De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 333]
| |
Erasmus van Rotterdam aan Richard Pace, gegroetJe briefjeGa naar voetnoot1. werd me laat overhandigd, toen jij je paard al besteeg. Ik had graag met je willen praten, maar misschien krijgen we daar nog de kans toe. Ik feliciteer je van harte met je recente bevordering,Ga naar voetnoot2. al kan de fortuin je nooit een beloning geven die met je verdiensten overeenstemt. Mochten we elkaar niet kunnen spreken, dan wil ik je een zaak toevertrouwen die niet zozeer mij als de letteren betreft. Wat die vervloekte Lee in zijn schild voert, gaat mij immers niet persoonlijk aan, maar misschien wel jouw Britse vaderland. Ik ga ervan uit dat het jullie niet onverschillig laat of degene die de lof van Engeland zingt, een eervolle reputatie geniet. Ik ben me bewust dat Engeland op grond van mijn werk slechts weinig aanzien heeft gewonnen, maar Lee lijkt jullie zelfs dat weinige nog te misgunnen. De theologen hebben een nieuw werktuig verzonnen om het Drietalencollege mee te belegeren. Wat dit voor iets is, zul je vernemen uit een brief van More. Het ga je goed, uitzonderlijk beschermheer. Antwerpen, 1520 |
|