De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 13. Brieven 1802-1925
(2016)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
1804 Aan Thomas More
| |
[pagina 19]
| |
waar verschillende richtingen voor verdeeldheid zorgden, elkaar gingen aanvallen. Hij besprak de kwestie met enkele leden van het stadsbestuur, die vervolgens instemden. Overeenkomstig hun advies deed hij er dan ook het zwijgen toe. Ik genoot op dat moment de gunst van beide partijen; zelfs nu ben ik niet uit de gunst, behalve bij een paar minderwaardige figuren. Je moet namelijk weten dat ik nog beter een machtig koning voor het hoofd kan stoten dan iemand van het stadsbestuur hier. Gezien de huidige situatie en mijn gezondheid, is het niet mogelijk elders een veilig thuis te hebben, tenzij ik me aan koningen of andere vorsten of aan machtige steden onderwerp; want ik krijg heel wat uitnodigingen. Maar zo is mijn aard nu eenmaal: ik zie er minder tegen op te sterven dan als slaaf te leven. Verder is mijn gezondheid zodanig, dat ik er niet op durf te rekenen dat ik nog drie dagen te leven heb, als mij een levenswijze wordt opgedrongen die mij niet ligt. Bovendien word ik gevraagd door mensen van wie ik niet weet waar ze op uit zijn. Het is voor mij onmogelijk leider te zijn van enige partij die door mensen is gecreëerd. Ook wordt het tijd dat ik mijn spullen pak, omdat het moment nadert dat ik hier weg zal gaan. Wat heeft het voor zin te verhullen wat jijzelf heel goed weet: dat er talloze rekruten zijn die in dit type gevecht beter zijn dan ik? Want hoeveel aanleg ik ook zou hebben, het ontbreekt me aan enthousiasme en training. Er is niets wat ik zo verafschuw als dat soort oefeningen en ik ben er ook volstrekt niet in getraind. Ik zal het er niet over hebben dat de hele controverse eerder een kwestie van formulering dan van inhoud is en naar mijn idee ook niet bijzonder bijdraagt aan de vroomheid, als iemand dieper in die grot doordringt dan hij hoort te doen. Je ziet hoeveel mensen dit onderwerp behandelden om te pronken met hun vernuft en dat ook vandaag de dag doen. Maar goed, omdat je sympathie voor mij voelt, kun je niet tegen het overmoedige gedrag van bepaalde lieden, die juichen van vreugde alsof ik niet weet wat ik Luther moet antwoorden. Ik heb wel ergere dingen meegemaakt; zoiets onbeduidends leg ik moeiteloos naast me neer. Als het relevant is dat ik antwoord gaf, in de Diatribe en de HyperaspistesGa naar voetnoot4. wordt alles al weerlegd wat door hem aangevoerd kan worden. Hij heeft maar twee bastions: dat men door de wet niets bereikt behalve kennis of liever erkenning van de zonde, en dat het mensdom als geheel zo door de zonde van Adam aangetast is, dat zelfs de Heilige Geest daarin niets behalve kwaad weet te bewerken. Als | |
[pagina 20]
| |
Luther daaruit verdreven wordt, zal hij zwichten. Maar met welke wapens zal men hem verdrijven, als hij niets accepteert behalve de Heilige Schrift, die hij volgens zijn eigen richtsnoer interpreteert? Stel nu even dat ik in een gevecht van man tegen man tegen hem ben opgewassen: wat zou ik in mijn eentje kunnen uitrichten tegen zovelen? De enige hier die me steunt is Baer, maar hij is de worstelschool van de Sorbonne al een hele tijd ontwend; bovendien heeft hij het druk en maakt hij zich overal zorgen over, zodat er van zijn kant weinig hulp te verwachten is - al biedt de prettige omgang met een voortreffelijke vriend veel troost. Ik zou er althans één zijn. Maar zoals het nu is ben ik nauwelijks een half mens. Bedenk hoe weinig tijd ik overhoud als gevolg van mijn gezondheidstoestand! Bijna de helft daarvan wordt weer meteen in beslag genomen door brieven die uit alle windstreken komen aanvliegen, om over pamfletten niet te spreken, waarvan sommige persoonlijk toegestuurd, andere overal verspreid worden. Ook zal men niet gauw kunnen inschatten wat een werk ik heb gehad aan de vierde uitgave van het Nieuwe Testament die nu verschijnt, aan het herzien van de Adagia,Ga naar voetnoot5. verder aan de vertalingen van gedeelten uit Chrysostomus en Athanasius;Ga naar voetnoot6. en met hoeveel tegenzin ik de dwaze aantijgingen van Béda heb weerlegdGa naar voetnoot7. - en flink wat andere die de Parijse theologen in het geniep uitdenken. Dit alles was al verschenen, als Froben niet in tijdnood was gekomen. Ook heb ik aardig wat tijd gespendeerd aan het herzien van de ParafrasenGa naar voetnoot8. en Seneca;Ga naar voetnoot9. bij deze laatste auteur heeft die dwaas van een Nesen mij zeer teleurgesteld, een schandvlek die ik moet uitwissen voordat ik sterf. Stel nu dat het mij niet aan tijd of energie ontbrak. Als ik het onderwerp behandel zoals de monniken en theologen dat willen, die al te veel waarde toekennen aan menselijke verdiensten omdat dat geld oplevert, spreek ik mijn geweten tegen en werp ik bewust een schaduw over de glorie van | |
[pagina 21]
| |
Christus. Als ik mijn pen zo stuur dat ik enige waarde toeken aan de vrije wil, maar het meest aan de genade, stoot ik beide partijen voor het hoofd, zoals me bij de Diatribe is overkomen. Als ik Paulus en Augustinus aanhoud, wordt er maar een heel klein beetje overgelaten aan de vrije wil. Immers, in de twee boeken gericht tot Valentinus, die Augustinus schreef toen hij al op leeftijd was,Ga naar voetnoot10. houdt hij inderdaad vast aan de vrije wil. Maar hij geeft zo krachtige bewijzen voor de genade, dat ik niet zie wat er overblijft voor de vrije wil. Hij zegt dat werken die verricht werden vóór de genade doodGa naar voetnoot11. zijn, hij schrijft het aan de genade toe dat we ons bekeren, dat we goed willen doen, dat we goed doen, dat we volharden. Hij zegt dat de genade dit alles in ons bewerkt. Waar blijven dan de verdiensten? Hier loopt Augustinus vast; hij neemt zijn toevlucht tot de redenering, dat God ons zijn eigen goede werken aanrekent als verdiensten en in ons zijn eigen gaven bekroont.Ga naar voetnoot12. Is dat niet een mooie verdediging van de vrije wil? Ik zou niet tegen de opvatting zijn dat wij door louter natuurlijke kracht zonder buitengewone genade, de congruo (naar gepastheid),Ga naar voetnoot13. zoals zij dat noemen, voor genade kunnen zorgen, als dit niet tegen PaulusGa naar voetnoot14. in ging; trouwens, zelfs de scholastici aanvaarden deze opvatting niet. Laten we nu de risico's afwegen. De vrees bestaat dat sommigen hun streven naar goede werken overboord werpen als de vrije wil wordt ontkend. We bespeuren een Scylla, maar afschrikwekkender is de Charybdis er recht tegenover, dat we aan onze eigen kracht toeschrijven wat geheel en al te danken is aan de goddelijke vrijgevigheid. Als het onderwerp zich beperkte tot aardse aangelegenheden, zou ik met recht iets voor de aardigheid kunnen schrijven. Maar als het gaat om zaken die de vroomheid betreffen, is het niet verstandig een demonstratie van je retorische vaardigheden te geven. Maar ik moet mijn belofte over de Hyperaspistes inlossen. Die was allang ingelost, als de Parijse furiën mij niet tijdens dat karwei hadden verrast met een aanval. Want ik had al een flink stuk van het tweede gedeelte in één keer afgemaakt; als er geen andere dingen waren geweest, was het hele werk al verschenen. Maar ik besloot eerst die furiën het hoofd te bieden. Niet dat ik van plan ben voortdurend met hen strijd te leveren, of de hoop koester dat zoveel samengezworenen door mijn geschriften tot zwijgen gebracht kunnen | |
[pagina 22]
| |
worden, maar ik vond het belangrijk dat de hele wereld zou weten wat voor kolen er uit dat nest kwamen, terwijl we van die kant een werkelijk opzienbarende schat verwachtten.Ga naar voetnoot15. Tunstall denkt dat ik genade in hun ogen zal vinden, als ik geen aandacht aan hen schenk en een gevecht met de aanhangers van Luther aanga. Maar hij heeft het helemaal mis. Ik ken hun geheimenissen, ik ken hun karakter. Hun razernij zal niet stoppen tenzij vorsten hen met hun gezag beteugelen of de nieuwe generatie hen als zestigers van de brug werpt, zoals dat heet.Ga naar voetnoot16. Gesteld ten slotte dat ik niet naar mijn geweten luister en overeenkomstig hun wensen de pen opneem, wat zal mij dat opleveren? Ze zullen zeggen dat ik tot inkeer kwam en genoegdoening gaf door mijn woorden terug te nemen. Ik heb er integendeel geen moeite mee altijd voor ketter door te gaan als ik er ooit een was. Hoewel ik de eerdere situatie, met alle voor- en nadelen, boven deze wanorde prefereer, was het beslist nodig dat de wereld wakker zou schrikken uit de zielloze ceremoniën waarbij ze indutte. Ze klagen dat ik op verschillende dingen heb gewezen die de aanhangers van Luther zich toe-eigenen voor hun eigen zaak. Maar ze eigenen zich méér dingen toe uit de Heilige Schrift. Ik doe niets anders dan erop wijzen. Nergens droeg ik nieuwe ceremoniën aan of introduceerde ik nieuwe bepalingen. ‘Dit zweemt naar...’, ‘Dit zou aanleiding kunnen geven tot...’, ‘Dit lijkt te neigen naar...’: als je aan dit soort klachten gehoor wilt geven, komt er geen eind aan. Ik hoor mijn pen zo te sturen dat ik niet gedwongen ben om mijn woorden voor Christus' rechterstoel, waarvoor ik binnenkort moet verschijnen, terug te nemen. Waarom zou ik nu de wereld naar de mond praten, die mij zelfs niet met haar gunsten gelukkig kan maken? Als het een vrome zaak was, waarbij de overwinning naar Christus ging, zou ik daarvoor zelfs willen sterven. Maar nu zie ik dat er talloze harpijen klaar staan om Christus de overwinning afhandig te maken. Ik wens geen slaaf te zijn van hun begeerten. Ja, uit allerlei dingen leid ik af dat God de regisseur van dit turbulente toneelstuk is. Hij zond ons die zo verdiende kevers, vliegen en sprinkhanen.Ga naar voetnoot17. Hij zal ook voor de goede afloop zorgen, als wij onze manier van leven veranderen en onze toevlucht nemen tot de barmhartigheid van de Heer. Maar om weer op mijn onderwerp terug te komen: in deze tijd van rampzalige onrust, die het bijna onmogelijk maakt om ook maar iemand tevreden te stellen, had ik me voorgenomen ieder vrij moment te besteden aan het her- | |
[pagina 23]
| |
zien van mijn pennenvruchten en het vertalen van Griekse commentaren. Verder wilde ik een werk over de theorie van het preken afmaken, waar al een hele tijd om gevraagd wordt.Ga naar voetnoot18. Maar intussen ben ik ontrouw aan de Hyperaspistes. Men ziet mij als iemand die zijn belofte niet nakomt uit angst of onkunde: angst omdat ik niet durf, onkunde omdat ik het niet kan. Het is op geen enkele manier te vermijden dat ze iets aan te merken hebben. Ook zullen ze misschien, als ik met een antwoord kom, hoe doeltreffend ook, ergere dingen gaan zeggen. Je probeert me gerust te stellen: ‘Als ze je kwaad wilden doen, hadden ze dat al gedaan’. Welnu, ik kan je vertellen dat ze al begonnen zijn. Twee keer had die uitzinnige OttoGa naar voetnoot19. zijn nonsens uitgegeven en hij was doorgegaan, als ik er niet voor gezorgd had dat hij uit vrees voor het stadsbestuur van Straatsburg stopte.Ga naar voetnoot20. Een boekverkoper uit Worms, een zekere Schöffer, stuurde een in het Duits geschreven pamflet met spotprenten.Ga naar voetnoot21. Leo Jud, die eerst een anoniem pamflet had uitgegeven, liet weldra een tweede volgen, in het Duits geschreven, vol dreigementen;Ga naar voetnoot22. hij deed er een Latijnse brief bij in zijn eigen handschrift, nog giftiger dan het pamflet, in de veronderstelling dat ik direct met hem in het strijdperk zou treden. Ik schreef daarop aan een kennis van hem dat ik wegens andere bezigheden en mijn gezondheid geen tijd had voor het lezen van pamflet of brief.Ga naar voetnoot23. Daarin probeert hij mij doelwit te maken van de verontwaardiging over een dialoog waarin Julius in diskrediet zou worden gebracht.Ga naar voetnoot24. Ik zou niet aarzelen me- | |
[pagina 24]
| |
zelf te vervloeken als ik ooit iets uitgaf zonder mijn naam erbij. Als iemand die in de boeken bekend durft te maken (maar dat durven ze niet), kan ik op hevige verontwaardiging van de pausGa naar voetnoot25. rekenen. Zo gaat dat over het algemeen bij de mensen: hoe erger de beschuldiging, hoe groter de kans dat die serieus wordt genomen. Want mensen kunnen zich niet voorstellen dat iemand het lef heeft om dit soort zelfverzonnen praatjes naar een onschuldig persoon te slingeren. Denk nu aan de uitzinnige haat die sommigen tegen mij koesteren! Je kunt niets zo verschrikkelijks bedenken waaraan zij niet ogenblikkelijk geloof zullen hechten, zelfs als iemand met de beschuldiging van kindermoord of vergiftiging komt. Er is nog iemand anders, verreweg de diepst gezonken schuinsmarcheerder van allemaal,Ga naar voetnoot26. op wiens aansporing Hutten zo vreselijk tegen mij tekeerging.Ga naar voetnoot27. Hij maakt zij neigen onzinnigheden niet openbaar, omdat hij bang is voor de hertog van Saksen,Ga naar voetnoot28. wiens protegé hij ooit was. Pellicanus was begonnen te raaskallen, maar hem werd de mond gesnoerd.Ga naar voetnoot29. De vreesachtige Capito doet alles ondergronds; uit diens huis kwam Otto tevoorschijn om zijn pamflet uit te geven.Ga naar voetnoot30. Geregeld bereiken mij pamfletten en brieven vol insinuaties en dreigementen, onder gefingeerde namen; daar haal ik mijn schouders over op, waarna ik ze in het vuur werp. Kort gezegd is de meerderheid van de Lutherse partij ervan overtuigd dat het alleen door mij komt dat niet heel Duitsland het evangelie omarmt. Maar een aantal is bang dat ik flink om me heen zal slaan als ik word uitgedaagd; anderen hopen dat ik een keer genoeg krijg van al die haat die bepaalde monniken en theologen tegen mij koesteren, en naar hun kamp zal overlopen. Zo is de verhouding tussen mij en de aanhangers van Luther. De andere partij is met uiterste krachtsinspanning bezig om al mijn pennenvruchten uit de handen van de mensen weg te rukken. Dat was tot daar aan toe, maar het voorwendsel dat ze bedachten om hun optreden te verantwoorden, kan en mag ik niet over mijn kant laten gaan. Het zou de eerste stap zijn op weg naar volledige vernietiging van de literatuur. Over de tragedie in Spanje kun je lezen in de brief van Maldonado.Ga naar voetnoot31. Je moet je voorstellen dat zo'n zelfde of nog ergere tragedie zich in Polen afspeelde. De strijd verloopt via een sa- | |
[pagina 25]
| |
menzwering van de farizese volkjes. Hun senaatsbesluiten komen tot stand tijdens die synoden van hen, waar ze één keer per jaar samenstromen (wat hen niet verhindert intussen voortdurend langs alle streken van de wereld te snellen). Daar is besloten dat ze allemaal, ieder naar zijn beste vermogen, heimelijk of openlijk, mondeling of schriftelijk, de naam van Erasmus zo besmeuren dat iedereen de haren te berge rijzen. Ze hebben er alle vertrouwen in dat ze dit enorme karwei zullen klaren, omdat ze kunnen rekenen op talloze legers van tongen, op hun reputatie van heiligheid en ten slotte op de domheid van het volk. Want ze weten al uit ervaring hoe makkelijk het volk alle kanten op gedreven kan worden en hoe gewillig het toelaat dat het met trucjes om de tuin wordt geleid. Ze willen goed voorbereid zijn op hun taak. Daarom leren ze al wat het lot mij aan tegenspoed brengt, alle ‘door God gezonden rampspoed’,Ga naar voetnoot32. al wat ik in mijn leven heb gedaan wat de laster kan voeden, alles wat vijanden in hun boeken over mij hebben beweerd, elk gerucht uit de mond van iedere willekeurige kakelaar, uit hun hoofd. Ze hebben er een hele verzameling van. Die kennen ze als hun nagels en vingersGa naar voetnoot33. en dreunen ze bij elke gelegenheid op. Met deze middelen menen ze dat de overwinning hun niet kan ontgaan. Ook geef ik hun wapens in handen als ik tegen Luther strijd. Hutten heeft zich bij hen bijzonder geliefd gemaakt; ze vergeven hem graag dat hij hen had aangevallen, want de dienst die hij hun bewees door tegen Erasmus tekeer te gaan,Ga naar voetnoot34. maakte alles goed. Tegenover Luther zelf stellen ze zich veel milder op dan voorheen sinds hij zo brutaal tegen mij is uitgevaren. Dat ene pamflet dat door vier dominicaanse grappenmakersGa naar voetnoot35. in elkaar was gezet met een opdracht aan Lee, werd door de prior van de reguliere kanunniken van het Rood-Klooster bij BrusselGa naar voetnoot36. zo geweldig gevonden, dat hij het in het refectorium liet voorlezen bij wijze van bijbellezing. Maar ik heb de Leuvense theologen laten zien dat er in dat kleine boekje, afgezien van de buitengewoon vulgaire scheldwoorden, meer dan zeventig eclatante leugens stonden.Ga naar voetnoot37. Er zijn in Leuven verschillende duistere figuren die naar believen lelijke dingen over mij schrijven. Dat kunnen ze ongestraft doen, | |
[pagina 26]
| |
omdat de theologen een oogje dichtknijpen. Het brein achter al deze slinkse streken is mankepoot Latomus. Het was volgens zijn plan en advies dat Lee zijn broerGa naar voetnoot38. naar Parijs stuurde, zodat Béda ervoor kon zorgen dat het boekGa naar voetnoot39. werd afgerond. Want Lee was toen niet in staat ook maar één pagina op het gebied van theologie te produceren; ook is de stijl van verschillende passages honderd procent die van Béda. HijGa naar voetnoot40. kreeg voor elkaar dat Adriaan het pamflet van Reuchlin veroordeelde,Ga naar voetnoot41. hij zette Dorp tegen mij op.Ga naar voetnoot42. Want zowel Dorp als Atensis leidde hij als buffels bij de neus,Ga naar voetnoot43. nu eens met vleien, dan weer met dreigen. Toen hem bij keizerlijk edictGa naar voetnoot44. een verbod was opgelegd, droeg hij zijn taak over aan Béda en consorten. Want dit onheil brengende jong kwam uit hetzelfde nest.Ga naar voetnoot45. Hij kwam als een hongerlijder in lompen naar ons toe, maar vergaarde grote rijkdom en hoopt op een paar mijters. De monniken schakelen een aantal van dit soort lieden in om te zorgen dat ze niet als enigen alle verontwaardiging over zich heen krijgen. Louis de Berquin, zeer geliefd bij de koning,Ga naar voetnoot46. was opnieuw in de gevangenis geworpen, omdat hij een paar boekjes van mij in het Frans had vertaald. De bijeengebrachte punten - de ergste laster die er bestaat - bereikten mij in het geheim. Als hij die, in de vorm waarin zij ze vermeldden, wilde afzweren, mocht hij worden vrijgelaten en werden zijn pamfletten verbrand in plaats van hemzelf. Toen hij bij ieder punt een verstandig weerwoord had, begonnen ze mij verwijten naar mijn hoofd te slingeren, om de man toch nog zo van zijn belangstelling voor mij af te brengen. Als deze Louis niet zo verstandig was geweest om vooruit te denken, waren die dwaze verwijten in de verslagen terechtgekomen en had het ParlementGa naar voetnoot47. ervan geweten; dat was waar die krankzinnige commissarissenGa naar voetnoot48. op uit waren. Om een lang verhaal kort te maken: omdat het langs die weg niet lukte, hebben ze hem met | |
[pagina 27]
| |
drie monniken als getuigen tot ketter verklaard. Ik zal binnenkort zorgen dat ze weten van welk gehalte de bijeengebrachte punten zijn, al zal ik niet laten blijken dat ik op de hoogte ben van de herkomst. Als eerst het Parlement en daarna de koning hun gezag niet hadden laten gelden, hadden ze de man op de brandstapel gegooid. Ik kwam ook bepaalde opvattingen van de faculteit tegen, waarvoor betaald was - mijn hemel, wat voor opvattingen! Ze begrijpen vaak niet wat ik bedoel. Ze gaan luidkeels tekeer tegen mensen die weinig waarde hechten aan menselijke instellingen. Maar er zijn geen mensen te vinden die met meer overtuiging zowel menselijke als goddelijke instellingen veronachtzamen dan zij, zodra het in hun voordeel is. Daarbij geldt dat al wat zij willen heilig is.Ga naar voetnoot49. Theologen met wat meer verstand mijden Parijs. Anderen, die wat argelozer zijn, durven niet te protesteren tegen mensen die - vanzelfsprekend! - de zaak van het geloof behartigen. Cousturier werd het zwijgen opgelegd door de generaal van het kartuizer volkje,Ga naar voetnoot50. maar als het om het geloof gaat is hij niemand gehoorzaamheid verschuldigd. Ze zijn op dit moment bezig ik weet niet wat voor aanval op mij voor te bereiden; het lijkt wel alsof ze nooit zullen stoppen. Is er iets wat de brutaliteit van zulke monsters kan tegenhouden? Je krijgt Aleandro's pamflet nog.Ga naar voetnoot51. Het gaat zonder auteursnaam rond onder de pauselijke secretarissen. Alberto, prins van Carpi, richtte een heus boekwerk aan mij onder zijn eigen naam;Ga naar voetnoot52. op een heel vriendelijk manier en alles verzachtend met lovende woorden, maar intussen gooit hij de zaak van Luther op één hoop met de mijne en haalt hij fel naar mijn Parafrasen, de Zotheid en de literatuur uit. Ik heb de indruk dat hij mijn werk zelf niet gelezen heeft, maar alles op gesprekken met theologen baseert, met wie hij veel optrekt. Want hij wil als leek graag voor theoloog doorgaan en is buitengewoon met zichzelf ingenomen omdat hij een aristoteliaan zou zijn. In Rome heb je een dominicaan die de Zotheid aanviel,Ga naar voetnoot53. maar zo zot dat hij Zotheid zelve overtreft. Toch wagen ze het in Rome niet iets te drukken waarin Erasmus wordt aangevallen. Wat heb ik voor leven! De hoogste prelaten ter wereld zijn bang voor me en de meest verachtelijke mensen bespuwen me, werpen drek naar me en pissen tegen me aan. In Spanje heb je de theoloog | |
[pagina 28]
| |
Alonso,Ga naar voetnoot54. een benedictijner monnik, die me al twee keer zijn zeven Collationes stuurde, waarin hij met me omgaat zoals de soldaten met Christus.Ga naar voetnoot55. Soms heet ik ‘een orakel van goddelijke wijsheid’ of ‘drie-, viermaal eerwaarde vader’ en is hijzelf ‘een zeer liefhebbende zoon’; ook neemt hij - belangrijker nog - met gevaar voor eigen leven de verdediging van Erasmus in Spanje op zich, dat wil zeggen: hij doet mij een koningsmantel om, geeft mij een scepter, knielt voor mij en begroet mij met ‘Gegroet, rabbi’. Maar plotseling neemt hij een ander karakter aan en hoont, slaat, bespot, trapt, bespuwt hij en geeft hij steken onder water; iets brutalers en vulgairders heb ik mijn hele leven niet gezien. Soms laat hij zich zo door een soort hartstochtelijkheid meeslepen, dat het lijkt alsof hij buiten zinnen is. Ook vindt hij zichzelf geweldig geestig. Hij houdt een vurig pleidooi voor de monniken, alsof ik iets tegen ware monniken heb. Aan het slot van zijn werk probeert hij mij met schitterende complimenten en beloften ertoe te verleiden om, zoals ik andere streken met mijn aanwezigheid luister verschafte, ook Spanje een keer die eer waardig te keuren. Kortom, het boek is van dien aard dat de auteur krankzinnig moet zijn, of een heel handige grappenmaker, of volslagen zot, of gek van verlangen naar roem. In het laatste pamflet deed hij er nog wat stekeligheden bovenop. Daar mag ik troost zoeken terwijl ik worstel met mijn gezondheid en buiten adem ben van alle inspanning die de studie vergt! Ik weet dat alleen het lezen hiervan al vervelend voor jou is, maar je vindt het vast en zeker niet erg in ieder geval tot dit punt met je vriend mee te leven. Hoewel dit de situatie is waarin ik verkeer, zal ik je toch tegen mijn zin ter wille zijn, wat de gevolgen ook zullen zijn. Ik zal de Hyperaspistes afmaken en, als het niet verantwoord is het boek te publiceren, het met mijn eigen dienaarGa naar voetnoot56. naar je toe sturen, en wel op korte termijn, als zich een reisgenoot aandient. Ik heb zo'n vermoeden dat Het huwelijkGa naar voetnoot57. minder in de smaak viel bij de koningin, omdat het een discussie bevat over het losser maken van de huwelijksbanden. Ik had me voorgenomen dit er geheel buiten te laten. Maar mijn pen schreef het één terwijl mijn hoofd wat anders wilde. Er zijn mensen die gelo- | |
[pagina 29]
| |
ven dat de kerk tot wonderbaarlijke bloei zal komen als alles in de oude staat wordt hersteld. Ik ben bang dat het vrome wensen zijn. Ik bid om al wat vreugde geeft voor jou en je hele gezin. Je brief van 18 december bereikte me tegen het begin van maart, niet met degene die het bundeltje brieven van Tunstall bracht, maar afzonderlijk. Hoe dat kwam weet ik niet, behalve dat niets via Pieter Gillis kan lopen of dat monster uit GelreGa naar voetnoot58. krijgt er lucht van en bemoeit zich ermee; dat gaat al tien jaar lang zo: hij kwelt me indirect door misbruik te maken van het inschikkelijk karakter van die allervriendelijkste man. Ik heb geen oplossing. Bazel, 30 maart 1527 |
|