Moge de zoon van Jupiter, de grootste en machtigste, zijn zegen geven aan alles wat u doet’; hij zou niet zeggen: ‘Petrus, laat de kerk van Rome bloeien’, maar: ‘Romulus, geef uw zegen aan de senaat en het volk van Rome’. Het belangrijkste wat een redenaar moet kunnen is zich op een passende manier uitdrukken. Wat is dan de verdienste van mensen die, als ze over de geheimenissen van onze godsdienst spreken, woorden gebruiken alsof ze in de tijd van Vergilius of Ovidius schrijven? Inderdaad, hier was mijn streven op gericht; welk gewicht ik in de schaal heb gelegd, mogen anderen beoordelen. Ik heb altijd de rol van dogmatist willen vermijden, met uitzondering van enkele terloopse adviezen die naar mijn idee konden helpen om partijdigheid en misvattingen onder de mensen te bestrijden. De wereld, die bij de ceremoniën was ingedut, verkeerde in een diepere slaap dan iemand die alruin had gekregen. Bepaalde monniken, of liever pseudomonniken, beheersten het menselijk geweten, dat ze zorgvuldig verstrikt hielden met onontwarbare knopen. Er is weinig verschil tussen hen en nogal wat theologen, aangezien bijna de gehele scholastiek begonnen is bij de monniken; zo wordt volgens een citaat ‘de liefhebberij deel van het karakter’.Ga naar voetnoot9. Maar hoewel ik voor geen andere soort mensen meer gedaan meen te hebben dan voor theologen en monniken, weet ik desalniettemin uit ervaring dat zij mijn gevaarlijkste vijanden zijn. Het is geenszins nieuw waar de pseudomonniken nu mee bezig zijn. Ze discussieerden hier negen jaar geleden over tijdens hun synoden, toen ze behoorlijk boos waren over het Enchiridion, maar meer nog over de Zotheid.Ga naar voetnoot10. Ze gaan al een hele tijd ergens zwanger van, maar wat deze olifantsdrachtGa naar voetnoot11. | |
[pagina 33]
| |
zal brengen weet ik niet. Er waren meer plaatsen waar men een dergelijk toneelstuk in gang zette. Ze kwamen in bijna alle landen op hetzelfde moment tevoorschijn, in Frankrijk, Engeland, Hongarije, Polen, uw eigen Spanje en Brabant. Ze zijn twee keer op gezag van de pausGa naar voetnoot12. en één keer door een grimmig keizerlijk verbodGa naar voetnoot13. tot de orde geroepen; dat heeft in elk geval bereikt dat ze wat milder tekeergaan. In Engeland zorgden de koning en de kardinaalGa naar voetnoot14. en andere geleerde en invloedrijke vrienden ervoor dat ze niet alles mochten wat ze wilden. Ook in Hongarije ontbrak het niet aan verdedigers van Erasmus, onder wie de koning en de koningin;Ga naar voetnoot15. ik betreur de ramp die hun is overkomen ten zeerste. In Polen stond, als een deus ex machina, Jan Łaski klaar, een van de baronnen uit dat koninkrijk; hij was verschillende maanden mijn huisgenoot, en wel een zeer prettige huisgenoot. Hij werd teruggeroepen naar zijn land en meteen belast met het bestuur van het aartsbisdom Gniezno, als medewerker van zijn oom,Ga naar voetnoot16. een man die alle mogelijke soorten deugden en eervolle eigenschappen in grote overvloed bezit. Maar om terug te komen op Jan, ik had daarvoor nog nooit iemand meegemaakt die handiger, opgewekter, welwillender en vriendelijker was. Hij heeft een oudere broer, de woiwode Hieronim Łaski, een edel mens; ook een jongere broer, Stanisław Łaski, een veelbelovende jongeman. Nu ik begrijp dat er in Spanje tegen iedere verwachting in verdedigers zijn opgestaan, zo invloedrijk en welgezind als vrijwel nergens anders, ligt de conclusie voor de hand: dit alles wordt bestierd door de voorzienigheid van een of andere god. Ook in Frankrijk ontbreekt het niet aan mensen die mij goedgezind zijn, maar zelfs de groten worden door het gezag van het ParlementGa naar voetnoot17. en een samenzwering van een stel sofistische theologen afgeschrikt. Want ze roepen meteen: ‘Hij is een kettervriend!’ De leider van deze waanzin is de kartuizer Pierre Cousturier, van zichzelf al een heethoofd en nu ook nog gek van verlangen naar roem. Verder hebben we Béda, even krankzinnig als hij en nog | |
[pagina 34]
| |
veel dommer, geen monnik weliswaar, maar behorend tot een tussensoort als het ware, waarmee een zekere Standonck begonnen is. Ze dragen mantel en kap, zonder gebonden te zijn door geloften; ze eten vis en groente.Ga naar voetnoot18. Daar vind je de leerschool en broedplaats van alle monniken. Uit dat cohort rekruteren kartuizers, franciscanen, dominicanen, benedictijnen, bernardijnenGa naar voetnoot19. hun soldaten. Als derde is er een zekere Clichtove, iemand die ooit mijn vriend was en niet geheel onbekend met de muzen; maar ze hebben hem meegelokt naar hun eigen groep, want anders zou het geen drievoudig snoerGa naar voetnoot20. zijn. Cousturier heeft al twee boekwerken geschreven waarin hij mij aanvalt,Ga naar voetnoot21. Béda één,Ga naar voetnoot22. maar allemaal zo dom, dat ik hun nooit zoveel schande toegewenst zou hebben als zij zichzelf met hun boeken aandeden. Ik was werkelijk bang dat ik er per ongeluk iets uitgeflapt had wat strijdig was met de officiële kerkelijke decreten. Maar de opluchting was groot toen de bijna tweehonderd door Béda bekritiseerde stellingen verschenen. Met uitzondering van drie of vier waar de fout niet van mij afkomstig was, maar van kopiisten of zetters, had hij het Latijn niet begrepen of had hij iets wat door Christus of een apostel tegen de farizeeën, schriftgeleerden en schijnapostelen was gezegd, ten onrechte toegepast op de monniken en theologen uit onze tijd. Hierbij veroordeelde hij geregeld een opvatting die in de Heilige Schrift is verwoord en door orthodoxe schrijvers is uitgelegd, stopte hij verschillende keren iets van zichzelf tussen mijn woorden zodat er ruimte voor kritiek ontstond, boog hij heel vaak vrome, terechte opmerkingen om tot laster, wat zeer brutaal was, en loog hij er niet zelden zonder blikken of blozen flink op los. Ik heb hier eens en voor al antwoord op gegeven,Ga naar voetnoot23. eerder met het oog op het risico dat de zwakken lopen dan wegens mijn eigen reputatie, hoewel je een hardvochtig mens moet zijn om niet voor je eigen reputatie te zorgen. Ik ben niet van plan hierna nog kostbare uren te | |
[pagina 35]
| |
verspillen aan dit soort geruzie. Mensen met een gezond oordeel hebben in de gaten hoe onzinnig het is wat die lieden naar voren brengen. Mensen die door partijzucht of haat zijn aangetast, lezen over het algemeen mijn werk niet of, als ze het lezen, doen ze dat met een boosaardig oog, dat verkeerd oordeelt, als het al tot enig oordeel in staat is. De Franse koningGa naar voetnoot24. zou mij voldoende bescherming hebben geboden tegen hun onbeheerste gedrag; hij vroeg mij verschillende keren naar zijn land te komen en deed mij een schitterend aanbod, dat al helemaal geregeld was. Maar ik was vastbesloten niet naar Frankrijk te verhuizen zolang de koning en de keizer geen vrede met elkaar hadden gesloten, een besluit waarvan ik nog steeds geen spijt heb. Voordat de keizer naar Spanje overstak,Ga naar voetnoot25. had ik gemerkt dat men erop uit was mij het opperbevel te geven in de strijd tegen de toen snel groeiende partij van Luther. Ik geef toe dat ik mij aan die taak heb onttrokken. Ondanks de vele vleiende woorden die Glapion me schreef, durfde ik hem amper te vertrouwen: het heilig gewaad had zoveel invloed! De kwestie werd via hem behandeld, maar dat ging ondergronds. Geen enkele partij stond mij ooit aan. Ik voorzag evenwel dat ik een ambtgenoot zou worden van bepaalde lieden die mij slecht gezind waren, ja, die niemand kunnen liefhebben behalve zichzelf. Tenzij ik me in elk opzicht aan hun prikkelbare stemming en onverbiddelijke strengheid ondergeschikt had gemaakt, hadden ze mij de hoorns laten zien en ‘valse advocaat’ en ‘kettervriend’ geroepen. Alles wat riekt naar beulswerk is strijdig met mijn karakter. Als de daden van bepaalde lieden erom vragen, zijn er overal beulen te vinden, zodat ik helemaal niet nodig ben. Er zijn punten waarover zelfs de universiteiten het niet met elkaar eens zijn; of die niet het geloof in eigenlijke zin raken; of die amper voldoende verklaard zijn; of waarmee je beide kanten op kunt; of waarbij de strekking, als er goede uitleg gegeven wordt, niet afwijkend is en de discussie alleen over de formulering gaat. Nu gaan mensen om willekeurige punten de gevangenis in; daar wordt de zaak buiten de openbaarheid verder behandeld; als de zaak is opgegeven, zoals dat heet,Ga naar voetnoot26. wordt de man op de brandstapel geworpen. Ik zal hier maar niet vertellen met wat voor mensen die mijn werk onderzochten ikzelf kennis heb gemaakt: wat een gebrek aan oordeel, wat een onbeheerste emoties, wat een onverzoenlijke haat! Ik onttrok me daarom aan die taak, maar wel heb ik altijd willen bereiken dat deze onenigheid, waaruit ook ontstaan, hoezeer ook toegenomen, een zinvolle afloop zou hebben. Maar vooralsnog lijkt het evident op de manier | |
[pagina 36]
| |
van Mandrabulus te gaan, volgens de uitdrukking,Ga naar voetnoot27. want de brand breidt zich enorm uit, vooral nu we zien dat er in plaats van één sekte vier zijn ontstaan: aanhangers van Luther, van Karlstadt, wederdopers, en een of ander soort profeten.Ga naar voetnoot28. Het is zelfs zo dat er, als je aan menselijke remedies denkt, geen enkele hoop is dat er een eind aan het kwaad komt zonder hele stromen christenbloed. Toch geef ik de hoop nog niet op, als ik bedenk wat een wonderbaarlijke meester Hij is, die de menselijke dingen bestiert. Want er zijn allerlei dingen waaruit ik afleid dat Hij de regisseur van dit toneelstuk is. Aan de ene kant wordt de zaak door werkelijk verachtelijke, ja, zelfs eerloze lieden behandeld, en wel volgens methoden die hier naar mijn idee niet passen. Ook zijn ze het onderling niet eens. Toch boeken ze succes en is het verzet van al die monniken vergeefs. Daartegenover constateerde ik dat de zaak van de paus, de theologen en de monniken het meest werd tegengewerkt door mensen die naar hun eigen idee geweldig hun best doen om die zaak te steunen. Mijn bewering zou ik met verschillende voorbeelden kunnen staven, maar er moet een keer een eind aan de brief komen. De wereld is opgeschrikt uit haar lethargie. Je wordt overal uitgefloten als je met sofistische constructies aankomt. De talen en de literatuur worden door de gehele jongere generatie omarmd, en niet alleen door hen. Theologen werden gedwongen terug te keren naar de bronnen van de Schrift en naar de vroege kerkleraren. De farizeeën werden ontmaskerd, de misvattingen van het volk werden belachelijk gemaakt. Maar, zult u zeggen, wat een onrust bracht dit onder de mensen teweeg! Heeft iemand evenwel ooit meegemaakt dat de toestand in de wereld zich ten goede keerde zonder grote beroering? Heeft iemand ooit meegemaakt dat een ernstige, langdurige ziekte overging zonder dat het lichaam eerst schokte van bittere en krachtige medicijnen? Inmiddels trouwen overal weggelopen monniken met aan God gewijde maagden, gedragen priesters zich in groten getale als leken, lacht het volk zijn bisschoppen in hun gezicht uit in plaats van hun te gehoorzamen en rebelleert het tegen de vorst. Nu men het vasten verwaarloost en maling heeft aan wat je wel en niet mag eten, gaan er heel wat zich te buiten aan de geneugten van tong en maag. Bij diezelfde mensen leiden de hogere wetenschappen meestal een kwijnend en dor bestaan en gedijt en floreert een allesbehalve evangelische gedragsnorm. Maar stel nu eens dat de Heer ons die zo verdiende kevers en sprinkhanen zond met de bedoeling dat we | |
[pagina 37]
| |
ons, gewaarschuwd door die plagen, tot Hem bekeren.Ga naar voetnoot29. Ikzelf heb in elk geval het idee dat ons ongeveer overkomt waarmee Mozes dreigt in Deuteronomium, toen het volk zijn wet niet onderhield: ‘De Heer zal een volk van verre op u af laten komen met de snelheid van een arend die komt aanvliegen: een volk waarvan u de taal niet verstaat, een bruut volk, dat geen grijsaard ontziet en geen kind spaart, dat verslindt wat uw vee voortbrengt’, enzovoort.Ga naar voetnoot30. Dit volk kwam in stromen uit het verre Saksen en verbreidde zich met ongekende snelheid over de wereld. Hun aanvoerders kenden Grieks, Hebreeuws en Chaldeeuws en kenden zo weinig schaamte, dat ze geen stap opzij deden voor bisschoppen, universiteiten, vorsten, magistraten, keizer of paus. Hoezeer ze mij als grijsaard ontzien, blijkt wel uit al die schotschriften die over mij zijn uitgestrooid, maar het meest uit Luthers Onvrije wil,Ga naar voetnoot31. waarin hij zichzelf in scherpte overtrof, nadat hij in zijn overige werken alle anderen had overtroffen. De rest van die voorspelling kwam uit met de opstand van de boeren.Ga naar voetnoot32. Want wat erop volgt: ‘u zult binnen uw poorten belegerd worden’,Ga naar voetnoot33. hebben we beslist ervaren. Het was met deze stad gedaan, als het stadsbestuur, verstandig als het is, niet bijzonder waakzaam was geweest. Wij priesters durfden geen stap buiten de deur te zetten. Hoewel dit duidelijke tekenen zijn dat God ontstemd is over onze wandaden, is er niemand die zijn leven betert, maar een ieder buigt de algemene rampspoed om tot eigen voordeel. Ik vrees dat sommige vorsten erop uit zijn priesters en monniken te kortwieken om zo hun eigen macht te vergroten. Verder heb je hier bij ons een paar bisschoppen die allesbehalve bisschoppen zijn. Zij zijn druk bezig om hun eigen alleenheerschappij zeker te stellen. Onder de theologen en monniken zijn er sommigen die hoge posten, anderen die rijkdom, weer anderen die eer of wraak najagen. Het volk laat zich leiden door hoop op vrijheid, zodat alles mag wat ze willen. Vandaar dat de overwinning waarschijnlijk niet naar Christus, maar naar de mensen zal gaan, hoe de dobbelsteen ook zal rollen. Ook zie ik niet wat we opschieten met een algemene synode, als daar slechts lieden aanwezig zijn van hetzelfde type als de acteurs die we in dit toneelstuk zien optreden. Met een harde aanpak is tot nu toe niets bereikt behalve dat het erger wordt, | |
[pagina 38]
| |
zoals een steeneik, gesnoeid met harde bijl, dubbel van blad, Er zou heel wat bloed moeten vloeien als we van plan waren iedereen te doden die als gevolg van deze rampzalige epidemie is aangetast. Welke hoop is er nog, wie kan ons nog raad geven? We moeten allemaal, met zovelen als we zijn, of we nu belangrijk, volstrekt onbeduidend of iets ertussenin zijn, onze schuld bekennen en ons verootmoedigen onder de machtige hand van God,Ga naar voetnoot34a. we moeten met de beschuldigende vinger naar onze ongerechtigheid wijzen en om zijn barmhartigheid smeken. Hij zal, aangezien Hij naar gebeden wil luisteren, de onrust, deining en storm onder de mensen meteen veranderen in de zo gewenste vrede. U spoort mij aan om iets te schrijven wat aantoont dat ik niets tegen goede monniken heb; op die manier zou ik immers de monniken kunnen verzoenen die niet van harte, maar gedwongen door de verdorvenheid van anderen lelijke dingen over mij roepen, omdat hun stilzwijgen anders als steunbetuiging opgevat zou kunnen worden. Maar hoe vaak gebeurt al in mijn boeken wat u mij aanraadt! Daar is geen schijnvertoning voor nodig. Ik voel oprechte genegenheid en achting voor monniken in wie het beeld van het ware monnikschap oplicht. Geen enkele manier van leven zou mij, ook nu, beter bevallen, als mijn gezondheid niet zo zwak was en voor ongemak zorgde, zodat het niet voor mij weggelegd is iemands huisgenoot te zijn zonder dat ik genoodzaakt word hem last te bezorgen. Wisseling van kleding, andere bereiding van het eten of het schenken van een andere soort wijn, wisseling van omgeving, net iets te lang zitten of een ruwer klimaat maakt mijn toestand kritiek en brengt mij onvermijdelijk in levensgevaar. Hoewel ik uitnodigingen van monarchen, bisschoppen en steden krijg, met daarbij niet te versmaden aanbiedingen, blijf ik daarom toch op mezelf wonen, om zo min mogelijk mensen tot last te zijn; aan gesprekken met vrienden besteed ik alleen op vaste dagen een of twee uurtjes in de middag. Mijn zwakke maag verdraagt het nauwelijks dat ik na het avondeten een gesprek voer; daarom laat ik een dienaar iets voorlezen. Toch ben ik vooral bevriend met kloosters waar men zich het meest houdt aan de godsdienstige discipline. Ik zou dat met talloze brieven kunnen bewijzen, waar ik kisten vol van heb. Er is hier een kartuizer klooster waar je niemand vindt die de genegenheid die ik hun toedraag niet beantwoordt. | |
[pagina 39]
| |
De franciscanen uit een ander klooster rekenen mij onder hun begunstigers. Hetzelfde was het geval in Leuven en waar ik allemaal nog meer gewoond heb. Het is misschien onbehoorlijk als ik het over mijn vrijgevigheid heb, ook als ik een groot bedrag zou kunnen schenken; maar toch laat ik zien dat het mij niet ontbreekt aan de wil om goed te doen met het weinige dat ik heb. Dat zullen de mensen die mij beter kennen niet tegenspreken. Ik weet heel goed wat de meeste monniken voor plannen beramen en hoe driest ze tegen mijn reputatie tekeergaan. Toch stond ik nooit vijandig tegenover welke orde dan ook en rekende ik nooit de goeden aan wat de slechten hadden uitgebroed. Luther kondigde in een pas verschenen proloog aan de verborgen schanddaden van priesters en monniken bekend te zullen maken.Ga naar voetnoot35. Onmiddellijk schreef ik een brief aan hertog Johan van Saksen, waarin ik hem aanraadde de driestheid van de man in te perken.Ga naar voetnoot36. Zo'n hekel heb ik aan monniken! Nergens laat ik me iets van die schandelijke dingen ontvallen die je - helaas! - al te veel over hen hoort vertellen. Wel gaf ik tegen mijn zin enkele vermaningen die in mijn ogen nodig waren om het welzijn van de jeugd, de belangen van het eenvoudige volk en de reputatie van de monniken zelf veilig te stellen. Er is immers geen betere manier om de publieke gunst terug te winnen dan de manier waarop ze die verwierven. Toch moet er iets zijn wat zo velen onder hen tegen mij in het harnas jaagt. Dat is, als ik zo vrij mag zijn, in de eerste plaats hun logge verstand. Als een of andere rabbijn iets bij een glas wijn heeft beweerd, neemt iedereen het direct in zich op, alsof het een uit de hemel neergedaald orakel is, en wordt het meteen door koeriers die heen en weer snellen naar alle windstreken verspreid. Verder zijn degenen die bij hen de zaken regelen en ten koste van anderen hun eigen voordeel najagen, om geen andere reden boos op mij dan dat ze aan mijn boeken te danken hebben dat gegoede jongelui niet meer in groten getale hun fuik inrennen; dat er minder huismoeders zijn die hun hele vermogen aan hen toevertrouwen; dat er niet zo veel meer zijn die in een franciscaans habijt willen sterven. Tegen dit soort lieden hadden ze feller moeten uithalen dan ze tegen mij deden. Maar net zo goed als ik niemand met mijn advies in de richting van een dergelijk leven heb geduwd, zo zal er niemand naar voren komen die kan zeggen dat hij er bij enige gelegenheid toe is bewogen de gekozen leefwijze op te geven. Velen kunnen bevestigen dat ik soms ook mensen die twijfelden met aansporing en troost weer | |
[pagina 40]
| |
moed heb gegeven. Intussen ontgaat het mij niet wat er aan bezieling, talent, karakter in die spelonken levend begraven wordt. Theologen mogen nergens over klagen, behalve dat ik in mijn werk de sofistische theologie een veeg uit de pan geef, met reden, zoals zijzelf ook toegeven, maar zonder maat te houden, vinden ze. Doorgaans was er altijd een hechte vriendschap tussen mij en de meest gerespecteerde theologen en die zal er ook altijd zijn. Als mijn behoefte aan wraak even groot was geweest als hun behoefte om te beledigen, hadden ze allang gemerkt wat voor een meester ze hadden uitgedaagd! Maar ik blijf bij mijn principe: ik zal met weldaden zegevieren over de boosaardigheid van de slechten. Als de huidige generatie niet weet te waarderen wat ik voor haar gedaan heb, zal het nageslacht een billijker oordeel vellen. Als ook het nageslacht er geen weet van heeft of het niet erkent, is het nog altijd zo dat de wedstrijdleider Christus, voor wie we rennen, voor wie we strijden, voor wie we zweten, niemand zijn beloning zal onthouden. Wat betreft het feit dat ze bezorgd zijn voor hun burchten en ervoor waken dat er niets van mijn pennenvruchten binnendringt: dat laatste probeerden ze een aantal jaren geleden ook in Brabant en Frankrijk te bereiken, maar dan stiekem. Met dat doel misbruiken ze ook de biecht onder de jeugd. Daar zouden ze om twee redenen voorzichtig mee moeten zijn. Allereerst: hoe kunnen ze denken dat de jongelui hun mond zullen houden over de dingen die hun daar worden toevertrouwd? Vervolgens: wat verwachten ze? Dat iedereen hen meteen voor goden zal houden als ze mij gehaat hebben gemaakt? Er spelen andere dingen, er zijn andere dingen waar ze aan moeten werken, willen ze de onvrede onder de mensen wegnemen. Ik kan wel raden wat het scheldwoord is waarmee ze me zwart maken, waarvoor u het eufemisme ‘dogmatist’ gebruikt.Ga naar voetnoot37. Ze vinden het natuurlijk niet genoeg dat ik zeer dwingende en zeer gegronde redenen heb om mijn leven op een bepaalde manier in te richten, en dat het overeenkomstig het advies van uiterst wijze en integere mannen is en met de goedkeuring van de paus en mijn ordinaris, met instemming van meerderen, ondergeschikten en gelijken die hier mogelijkerwijs belang bij hebben, en met de goedkeuring van God en mijn geweten; ik moet ook nog tegenover elk van die lieden rekenschap afleggen omtrent mijn keuzes. De pausen legden Zúñiga al verschillende malen het zwijgen op.Ga naar voetnoot38. Adrianus vi getuigde in twee uiterst vriendelijke breven van zijn gezindheid jegens mij.Ga naar voetnoot39. Nooit deed ik een vergeefs beroep op de huidige paus, of het | |
[pagina 41]
| |
nu voor mijzelf was of uit naam van een ander. Twee keer zond hij mij een geschenk als eerbewijs.Ga naar voetnoot40. Ik stuur u een kopie van de laatste brief die de keizer aan mij richtte.Ga naar voetnoot41. Met mijn pennenvruchten maakte ik mij geliefd bij zoveel koningen, vorsten, bisschoppen, notabelen, geleerden, veelbelovende jonge mensen, maar die dikbuiken staan er niet bij stil hoezeer Camarina zich tegen henzelf zal keren als ze het in beweging brengen.Ga naar voetnoot42. Wat ik over de stichters van de eerste kloosters schreef, getuigde altijd van eerbied en - zo moge Christus mij genadig zijn - mijn gevoelens waren niet anders dan mijn woorden. Ik bedoel Benedictus, Dominicus en Franciscus, die ik altijd als vrome en God zeer dierbare mannen heb beschouwd, waarbij het niet uitmaakt hoeveel gelijkenis latere generaties met hen vertonen. Ik ben me ervan bewust, zeer geachte heer, hoeveel ik verschuldigd ben aan heel Spanje en vooral aan de mensen bij u in Burgos, met name aan de aartsbisschop van ToledoGa naar voetnoot43. en diens aartsdiaken,Ga naar voetnoot44. de aartsbisschop van SevillaGa naar voetnoot45. en andere belangrijke en geleerde mensen, die ik één voor één zou bedanken, niet alleen namens mijzelf, maar ook uit naam van de godsdienst en de studie, als mijn pennenvruchten zoveel bruikbaars te bieden hadden als u in uw vriendelijkheid daaraan toeschreef. Mij doet het in elk geval genoegen dat de oprechte vroomheid en de bestudering van de eervolste vakken in Spanje, ooit gevierd om zijn grote talenten,Ga naar voetnoot46. weer zo rijk beginnen te bloeien dat het succes nauwelijks ergens anders overtroffen wordt. Ik heb werkelijk met geen enkele Spanjaard ruzie. Tussen SanchoGa naar voetnoot47. en mij is het tot een verzoening gekomen; er is een wapenstilstand met Zúñiga en er is goede hoop dat we binnenkort vrede sluiten. Ik heb net enkele preken van Johannes | |
[pagina 42]
| |
Chrysostomus vertaald die nog niet eerder waren vertaald. Ik dacht aan een opdracht aan de zeer eerwaarde aartsbisschop van Toledo, maar ik besloot eerst aan vrienden te vragen wat zij hiervan vonden. Ik heb ze intussen opgedragen aan de koning van Portugal;Ga naar voetnoot48. vriendenGa naar voetnoot49. drongen daarop aan en er waren ook enkele andere redenen. Ik beschik ook over andere commentaren van Chrysostomus die nog door niemand zijn vertaald. Ik zal doen wat u aanraadt, mits u zo goed wilt zijn mij te laten weten wat uw mening is. Het ga u goed. Bazel, 30 maart 1527 U ziet het handschrift van iemand anders, maar omdat ik zoveel haast had, was ik bang dat mijn eigen gekrabbel een kwelling voor u zou zijn. Ik stuur een kopie van de brieven van de keizer, de kanselier en kardinaal Campeggi.Ga naar voetnoot50. Eveneens een paar plaatsen die ik in de Parafrasen had opgemerkt, die bijna allemaal door de slordigheid van de kopiisten en zetters zijn blijven staan.Ga naar voetnoot51. |
|