De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 7. Brieven 993-1121
(2010)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1109 Van Hermann von dem Busche
| |
[pagina 314]
| |
bent in je eentje meer dan voldoende opgewassen tegen het hele leger van de barbaren, niet tegen Lee alleen. Moge Christus jou voor ons bewaren, uitzonderlijk groot man, geboren voor het algemeen welzijn van iedereen die met de geleerdheid is begaan. Dat hij dit zal doen, is iets wat ik me met des te meer vertrouwen voorspiegel omdat hij geheid wraak neemt op alle kwaadsprekers, in het bijzonder op degenen die in naam en onder het mom van de religie niets anders doen dan alle ware religie te gronde richten. Jouw eerste twee boeken had ik al gelezen nadat ik ze bij toeval had aangetroffen in Worms. Daaruit had ik opgemaakt dat je nog een derde boek zou toevoegen. Ik zal dat dan ook gretig gaan lezen als ik weer thuis ben, en bovendien zal ik om die reden mijn terugkeer aanzienlijk verhaasten. Ik heb je deze brief in de gauwigheid geschreven, al ben ik overigens evenmin een zeer begaafd schrijver wanneer ik er alle tijd voor neem; wees daarom zo goed af te zien van kritiek. Hou je taai, tot schaamte van Lee, het liederlijkste creatuur dat op twee benen rondloopt, als hij tenminste over genoeg fatsoen beschikt om zich te kunnen schamen. Ik schrijf je vanuit Mainz, ten huize van de hoogedele heer Marquard von Hattstein, die alle geleerdheid en alle geleerden een warm hart toedraagt, jou en Reuchlin in het bijzonder. Hij heeft me gevraagd jou zijn zeer beleefde groeten over te brengen en hij beveelt zich niet minder eerbiedig bij je aan dan hij bij een paus zou doen. Groet ook daarginds Nesen en Maarten van Dorp namens mij; op de laatste ben ik ten zeerste gesteld nu ik heb begrepen dat hij jou in zijn hart heeft gesloten. Genoeg gezwetst nu. Nogmaals vaarwel. 5 juni, voor zonsopgang |
|