De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige vader in Christus heer Thomas, kardinaal-priester van de titelkerk Santa Cecilia, aartsbisschop van York, primaat van Engeland en grootkanselier van het gehele koninkrijk, gegroetDikwijls heb ik mij afgevraagd welke vrucht van mijn studiebezigheden zou beantwoorden aan uw voornaamheid, die mij er tot dusver van heeft weerhouden enig werk van mij aan u te durven opdragen,Ga naar voetnoot1. om uiteindelijk in te zien dat mijn gepieker onzinnig was, en dat om twee redenen. Ten eerste bieden mijn stijl en mijn verbeelding, zelfs als ik me zou afbeulen, hoe dan ook niets wat uw grootheid zou kunnen evenaren, of men nu kijkt naar uw hoogwaardige positie, uw geestelijke gaven die met die hoogwaardigheid in volkomen overeenstemming zijn, of de weldaden waarmee u in uw goedgunstigheid niet zozeer mij overlaadt als de studie van de schone letteren en de ware theologie; ten tweede bent u er hoe dan ook de man niet naar die de gewoonte heeft de waarde van een boek eerder af te meten aan de omvang | |
[pagina 321]
| |
dan aan het nut ervan. Welnu, hoewel ik het werk aan de parafrasen, bedoeld om althans de authentieke brieven van Paulus uit te leggen, nog niet had volbracht, moest ik met mijn reeds afgematte krachten de strijd aanbinden met jaloerse lieden, maar nadat ik hen met een inderhaast opgeroepen strijdmacht had verdreven, heb ik met behulp van diezelfde troepen het werk aangevat aan de twee brieven van de apostel Petrus en de ene van Judas, intussen in overweging nemend dat hetgeen men aan goden of hooggeplaatste personen aanbiedt, veeleer gepast moet zijn dan evenwaardig, zoals het in de oude tijden absurd zou hebben geleken als iemand honderd ossen aan de muzen zou hebben geofferd, of een klimopkrans aan Mars. Het leek mij dan ook zonder meer passend dat aan een zo uitnemend hoeder van de godsdienst als u Petrus ten deel zou vallen, zelf een onvergelijkelijk leider van de christelijke godsdienst, zodat de zuivere, waarlijk evangelische leer, die onder diens leiderschap is geboren en zich heeft verbreid, door uw vroomheid, die zich dagelijks meer en meer doet voelen, wordt hersteld nu zij enigermate in verval is geraakt. Het ligt immers in de natuur van de menselijke aangelegenheden dat ze zich altijd ten kwade ontwikkelen, tenzij wij ons grote inspanningen getroosten om ze in een andere richting te duwen. Als de moeilijkheid van een werk iets toevoegt aan de waardering die het afdwingt, kan ik stellen dat mijn taak heel wat lastiger was dan de omvang van de uitgave laat vermoeden. Dit komt deels doordat de stijl van Petrus veel ingewikkelder is dan die van Paulus, deels doordat men slechts weinig steun ontvangt van oude commentaren. Wat men namelijk aantreft in de zogeheten Glossa ordinaria,Ga naar voetnoot2. is woordelijk overgenomen uit de commentaren van uw landgenoot Beda, onge twijfeld een redelijk geleerd en zorgvuldig man, voor zover dat mogelijk was in de tijd waarin hij leefde; hierbij is bovendien een zonderlinge werkwijze gevolgd. Een deel van zijn commentaren is naar de marges afgevoerd, een ander deel is ondergebracht in de ruimte die de verzen van de brief van elkaar scheidt. Van de titel was nauwelijks een spoor te bekennen, waarom weet ik niet. Overal in de brieven komen passages voor die een aandachtige, behoedzame lezer vergen. In de eerste brief bijvoorbeeld als het gaat over Christus, die in de Geest predikte tot de geesten in de gevangenis die eertijds ongehoorzaam waren,Ga naar voetnoot3. en over het evangelie dat ook aan de doden wordt verkondigd.Ga naar voetnoot4. In de tweede brief als het gaat over de gevallen engelen die tot het | |
[pagina 322]
| |
oordeel worden bewaard,Ga naar voetnoot5. over het lasterlijk oordeel dat ook de engelen niet tegen zichzelf voortbrengen (al heb ik die passage, waaraan Beda voorbijgaat, anders opgevat),Ga naar voetnoot6. over de aarde uit het water en in het water bestaandeGa naar voetnoot7. en over de hemelen en de elementen die brandend zullen vergaan:Ga naar voetnoot8. deze passages hebben velen aanleiding gegeven tot dwalingen. In de brief van Judas als het gaat over het oordeel van lastering,Ga naar voetnoot9. een passage waarvan wordt aangenomen dat ze aan het apocriefe boek Henoch is ontleend, waaruit even verderop een profetie wordt aangehaald,Ga naar voetnoot10. hoewel nergens te lezen staat dat hij iets heeft geschreven. De reden waarom ik deze brief heb toegevoegd, is dat hij een opvallende overeenkomst vertoont met de tweede brief van Petrus, niet alleen in stijl en opvatting, maar ook in taalgebruik, alsof hij van sommige zaken uit die tweede brief een uitleg verschaft,Ga naar voetnoot11. iets wat bijvoorbeeld geldt voor de passage over het oordeel van lastering. Over de eerste brief van Petrus heeft nooit twijfel bestaan. Wel over de tweede, ook al maakt die melding van de Gedaanteverandering,Ga naar voetnoot12. waarvan niet meer dan drie discipelen getuigen waren. Als hij niet van Petrus is, moet hij dus van iemand zijn die zich voor Petrus wilde laten doorgaan. De brief van Judas heeft pas laat gezag verkregen, omdat die een verwijzing bevat naar het zogeheten boek Henoch, waarin, naar men zegt, sommige dingen staan die weinig in overeenstemming zijn met de katholieke leer. Maar wat is er op tegen bij gelegenheid materiaal over te nemen uit apocriefe geschriften, zoals Paulus een uitspraak van Epimenides aanhaalt?Ga naar voetnoot13. Overigens, aangezien Petrus in de eerste brief getuigt dat hij die liet schrijven door SylvanusGa naar voetnoot14. en in de tweede openlijk verklaart dat het om zijn tweede brief gaat, met de woorden: ‘Deze tweede zendbrief, geliefden, schrijf ik nu aan u’,Ga naar voetnoot15. zie ik niet hoe men de zaken kan verklaren tenzij de tweede brief niet van Petrus is, of dat Sylvanus die heeft geschreven in opdracht van Petrus. Als de | |
[pagina 323]
| |
tweede brief door Petrus zelf is geschreven, lijkt het erop dat hij er drie heeft geschreven, waarvan de eerste verloren is gegaan. Over tijd en plaats is niets met zekerheid bekend, al wordt verondersteld dat de eerste brief ten tijde van keizer Claudius in Rome is geschreven, dat aan het slot Babylon wordt genoemd.Ga naar voetnoot16. Maar om te voorkomen dat het voorwoord langer wordt dan het werk zelf: het is mijn grote wens dat de vrucht van mijn arbeid, mocht deze het op enige wijze verdienen, door Uwe Hoogwaardigheid openlijk wordt aanbevolen aan het leergierige publiek. Niet dat ik bij Uwe Hoogheid iets voor mijzelf probeer te verkrijgen, want eerzucht heeft nooit in mijn aard gelegen en ik heb er nu ook de leeftijd niet meer voor, maar de gunst en de goedkeuring van hoogwaardigheidsbekleders roept geestdrift op bij de leergierigen en spoort hen aan. Naast de vele uitmuntende geleerden die uw Engeland reeds telt, groeit er onder uw welwillend toezicht een groot aantal veelbelovende jongeren op die eens nog grotere werken zullen verrichten, en bovendien op gelukkiger wijze, als de windvlaag van uw begunstiging hun ijver aanwakkert. Waren onze inspanningen er voortaan maar op gericht menselijke geesten te winnen voor de beste studies, met bondigheid en verstaanbaarheid als lokmiddelen, in plaats van de beste geesten te vervreemden van de beste zaken doordat we proberen wonderlijk geleerd te lijken door zo ingewikkeld en uitvoerig mogelijk te schrijven! Ik twijfel er niet aan dat zeer vele anderen dit met groter succes zullen doen, maar er zijn er niet zoveel die hierbij meer vroomheid aan de dag zullen leggen dan ik. Als Uwe Hoogheid doorgaat met wat u begonnen bent en deze heilige pogingen blijft begunstigen, zult u zowel bij God de hoogste roem vergaren als een buitengewoon eervolle herinnering nalaten aan het nageslacht. Moge de almachtige Christus u zo lang mogelijk in goede gezondheid voor ons bewaren. |
|