De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1113 Aan Philipp Melanchthon
| |
[pagina 324]
| |
ren. Telkens weer steken nieuwe monsters de kop op; onlangs nog Lee, niet alleen de zwakst begaafde, maar ook de giftigste van allemaal, in de wieg gelegd voor boosaardig gedrag en kwaadsprekerij tegenover iedereen. In Engeland geniet hij de steun van twee stompzinnige abtenGa naar voetnoot1. en de minderbroeder Standish, die nu bisschop is geworden en in mijn Adagia ter sprake komt.Ga naar voetnoot2. Zij hebben een zekere kartuizerGa naar voetnoot3. opgestookt, een jongeman gespeend van enige geleerdheid, maar een duivelse huichelaar, geheel en al een tweede Lee. Tegen mij schrijft hij als een viswijf en tegen Lefèvre als een waanzinnige, nog verder heen dan Orestes. Briart is gestorven, om geen andere reden dan dat hij niet tegen het tumult was opgewassen. Jacques Masson had een groot aandeel in dit kwaad en dat heeft hij nu nog steeds, want hij is vastbesloten hier de lakens uit te delen. Over Luther wordt van alles verteld. Ik steun hem zoveel als het gaat, ook al wordt mijn streven overal in verband gebracht met het zijne. Het had weinig gescheeld of zijn boeken waren in Engeland verbrand. Door een brief te schrijven aan de kardinaal van York heb ik dat tenminste kunnen voorkomen;Ga naar voetnoot4. ook heeft deze op mijn aansporing in het openbaar zijn stem laten horen om het zwijgen op te leggen aan het domme gestook bij het volk, met name door Standish, die er zelf bij aanwezig was. De kardinaal steunt de betere studiën. Er is niets in Luther wat hem stoort, behalve dat hij ontkent dat het primaatschap van de paus stoelt op het goddelijk recht. Degenen die Luther steunen - en dat doen zo ongeveer alle goede mensen - zouden willen dat hij over sommige zaken op een vriendelijker en gematigder toon had geschreven. Maar het is nu te laat om hem daartoe te bewegen. Het laat zich aanzien dat er narigheid van komt. Ik bid dat de affaire uiteindelijk tot de glorie van Christus zal strekken. Misschien is het noodzakelijk dat de ergernissen komen,Ga naar voetnoot5. maar ik wil daarvan niet de aanstichter zijn. Dat de plannen van die lui des duivels zijn, zie ik maar al te goed: hun enige bedoeling is Christus te onderdrukken en in zijn naam de scepter te zwaaien. Beveel me aan bij de heer Luther en al je vrienden. Dit heb ik geschreven tijdens een ziekte, omdat er onverwachts een bode beschikbaar was. Leuven Je Erasmus | |
[pagina 325]
| |
De repliek van Luther op zijn veroordeling door de Keulse en Leuvense theologenGa naar voetnoot6. is me uitstekend bevallen. Eindelijk zijn zij begonnen zich te schamen over hun overhaaste uitspraak. Ik had gewild dat mijn naam er niet in was genoemd, want dit is hinderlijk voor mij en helpt Luther niets. Hutten is hier en zal binnenkort naar het hof van Karel vertrekken, maar er is geen hof waarvan die bedeltirannen zich geen meester hebben gemaakt. Nogmaals gegroet, allerbeste Philipp. |
|