1120 Van Konrad Frick en Lorenz Effinger
Freiburg, 12 juli [1520]
Hartelijk gegroet. Degene die u, grote Erasmus en zeergeleerde held, deze brief overhandigt, een door en door prijzenswaardig en ondernemend man,Ga naar voetnoot1. heeft ons ertoe aangezet althans enkele woorden aan Uwe Verhevenheid te richten. Wij werden daartoe nog extra aangemoedigd door de u welbekende Zasius, die nooit moe wordt uw roem te verkondigen en van oordeel is dat u een vuur bent dat uit de hemel is gestolen en evenveel verering verdient als de spilfiguren uit de oude kerk. Bovendien werden wij daartoe uitgenodigd door uw even uitzonderlijke als bewonderenswaardige vriendelijkheid en welwillendheid, twee eigenschappen waarvan gezegd wordt dat u er met name over beschikt, naast talloze andere goddelijke gaven. Op het gevaar af onbeleefd te lijken hebben wij het daarom aangedurfd een beroep op u te doen en bevelen wij onze nooddruftige omstandigheden, die u uit het relaas van de heer Johann Salzmann duidelijk zullen worden, in alle oprechtheid in uw aandacht aan.
Tot op de dag van vandaag worden wij belaagd door de baron van Geroldseck,Ga naar voetnoot2. zonder enige rechtsgrond. Hij heeft, om niet over ergere dingen te klagen, onze onderdanen meermalen geweld aangedaan en ons daarmee bedreigd, en terwijl hij weigert het geschil aan een rechtbank voor te leggen, gaat hij te werk door ons te beledigen, te bespotten en te belasteren. Als onze doorluchtige koning ons niet volgens het recht tegen zijn onbeschaamdheid beschermt, en wel op krachtige wijze, zoals hij al begonnen is te doen, vrezen wij niet langer het hoofd te kunnen bieden aan de groep edelen die zich achter hem hebben geschaard en hun gewelddadige aanvallen. Wij vragen u, grote held, in deze aangelegenheid onze belangen te steunen; als u het niet anders kunt, dan althans in woord en geschrift, met vermaningen, bemoedigingen en aansporingen. Trekt u zich, geboren als u bent voor al het goede, al het verhevene en het heil van de mensen, onze rampspoed aan, die wij onschuldig ondergaan, en die door uw welwillende en weldadige hulp aan-