1114 Aan Luigi Marliano
[Leuven, ca. 21 juni 1520]
Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige vader Luigi Marliano, bisschop van Tuy, gegroet
Het verheugt mij buitengewoon, hoogwaardige vader, dat Uwe Hoogheid naar ons is teruggekeerd, anders zou ik aan het hof geen beschermheer hebben gehad nu Le Sauvage is overleden en Barbier nog niet is teruggekomen. Ik twijfel er immers niet aan dat u Erasmus in dezelfde geest zult blijven bejegenen als u tot dusver altijd hebt gedaan, iets wat u niet zozeer voor mij zult doen als voor de beste soort geleerdheid; aangezien ik die nadrukkelijk steun, zijn er velen die niets van mij moeten hebben. Ik stuur u de apologie waarin ik degenen van repliek dien die mij bij het volk hebben gehekeld omdat ik de vertaling In principio erat sermo heb gegeven.Ga naar voetnoot1. Alleen al hieraan kan men hun kwaadaardige stompzinnigheid leren kennen.
Drager dezes is Hutten, de welbespraakte ridder en strijdlustige redenaar, een jongeman met het hart op de juiste plaats, die uw genegenheid verdient, als ik me niet zeer vergis. Voor uw raad, even vriendelijk als verstandig, die ik uit een brief van Barbier heb vernomen, zeg ik u dank, en mijn bedoeling is die raad te volgen.Ga naar voetnoot2. Ik had bij Uwe Hoogwaardigheid graag mijn opwachting gemaakt, maar mijn gezondheid is nog zwak, want de hitte van