De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1111 Aan Juan Luis Vives
| |
[pagina 318]
| |
schone letteren genieten pas de eer die hun toekomt wanneer ze als een smaakmaker aan andere, ernstiger disciplines worden toegevoegd. Overigens verbaas ik mij er dikwijls over dat terwijl zowat alle universiteiten ter wereld tot inkeer lijken te zijn gekomen en zich toeleggen op een zekere soberheid, men alleen in Leuven mensen aantreft die zich met hand en tand tegen de betere literatuur verzetten, temeer daar zij ook in het sofistische soort geleerdheid niet bijzonder uitblinken. De hoogwaardige John, bisschop van Rochester, een ware bisschop en een ware theoloog bij uitstek, vertelde mij drie jaar geleden dat aan de universiteit van Cambridge, waarvan hij de permanente kanselier is (zo noemen zij namelijk de hoogste, permanente bestuursfunctie van die instelling), in plaats van sofistische haarkloverijen tegenwoordig sobere, zinvolle disputaties onder de theologen worden gehouden, waaruit ze niet alleen als geleerdere, maar ook als betere mensen te voorschijn komen. De universiteit van Oxford bood, door toedoen van sommige monniken, aanvankelijk enig verzet, maar het gezag van de kardinaal en de koning heeft de weerstand gebroken van degenen die deze vermaarde, eeuwenoude universiteit een zo groot goed wilden ontzeggen.Ga naar voetnoot2. Over Italië hoef ik het niet eens te hebben, want daar hebben die studiën altijd de boventoon gevoerd en zelfs bijna het rijk alleen gehad, als men de geneeskunde en de rechtsgeleerdheid niet meerekent. De universiteit van Alcalá heeft haar naamsbekendheid nergens anders aan te danken dan aan haar omarming van de talenstudie en de schone letteren; haar voornaamste boegbeeld is de oude Antonio de Nebrija, die het beslist waard is vele Nestors te overleven. In Duitsland zijn er bijna evenveel universiteiten als er steden zijn. Daarvan is er bijna geen die niet met hoge salarissen hoogleraren in de talen aantrekt. In Keulen zijn om onduidelijke redenen de beschaafdere studiën nooit in tel geweest, omdat daar, naar men mij vertelt, de dominicaanse en franciscaanse scharen het voor het zeggen hebben. In elk geval heeft iedereen die wilde, daar altijd de vrijheid gehad te doceren, ook tegen betaling. Maar dan Leuven - met wat een kabaal verhinderen de bestuurders daar dat iemand onderwijs aanbiedt in enige eerbare wetenschap, zelfs al is het gratis! Op hoeveel manieren is hier niet samengespannen tegen een zaak die niet alleen de universiteit, maar het hele land in hoge mate zou sieren en tot nut zou zijn! Men haalde een reglement uit de oude doos weer te voorschijn, men beriep zich op het gezag van de hele academische gemeenschap en smeekte het koninklijk hof om bijstand, wereldlijke magistraten werden te hulp geroepen en uiteindelijk kwam de sterke arm der wet eraan te pas. Geen steen werd op de andere gelaten, geen middel bleef onbeproefd. Van die heisa was jij niet alleen getuige, je was er ook persoonlijk bij betrokken. | |
[pagina 319]
| |
Al die beroering had slechts tot doel te verhinderen dat iemand het universitaire onderwijs vooruit zou helpen met behulp van de schone letteren, en dat terwijl de betreffende hoogleraren niet alleen zaken doceerden die in alle opzichten eerbaar waren, maar ook van een zo onberispelijke levenswandel waren en zo ingetogen college gaven dat men soms in preken dingen te horen krijgt die minder tot de goede zeden bijdragen. In Parijs stond het Fausto vrij te doceren over alle dichters die hij wilde, tot aan de flauwekul van de PriapeiaGa naar voetnoot3. toe, en dat op de manier die we van hem kennen, om niets anders te zeggen. Maar in Leuven kreeg Nesen geen toestemming college te geven over de Geografie van Pomponius Mela.Ga naar voetnoot4. Rome zelf en Milaan, om van de overige universiteiten te zwijgen, dingen met reusachtige beloningen naar de gunsten van degenen die talen doceren. Wij daarentegen hebben het Drietalencollege, opgericht dankzij de vrijgevigheid van de familie Busleiden, met alle mogelijke middelen en een niet te overtreffen ijver bestreden, terwijl het de belofte in zich droeg elke soort studie evenzeer tot nut te strekken als het luister zou bijzetten aan het hele machtsgebied van de keizer. En toch betwijfel ik of ergens ter wereld de schone letteren krachtiger bloeien dan hier, zodat het waarachtig lijkt of ik voor me zie gebeuren wat Horatius beschrijft, ‘Hard als een steeneik’Ga naar voetnoot5. enzovoorts; het vervolg ken je wel. Overigens, wat betreft je opmerking dat velen daarginds hoog opgeven van mijn werken, erken ik weliswaar de generositeit die het Franse volk mij toedraagt, maar toch vrees ik dat je hierin beslist je eigen gevoelens voor mij hebt laten meespelen. Ik ben bang dat het me eens zal spijten Frankrijk te hebben versmaad, dat mij zo dikwijls op zulke aanlokkelijke voorwaarden heeft willen verleiden. Maar ik weet niet welke boeien het zijn die mij hier vastketenen; het meest word ik nog weerhouden door degenen wier haat mij zou kunnen verdrijven. Ik mag het strijdperk niet verlaten en nooit komt er een eind aan het gevecht. Niets anders heeft mij ertoe aangezet naar Leuven te verhuizen dan het gezonde klimaat en de bekoorlijke omgeving, maar het lijkt erop dat ik in een heus wespennest ben terechtgekomen. Budé, aan wie jij volkomen terecht de hoogste lof toekent, prijs ik naar gewoonte soms bij mijn Duitse vrienden aan tot ze er jaloers van worden. Aangezien ze niet kunnen ontkennen dat hij in elk literair genre uitblinkt, plegen zij aan te komen met het argument dat hij weliswaar de beste is, maar in Frankrijk alleen staat. ‘Maar juist in dit opzicht,’ zeg ik dan, ‘is Frankrijk | |
[pagina 320]
| |
verheven boven ons Duitse vaderland, dat niemand heeft die de gelijke is van Budé, hoewel het vele geleerden herbergt van een gemiddelde ontwikkeling en sommigen die de middelmaat te boven gaan.’ De schermutselingen die er tussen ons zijn geweest, ben ik allang vergeten, laat staan dat ik er wakker van zou liggen. En tegenover Lefèvre is mijn houding zodanig dat ik niet graag iemand zou horen die iets anders over hem verkondigt dan toekomt aan een buitengewoon rechtschapen en geleerd man. De hoogwaardige kardinaal de Croy, die mij om tal van redenen bijzonder dierbaar is, ben ik nu bovendien genegen omdat hij jou naar ons heeft teruggebracht en heeft behoed voor het gevaar van een indigestie. Het ga je goed, zeergeleerde Luis, en zorg ervoor dat ik je hier zo snel mogelijk monter en vergenoegd kan terugzien. Leuven, [1521] |
|